eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    3218. 1637 augustus 22. Aan N. van Reigersberch1.

    De Koningin2 plag dikmaal bij die Abdisse3 te komen. Een Escuier4 van de Koninginne met zyn vrouw5 zyn verzonden naar Bourges.

    512

    Daar zyn eenige dagen geweest, dat de Koning6 en Koningin te Chantilly malkander niet hebben gezien, dan in de kerk. Men zeid dat zy nu malkander weder beginnen te zien. Men meent dat dit spel meest is gekomen van Madame de Chevreuse,7 hoewel te Tours zynde. Zy had ook eenige brieven naar Engelandt geschreven, waar van iets tot kennisse is gekomen van den Franschen Ambassadeur aldaar8.

    Notes



    1 - Gedeelt. gedrukt Brandt-Cattenb., Leven II, p. 122.
    2 - Anna van Oostenrijk, koningin van Frankrijk, Vgl. ter zake nos. 3215 en 3217.
    3 - Louise de Milley -Mère de St. Etienne-.
    4 - Hercule de Patrocle-Seguin (†1642).
    5 - Niet nader geïdentificeerd.
    6 - Lodewijk XIII.
    7 - Marie de Rohan.
    8 - Na het plotseling overlijden - in januari 1637 - van de ordinarius Franse gezant in Londen, Jacques d'Angennes, markies van Poigny, nam zijn extraordinarius collega Henri de St. Nectaire, hertog van La Ferté-Nabert, de zaken waar.
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]