Mijn Heer,
Den snellen oostenwint doet mij desen senden den ordinaris wech, anders soude hij hebben gegaen onder couverte van Aelianus2. Het cijfer heb ick op gisteren wel ontfangen, waervan ick mij voortaen sal dienen.
Met Caesar3 ben ick noch even naer; dan naer het scheyden van de vergaderynge sal ick trachten een eynde te crijgen.
Met Numerianus4 yet te doen vinde ick in dese constitutie van saecken t'eenemael ongeraden.
Op Calaber5 is geen fundament te maken, cinq6 off six7 van Cimons8
31
volck9 ende Uffo10 doen alles11. Suenno12 denckt op niemant als op siin selven13. Apud Nordianum14 plus quaerimoniarum quam virium. Indien Asmundus15 yet van Urbanus16 verneempt, heeft belooft het met Golilas17 te communiceren.Wat Dagerus18 Vilmerus19 heeft raeckende Magog20 geproponeert, sal uEd. hebben verstaen; de propositie heeft Humult21 aengenomen te senden. Veele vresen het daer22 niet door (?) sal23 bliven24. Off het crijsvolck sal werden gecontinueert, is noch niet finalijck geresolveert, doch twijfele niet, ofte sal geschieden, hoewel Hollant liever anders hadde gesien ende tot het gelt geen raet en weet.
Den generael Wrangel25 heeft Brandenburge moeten quiteren, Berlin ende Sweits verlaten, ende sijn de keysersche26 seer sterck wt Slesiën onder het commandement van den grave van Mansvelt27 in Pomeren gecommen. Gallas28, Hatsvelt29, Gotsen30, Picolomini31, Ian de Waert32 sijn in aentocht naer den generael Bannier33, die in ende ontrent Erffurt met sijn leger leyt, sterck, soo men gist, in de twintych duisent mannen, ende hoewel ongelijck minder als de keysersche, die hem gaen besoucken, apparent nochtans haer sal verwachten, alsoo hem retirerende gebreck soude vinden van alles ende sijn leger vanselffs dissiperen.
De ministres van de Croon hebben weynych contentement, nu sij met haer
32
macht de keyserse wt Vranckerijck ende van elders hebben doen retireren ende op haren hals gehaelt, andere dat aensien sonder eenyge hulpe te toonen.Veele vinde ick hier mede van opinie, dat Engelant hem op d'een ofte d'ander wijse sal laten contenteren, ende meenen, den Nederpals sal werden gerestitueert ende een nieuw electoraetschap gegeven met eenyge landen, bij den keyser te assigneren. Voor desen staet is van dat rijck niet goets te wachten. Wat resolutiën hier daertegens sijn genomen, sal Beria34 uEd. mede deelen, op wien ick mij voortaen diergelijcke saecken aengaende t'eenemael sal verlaten, want hij door intercessie van Sagillus35 aen alles ende seer tijdelijck wert geholpen. Hij en versuympt oock niet bij alle occasiën Tanansius36 te gebruycken, die bij veele heel goet acces vint.
Gert37 gaet met Iovinianus38 in groote confidentie, ende toont in allen deele Golilas39 wel te willen ende groote opinie van hem te hebben. Ende alsoo ick nu uyt verscheyde van uEd. brieven hebbe gesien, dat Sigthunius40 wel genegen soude sijn bij Humult41 sijn outsten sone42 als edelman te laten gebruycken, ende mogelijck hij dan, onder de oogen van Sibdagerus43 leevende, dit hoff ende den staet kennen, hem tot neersticheyt ende meerder opmerckynge soude begeven, soo hebbe ick goet gevonden hetselve in sulcker vougen smaeckelijck te maecken, dat hij lust daertoe crijgende ick garen Sigthunius44 het soude voorder dragen seggende wel te weten, dat Sigthunius45 Humult46 sooveel estimeert, hij hem niet garen yet soude weygeren, ende te meenen, hij seer soude connen werden door den soon gedient in de Franse ende latijnsche tale. Waerop oock is gevolcht, dat Humult47 heeft getoont wel daertoe gesint te sijn, ende ick hebbe geseyt sulckx uEd. over te sullen schrijven, alsoo ick hem in alles vrienschap wil doen, soodat uEd. Sigthunius daervan sal konnen spreecken ende, in gevalle van die meenynge noch is, gelijck niet vremt soude wesen, soo mach hij mij door uEd. laten weten van mij te hebben verstaen de goede genegentheyt, die Humult hem toedraecht, ende dat ick oordeele, dat hem niet onaengenaem soude sijn, indien Sigthunius sijn soon eenygen tijt als edelman bij hem wilde laten ende dat hij, Sigthunius, hem, Humult, vrienschap souckende te doen, sijn soon presenteert tot sijnen diensten, te weten om te gebruycken in qualiteyt als Sigthunius sal verstaen te behooren.
