eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    207A. 1611 april 28. Van de Staten van Zeeland.1

    Erntfeste, etc.,

    Wij hebben gehoort het rapport van degene op uw Ed. versoeck bij ons gecommitteert om met deselve te resumeren zoodanige processen als 't lant van Zeelant verscheydentlijck is sustinerende ende dienvolgens goetgevonden dat uw Ed. de noodige stucken bij deselve versoght zouden werden toegesonden; ende meteenen dat uw Ed. de notulen met de copye van alle de stucken van de voorszegde processen zult doen met de eerste gelegentheyt maecken ende deselve aen onse Gecommitteerde Raden overschicken. Voorder alzoo wij verstaen dat de heerlijckheyt van Sommelsdijck wesende een goet Zeeuws

    86

    leen zal bij decrete worden gelevert2 ende dat in de conditiën zouden mogen geïnsereert worden eenige clausulen tot prejuditie van de gereghtigheyt van den lande van Zeelant, zoo dient dese uw Ed. te versoecken dat deselve gelieve daerop aght te nemen ende aen ons ofte onse Gecommitteerde Raden in tijts over te senden de copye van de conditiën daerop de voorszegde heerlijckheyt zal worden gedecreteert.

    Hiermede, erntfeste, etc.

    In 't Hoff van Zeelant, tot Middelburg, den 28 Aprilis 1611.

    Bovenaan de brief staat: Aen den heer advocaet-fiscael over Hollant, Zeelant, etc.

    Notes



    1 - Gedrukt in Notulen van de Staten van Zeeland 1574-1798, 1611, p. 139-140. Beantw. d. no. 207B.
    2 - Lees: ‘geleveert’. De heerlijkheid Sommelsdijk (Goeree-Overflakkee), een ‘goet Zeeuws leen’, was omstreden, ofschoon de Staten van Holland in 1578 de Zeeuwse jurisdictie hadden erkend (Encyclopedie van Zeeland III, p. 107). Toen François van Aerssen (1572-1641) Sommelsdijk in 1611 kocht, was hij verplicht de heerlijkheid te ‘verheffen’, dat wil zeggen hij moest de leenroerigheid van zijn goed tegen betaling van een som gelds laten registreren. De Staten van Zeeland waren beducht voor een inbreuk op hun grafelijke rechten in het geval van een verheffing van Sommelsdijk voor de Hollandse Leenkamer. Vgl. Groot Placaet-Boeck I, 3e boeck, kol. 1454-1455, waar ook het onderscheid tussen goede en kwade lenen aan de orde komt: ‘Placaet op 't verheffen van de graeffelijcke heerlickheden, ambachten ende gevolch in Zeelandt ghelegen, die tot lossinge ofte verheffinge staen’, dd. 22 juli 1609.