Mijnheer,
UE. brief van den 12 october2 ontfing ick den 22 desselfde ende verblijde mij van Breda3.
669
Den heer Dorp4 servavit se exemplo fibri. Difficilis est provincia illa, hoc tempore. Evenwel is het een saecke, waerop sijne Hoocheit5 voor al behoort te dencken.
Den coninc6 alhier meent den landgravinne-weduwe7 ende haere jonge soon8 met Gode hulp in 't werck te houden. Andere vresen voor handeling apart. Ick en weet niet wel, waer de weduwe haer nu onthout. Dient wel een seeckere plaets te kiesen.
De Engelschen twijffelen noch, off te Hamburg ofte in Den Hage van het tractaet hier tot Parijs beworpen sal werden gehandelt.
De tijdinge van de dissolutie van de Engelsche compagnie is goed voor de Hollandsche; ende meen, de Denen gelijck voor desen niet groots en sullen uitrechten.
Ick en heb van Hamburg geen jonger tijding als van den 22 Sept.,9 ontfangen den 7 october, waerover ick mij verwondere. Mijn soon10 sal daer niet dienen te blijven.
In de saecke van Caesar11 is niet anders te doen als de acte bij mij overgesonden te doen insinueren sonder uitstel. Van Fasto12 soude ick vresen, dat hij Humelus13 wel soude laeten beginnen, maer hem daernae verlaeten. UE. mocht op het beleit van dese saecke eens hooren het advys van Beria14 hem wel onderrechtende, dat hier geene questie en is van repressaliën, maer van arrest van des debiteurs goederen voor alle heeren verbonden.
Nopende 'tgunt monsieur Rivet15 uE. vanwegen d'Elseviers16 heeft geseit, heb ick alrede aen mijn broeder De Groot17 geschreven, dat mijn werck van haer voornemen merckelijck verschilt ende noch niet rede en is18; oock dat ich ordre ende stucken uit Sweden verwachte, die misschien noch soo haest niet en sullen gereed sijn.
Ick wensche de jonge neef Vosbergen19 geluck met sijn officie.
De Spaignaerden, die bij Leucate waeren afgeslagen, houden haer achter Perpignan.
670
Van Dampvillers verwachten wij goede tijdinge, hoewel men seit Isolani20 ende den hertogh van Lothringen21 derrewaerts sijn gegaen. De goede circumvallatie gedaen bij den marescal de Chastillon22 ende galeriën geadvanceert over de wallen doen ons alles goeds hoopen.
Off de Fransoisen, die bij Landresis sijn, noch iet sullen doen dit jaer, twijffele ick seer. Daer sijn, die spreecken van Chastelet te belegeren, maer is vrij laet in 't jaer.
Van hertogh Bernhard23 hebben wij in lang geen tijding gehadt, maer men seit hij Merckelsheim heeft ingenomen ende Kitzing weder belegert. Op de tijding van desselve hertoghs tocht in Duitschlant hadden te Stuckard in Wittenberg eenige haer beginnen t'samen te vougen, dewelcke ontdeckt ende eenige gestraft sijn.
Te Turijn is een factie ontdeckt van den cardinael de Savoye24, maer alsoo de Staten de voochdie ende regence van de weduwe-hertoginne25 hebben erkent, meent men, dat daervoor niet sonderling en sal te sijn vresen (sic). Evenwel om de Fransche saecken te meerder aensien te geven in Italië delibereert den coning van den prins van Condé26 derrewaert te senden. Venegië doet lichtinge. Alle de advysen uit Italië seggen, dat in de slagh bij Monbaldon niet verre van Asta boven 200 Spaignaerden niet en sijn gebleven; dat Leganes27 is in Alexandrië La Paille, sijn volck in 't lant daerontrent; dat den soon van de prince Galeotto28 erfgenaem van den hertogh van Miranda29 blijft onder de Spaensche protectie; dat oock aen den hertogh van Parma30 alle sijne goederen werden gerestitueert ende 't generaelaet van de zee vanwegen Spaignië gegeven aen den heer (?) cardinaell van Florence31.
Den hertogh van Beyeren32 continueert veel volck te lichten ende de Switsers tevergeefs te arbeiden in haere vergadering te Baden tot demolitie van het fort van den Rijn in de Valtoline, tot de neutraliteit van beide de Bourgognes ende tot betaeling van 'tgunt Vrancrijck den Switsers schuldigh is.
Vaert wel met alle de vrunden.
22 oct. 1637.
Mijn huisvrouw meent, dat in het testament van d'heer Russel33 geen die-
671
naers met name sijn genoemt, maer bekent sub generali nomine van dienaers, onder welcken Iaques Musselères34 mede is geweest.Piccolomini35 heeft sich geretrencheert bij Quesnoi.
Adres: Mijn Heer Mijn Heer van Reigersberg, raedt in den Hoogen Raide in Hollant In Den Hage.
In dorso schreef van Reigersberch: Broeder de Groot, den 22 octob. 1637 wt Paris.