Mijn Heer,
De behoudenisse van Rhijnberck mogen wij wel reeckenen voor een groote victorie, alsoo den viant acht dagen geleden wel twee uyren een bolwerck van de stat heeft ingehadt ende oock al(r)eede eenych canon naer die van binnen gekeert. Den aenslach w(a)s seer wel gemaeckt ende den tijt waergenomen, soo die van binnen over de victorie van Breda2 hadden geviert ende des nachts vrolijck geweest. Sijn gecommen tegens den morgenstont ontrent 1500 mannen, 4 compangiën paerden, wt Geldre, Venlo, Reurmonde versamelt ende tegens den morgenstont tusschen drie ende vier uyren invadunt urbem, somno vinoque sepultam3. Een biesbrugge, overgebracht aen een halve mane, liggende aen de buytenwercken, wert sonder ontdeckynge gebruikt ende de voortroupe geraeckt daerdoor in de stat, petardeert ende opent een poorte, eer de onse, die haer canon ende bandeliers des nachts hadden gelost ende niet weder versien, tot behoorlijcke resistentie geraeckten. De poorte geopent sijnde wiert mannelijck beleth, dat geen volck daerin conde dryngen, hoewel de ruyterije op de brugge was ende een trompetter van den viant blasende daer doot is geschoten. Drie tambourins slaende de Engelsche, Franse ende Nederlantse marche, ende die van buyten niet anders wetende, ofte waren troupen, die aenquamen, hebben den viant de courage vermindert ende doen van de poorte retireren. Die het bolwerck in hadden, sijn daernaer, renfort aen die van de stat wt de forte gecommen sijnde - sooveel tijt hadden sij, totdat dat volck most werden ontboden - mannelijck daeraff gedreven. Den maior4 in absentie van den gouverneur5 commanderende, een swager van cappitain van den Bosch6 van Wijck genaemt, heeft hem wel gedragen, doch sal de eere voor sijn posteriteyt laten, want selffs is hij daer gebleven. Dat is nu de tweede entreprise op die stat binnen corten tijt seer naer geëxecuteert.
Het voornemen van sijne Hoocheyt7 is het leger dese weecke in de garnisoenen te senden ende selver, aleer in Dne Hage te commen, te gaen naer Grave,
698
Nimwegen ende bovenquartieren, indien sijne dispositie, die niet vast is, het niet en beleth.De vergaderynge van Staten, die op mergen was beraemt, is acht dagen wtgestelt, om sooveel langer te dilaieren de deliberatie, die op affdancken van volck, aengehouden op de belooffde Franse penyngen ende niet betaelt, hart sal werden gedreven ende middelertijt neeff Vosbergen8 naer Vranckerijck te senden, op wiens verricht wachtende meer tijt sal werden gewonnen. Wat de commissie eygentlijck is, soude niet connen seggen, maer naer gissynge leyt deselve om te solliciteren de achterstallynge penyngen, clachten van non-prestatiën, overslach voor het toecommende, ende gaet den heer Vosbergen met weynych trein ende met intentie om den conynck9 ende cardinael10 op alle mogelijcke occasie ende tijt sonder formaliteyt te spreecken, hetwelck nu geoordeelt wert het bequaemste om goede ende spoedyge besoignes te maecken ende daerom altijt bij den heer Van Charnassé11 alsoo hier mede gepractiseert.
Tegens den heer Spierynck12 heeft den heer Vosbergen geseyt met uEd. correspondentie te willen houden. Dat den heer van Oosterwijck13 tot dit werck nevens den heer Vosberge niet wert gebruyckt, kan ick niet oordeelen, dat hem daer considerabelder maecken sal.
Den heer Ioachimi14 is mede noch niet vertrocken.
Eer ick de insinuatie aen Caesar15 sal doen, meen ick uEd. nader schrijven te wachten, ondertusschen noch een preuve int vriendelijcke te nemen.
Van Beria16 kan ik niet goets wachten, omdat deselve hier gestadych yet hebbende te versoucken licht vreesen sal, dat al hetgene bij Sophi17 vallen kan, vervremdynge soude veroorsaecken, dewelck den tijt nu niet wel en lijt.
UEd. soon18 verwacht niet als uwe ordre, volveerdych in alles die te achtervolgen; dan mij dunckt bedenckelijck, off men bij ons Neeff19 niet een preuve behoort te nemen. Wensche daerover uEd. intentie te verstaen.
Desen 2 Novemb.20 1637.
Den grooten storm, die gisteren ende vandage heeft geduyrt, maeckt desen schaerser, alsoo niemant hebbe connen spreecken.
699
Adres: Mijn Heer Mijn Heer De Groot, Raet ende Ambassadeur van de Coninginne ende Croone van Sweden bij den Alderchristelijcksten Conynck.
In dorso schreef Grotius: 2 Nov. N. Reig. 1637.
En boven aan de brief: Rec. 12 Nov.