Mijnheer,
Gisteren ontfing ick die van uE. van den derden Maert2 met eene aen Constans3.
Soo Manlius4 van hier vertreckt, meen ick, dat sulcx geen quaed en sal doen aen Justinus'5 saecken.
De Lelyman, die hier is6, heeft weinig hoope met Vindex7 iet te doen voor Tibullus8. Bij Latou9 werdt op Perleus10 te seer gelet. Cantuariensis11 heeft
46
aen Alexanders man alhier12 geschreven, dat hij hoopt Tatianus' man13 wijser sal doen dan dat hij in 't stuck Seldeni14 de penne soude willen gebruicken voor soo ondancbaere.Van Lunenburg15 en is niet waer, dat uE. schrijft, daer geseit te werden. Van den landgraef16 is men in twijffel. Dat Claudius17 hem soude verclaeren, houde ick boven apparentie.
Van de zeeslagh bij Diepen sijn de geruchten hier seer divers ende hebben dan d'eene, dan d'andere tijdinge van Rouaen becomen.
Wilt doch staedigh aenhouden, totdat wij een einde becomen van Caesar18, ende oock mijne papieren mij doen wederhebben.
Wij hebben hier hertogh Bernhard19, die hem bij den coninc20 gedeckt heeft, ongelast vresende, dat het hem niet belast en soude werden, omdat men hem niet en hout voor souverain, gelijck men doet die van Parma21, dewelcke nu is vertrocken met schenckagie, geëstimeert op hondert duisent croonen. De Fransoisen hoopen door haere beleefdheden het casteel van Plaisance in handen te crijgen.
Hertogh Bernhard siende, dat sijn volck seer verlopen is, soude garen verstercking becomen uit Engelant ende van mijnheer de rijcxcancellier22.
Den marescal de Chastillon23 gaet nae Picardië, meer om de frontière te beschermen dan om iet aen te tasten.
De nieuwe seventien regimenten, die hier bij de provinciën souden werden aengenomen, gaen traech voort. Pralijn24, een Fransche overste, hem wat te onverdachtigh met 800 man avontuyrende, is bij den marquis de Leganes25 omsingelt ende geslagen, doch door de comste van den mar. Créquy26 selffs ontcomen. Créquy soude oock geslagen sijn geweest, 't en waere den vijant bedrogen waere geweest door het geruchte van dat hij met veel meer volcx aenquam als waer was. 't Schijnt, dat men hier de meeste macht van het rijck wil wenden nae Italië.
Tot Parijs, den 21 Maert 1636.
47
Daer comt tijding, dat Elsas Zabern bij Gallas om de pest ende honger is verlaeten.
Mijnheer rijcxcancelier heeft mij doen weten, dat hij mijne soon27 daer wil houden. Gebruict hem in de latijnsche brieven. Heb niet goed gevonden, dat hij op qualiteit ofte loon soude staen, maer hem selve bekent ende aengenaem maecken.
Wilt mij laeten weten, off het waer is, dat men hier seit, dat Hanno28 hier comt, in plaets van Manlius. Ick wenschte het.
Den overste Waerdenburg29, die in Farnembuc geweest is, heeft mij besocht. Soect hier betaeling van groote somme, vordert niet veel.
Adres: Mijnheer Mijnheer Reigersberg, raedt in den Hoogen Raide in Hollant in Den Hage.
In dorso schreef Van Reigersberch: Broeder de Groot, den 21 Maert 1636 wt Paris. Hartoch Barent niet gewacht tot hem gelast wiert te decken; Parma vertrocken met schenkagiën geëstimeert hondert duisent croonen; den heer rijxcanceler heeft sijn soon bij hem willen houden.