Wat nu Craeyenburch48 belanckt, dan bekenne ick dat ick mede ben ver-
33
legen. Uiit49 dat van50 Campe51 kan Felix52 oordeelen, wat53 van54 Gelhar55 is te wachten. Bij Nordianus56 ende Cimon57 is niet te doen; dan met Suenno58 kan het wederom veranderen, maer wat seeckerheyt heeft dat om daerop te raden? Knuyt59 disponeert van Domalder60; reliqui volitant sicut umbrae61. Irenaeus62 is evenwel van opinie, dat men Suenno63 moet onde[r]houden64.De voorleden weecke heeft den raetpensionaris Cats65 twee notable misslagen gedaen, die hem weynych reputatie ende gunste sullen veroorsaecken; want alsoo hij in de vergaderynge van Hollant, met goetvinden, soo hij seyde, van sijn Ex.tie66 - die ick voordaen Hoocheyt sal noemen, alsoo de Staten van Hollant hebben geresolveert sulckx de collegiën aen te schrijven - dat goet waer ordre te stellen, dat niemant voortaen twee politycke ampten gesamentlijck souden bedienen, ende oock, dat Hollant behoorde in de Generaliteyt te beletten de resignatie, die den heer thesaurier Goch67 - gaende met een teerynge - op sijn schoonsoon, den raet van sijn Hoocheyt Beaumont68, voor hadde te doen, is hij in de vergaderynge datelijck bij den heer pensionaris Beaumont69 tegens gesproocken, seggende daer noyt op was gedacht ende hij niemant soude connen noemen, daeraen deshalven was gesproocken. Den heer Goch is oock bij sijne Hoocheyt geweest, om deselve te onderrechten sulckx noyt in den sin te hebben gehadt; heeft oock sijne Hoocheyt geseyt den pensionaris Cats geen last tot sulcke propositie te hebben gegeven. Alle hetwelcke den heer Goch de notabelste leden van de vergaderynge heeft genotificeert ende den heer Cats willende bewimpelen, dat soo breet van de last van sijn Hoocheyt niet hadde gesproocken, is daerin gecontrolleert bij de notulen, die de pensionarissen daervan hadden gehouden. Hetselffde is hem in alles nopende de combinatie van ampten mede wedervaren, alsoo den heer
34
va(n) Heenvliet70, houtvester van Hollant, staende naer het ruwaertschap, mijnheer de(n) prins daerover hebbende aengesproocken, Cats gecregen heeft een desadv(eu). D'opinie is, dat Cats met particuliere insichten in dese saecke heeft gegaen, alsoo sijn schoonsoon Warnout71, soone van den drossae[r]t Aerssens, mede staet naer het ruwaertschap ende men meent, sij oock yemant tot het tresaurierampt, soo wanneer sal vaceren, meenen te helpen.Wt Sweden heeft Ingellus72 advysen, dat de reine-mère73 aldaer bij de rijxraden is geordonneert haer te retireren op haer douarie, ende de coninginne74 onder de sorge van des coninx suster den hartoch[in] van Tweibruch75, is gestelt, wiens soon76, een prins van 17, achthien iaren, veele meenen, dat opgevoet wert in spem regni. De roine-mère heeft voor haer vertreck van Stocholm de raden ter maeltijt - soo men seyt - genoot, alwaer meer tranen heeft geschreyt als wijn gedroncken. Wat de oorsaecke is van dese resolutie, hebbe ick niet vernomen.
Den heer Spierynck seyt, dat, bijaldien het Franse gelt te lange soude wachten ende uEd. daer gebreck aen hebben soude, dat hij uEd. wel met eenyge partije hier soude accommoderen.
Sijn Hoocheyt sal de stucken, daer ick uEd. voor desen77 van hebbe geschreven, met den eersten senden.
De Staten van Hollant sijn tegens haer gedeputeerde ter Generaliteyt78 niet wel tevreden geweest, dat sij in de acceptatie van den gedefereerden titel soo verde sonder communicatie van haer principale waren gegaen, ende is daeruyt oorsaecke genomen van te resolveren, dat sij deselve een instructie souden doen concipieren, waertoe eenyge alreede sijn gedeputeert, maer daeronder is mede den heer Van Noortwijck79, die in de vergaderynge van de Staten-Generael ordinaris compareert, die de armen sal soucken vrij te houden, gelijck mede den heer Cats niet garen sal sien, dat dien molen het coren werde onttrocken.
Sijn Hoocheyt sijnde aengedient, dat de heeren Staten door gedeputeerden hare resolutie met congratulatie over den gedefereerden tytel souden connen te kennen geven, seyt Cats dat soude hebben geseyt hetselve onnodych was, alsoo alrede was in het gebruyck van deselve, ende de heeren Staten-Generael daerover alreede hadden geresolveert, hetwelcke een seer significative antwoorde is.
35
UEd. soon Pieter80 is van Amsterdam noch niet gecommen. Den ousten81 sal wt Sweden met goet fatsoen dienen te scheyden, maeckende ende onderhoudende daernaer kennisse met de aensienlijckste van ionge iaren, mogelijck wat vrucht dat mettertijt geven sal. Ick sal hem hier hebbende niet laten sonder goede vermanyngen. Wensche uEd. selven te mogen sien, weet wel wij met nutte propoosten een vacantie ende meer souden connen passeren, maer den wech over zee is te vol difficulteyt ende peryckel ende die over lant niet te gebruycken, waerom ick den lust, die groot daertoe is, sal moeten speuren (?).
Bidde om mijn gewoonelijcke recommandatie.
Desen 20 Jann. 1637.
Adres (met andere hand): Aen Mevrou Mevrou De Groot tot Paris.
In dorso schreef Grotius: 20 Ian. 1637. N. Reigersberg.
En boven aan de brief: Rec. 12 febr.