eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    3023. 1637 april 10. Aan N. van Reigersberch1.

    Mijnheer,

    Mijnheer van Oosterwijck2 is mij soo wel sijne E.3 hyer laest geweest. Was wegen adieu seggen. Ick ben wederom bij sijne E. geweest, alsoo hij op 't vertreck stond. Uyt zijne bejegening can ick nyet wel oordeelen, off hij wil, dat de ambassadeurs van dye staet haer in alles gelijck houden met de ambassadeurs van de coningen, 't welck nyet wel en sal willen vallen, gelijck oock daeruyt te verstaen is, dat sijne E. ende alle zijne predecesseurs bij den coning zijn gebracht door een mareschal de France, de ambassadeurs van coningen door een prins, ofte dat hij in mijn persoon volgens eenige secrete ofte publycque last onderscheyt wil maecken tusschen mij als ambassadeur ende als particulier, 't welck ick nyet en sal lijden. Bidde uE. behendelijck nae den gront te vernemen.

    211

    De heer van Oosterwijck hadde garen mijne historie4 om te lesen, waervan hij voor XXXV jaeren een stuck tuo beneficio heeft gezyen. Maer ick meen alleen meester van dat werck te blijven om uyt te geven ofte t'onder te houden nae mijn goedduncken.

    Calabers5 papieren zijn noch nyet ter hand gecomen; had anders mij gereed gehouden ende ander werck daerom uytgestelt.

    Mij dunckt, dat d'heer van Oosterwijck rede heeft om te clagen, dat hij tot Venegië drye jaeren is onbetaelt gebleven, ende dat hij hyer te Parijs, daer alles soo duyr is, de Heren Staten sijne gagie behooren te beteren, anders sal hij mede moeten gaen den ganck van zijne predecesseurs, waerop Neeff6 staet te letten.

    Ick heb al weder geen brieven van uE. gecregen, 't welck mij vremd dunckt. Mij werdt geseyt, dat voortaen de brieven sullen gaen over landt.

    De tijdingen, dye wij hyer hebben, zijn, dat de Franchoysen den XXV-III ende XXIX martij in t'eylant van S.t Margarite zijn gelandt ende twee forten ende enige redouten hebben becomen. De Spaignaerden houden noch veel forten ende een zeer groote. De Franchoysen evenwel meenen daer binnen van veel dingen gebreck te sijn ende oversulcx meesters te sullen werden van de forten ende oversulcx van dat eylandt ende consequentelijck van het ander, 't welck door dit werdt gecommandeert. Soo sulcx is, soo sal de eer van de vloot werden gerepareert.

    Den hertogh van Longueville7 heeft S.t Amour becomen, een stadt ende casteel in de Franche comté. Hertogh Bernhard8 heeft dispute over 't gelt 't welck zijn tocht wat sal retarderen. Over de Franchoysen, dye met hem gaen, sal commanderen mons.r d'Haillier9, broeder van Vitry10.

    De Grisons stellen zeer de pijpen. Met groot geluck is den hertogh van Rohan11 ontgaen, dat hij te Coire nyet en is betrapt ende daernae niet belegert binnen het fort, alwaer hij hem had geretireert. Daer waeren maer 200 man in, maer heeft daetelijck daer enige regimenten in ontboden.

    De papistische Switsers zijn voor dese malcontenten. De protestantsche Switsers bij haer versocht sijnde om den pas te sluyten aen de Franchoysen hebben gesonden om nae de stant van de saecken ende oorsprong van de moeyte te vernemen, ende te trachten tot stilstant. De malcontenten vanteren haer van hulp te reet hebben van Spaignie ende de keyser12, ende 't is waer, dat Serbellon13 van de Lac de Como ende andere trouppen uijt Tirol haer derrewaer[t] roeren, maer het desseing van de Grisons schijnt nyet verder te gaen dan om de Franchoysen door

    212

    vrees soo van binnen als buyten te dwingen om de forten, dye zij in hebben, aen de Grisons over te geven ende deselve te laeten de souverainiteit over de Valteline als voor dese ende de dispositie over de passagiën volgens het tractaet van Monson14. Indyen sulx gebeurt, is een groot beletsel van de vrede wechgenomen: om dewelcke te vorderen mons.r d'Avaux15 gaet nae Hollant, voorts, soo men seijt, nae Hamburg ende dan nae Polen.

    Den paus16 om de dispute over de qualiteyt van den Roomschen coning17 wech te nemen, heeft selff paspoorten gegeven voor de Fransche gesanten18 ende belooft, dat deselve overal in 't rijck sullen werden gerespecteert.

    Wat den churfürst palsgraeff19 in Hollant sal doen, sal ons lusten te verstaen ende off men daer oordeelt, dat het de Engelschen wel menen off dat sij heymelijck eens zijn met den nieuwen keyser20 ende Beyeren. Hyer en is noch met de Engelschen nyet gesloten dat men weet.

    Den prins van Condé21 willende volgens de macht hem gegeven sonder stemming te vragen edicten doen verificeren in het parlement van Dyon, is verlaeten geweest van het heele parlement, ende alleen gebleven met den gryffier22. Hyerover heeft hij alle dye van het parlement gesuspendeert van de bedyening van haere ampten tot naeder ordre.

    Wij hooren, dat den vorst van Beyeren23 LXm man licht ende dat tot Brisac aen een Spaensche commissaris24 zijn gecomen CLm ducaten voor de soldaten, dat den Fransche coning25 overal keijser werdt genaemt. 'T boeck tegen de electie van den Roomschen coning alhyer voorgenomen26 is noch nyet uytgecomen.

    Den hertogh van Parma27 is te Milaen. Ick verstae, dat Piccolomini28 gaet nae Worms, alwaer de bijeencomste sal zijn van de trouppes, dye nae Duytschlant gaen.

    Tot Parijs, den X April XVIcXXXVII.

     

    De bryeff van mons.r de Peiresc29 is mij bij d'heer van Oosterwijck30 gelevert.

    De Engelschen seggen, dat de Hollanders handelen met den cardinael-infant31

    213

    ende dat den hertogh van Bouillon32 daertoe werdt gebruijckt; dat Vrancrijck op de questie van de visscherije stilstant van twee jaeren proponeert, maer dat den coning van Engelant33 wel bij de Hollanders versocht werdt. Ick heb geseijt, soo Engelant mede in oorlogh wil comen, dat men de verdeelinge van Nederlant, dye tusschen Vrancrijck ende Hollant is geschyet, moet te nyet doen ende alles, dat men becomt, in vrijheijt stellen gelijck de Romeynen in Gryeckenlant gedaen hebben; dat men de onwilligen door den honger can dwingen, soo Engelant ende Hollant ter zee, Vrancrijck, Hollant ende Sweden te land de toevoering afsnijden; dat men hyer door een cort oorlogh soude maecken.

    Den ambassadeur ordinaris34 van Engelant schijt soo daetelijck van mij. Men doet hem ongelijck, dat men hem voor suspect hout vanwegen eenige vrunden, dye hij in Engelant heeft.

     

    Wilt doch om mijne papieren dencken. Den secretaris van d'heer Ponica35 is gecomen ende heeft mij niet gebracht. UE. laeste, dye ick ontfangen heb, sijn geweest vande II Maert36. Ick en can nyet weten, waer het hapert.

    Adres (met andere hand): Mijn Heer Mijn Heer Reigersberg, raetsheer in den Hoogen Rade van Hollandt, Te ondervragen bij mijnheer Reigersberg, rekenmeester van Zeelant Tot Middelburg.

    Port.

     

    En met weer andere hand (van de bode?): 2 st. 2 d.

    In dorso schreef Van Reigersberch: broeder de Groot, den X April 1637 wt Paris.

    Notes



    1 - Hs. Amsterdam, UB., coll. RK., R 4 m. Eigenh. oorspr. Niet ondertek.
    2 - Willem van Liere, heer van Oosterwijk, Staats gezant in Parijs.
    3 - Wellicht is hier het woord ‘huysvrouw’ uitgevallen; vgl. no. 2996.
    4 - Hvgonis Grotii Annales et historiae de rebvs Belgicis. Amstelaedami, Ex Typographejo Joannis Blaev. MDCLVII. Cum Privilegiis S.C. Majestatis; & Ordd. Belgicae Foederatae, nec non Holl. West-Frisiaeque, per annos quindecim. Over dit posthuum verschenen werk zie men Ter Meulen-Diermanse, p. 337 no. 741.
    5 - Schuilnaam voor Frederik Hendrik.
    6 - Frederik Hendrik.
    7 - Henri d'Orléans, hertog van Longueville.
    8 - Bernhard, hertog van Saksen-Weimar.
    9 - François de l'Hospital, sieur du Hallier.
    10 - Nicolas de l'Hospital, markies van Vitry.
    11 - Henri, hertog van Rohan, bevelhebber der Franse troepen in Graubünden en de Veltlin.
    12 - Ferdinand III.
    13 - Johann, graaf van Cerbellon -Giovanni, graaf Serbelloni-.
    14 - Het verdrag van Monçon, gesloten in 1626 tussen Frankrijk en Spanje.
    15 - Claude de Mesmes, graaf van Avaux.
    16 - Urbanus VIII.
    17 - Ferdinand III.
    18 - Zie voor hun namen no. 2924 p. 26 n. 1.
    19 - Karl Ludwig van de Palts.
    20 - Ferdinand II was gestorven op 15 februari 1637. Hij werd opgevolgd door zijn zoon Ferdinand III.
    21 - Henri de Bourbon, prins van Condé.
    22 - Antoine Joly de Blaisy, van 1618 tot 1649 griffier van het parlement van Dijon.
    23 - Maximiliaan I, keurvorst van Beieren.
    24 - Niet geïdentificeerd.
    25 - Lodewijk XIII.
    26 - Het betreft hier het werk van Johannes Tilmanus; zie no. 2957, p. 90 n. 6.
    27 - Odoardo Farnese, hertog van Parma.
    28 - Ottavio d'Arragona, prins van Piccolomini, hertog van Amalfi.
    29 - No. 2875 dd. 11 december 1636 (dl. VII), door Grotius op 8 april 1637 beantwoord (no. 3016).
    30 - Willem van Liere, heer van Oosterwijk.
    31 - Don Fernando, kardinaal-infant van Spanje.
    32 - Frédéric Maurice de La Tour d'Auvergne, hertog van Bouillon.
    33 - Karel I.
    34 - John Scudamore.
    35 - Tobias von Ponikau, raad en gezant van Bernhard, hertog van Saksen-Weimar.
    36 - No. 2977.
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]