eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    1004. 1625 augustus 24. Van N. van Reigersberch.1

    Mon frere,

    Die van den XV hebbe ick den XXIII deser ontfangen ende ten selven dage mondelynge tijdinge gehoort van messieurs Doublet2 ende Graswynckel,3 die daechs tevoren over Brabant waren gearriveert. Ben blijde soo wt het mondelynge rapport als wt uE. schrijvens te verstaen dat uE. wel te passe ende wel tevreden sijt. Hoe ick hier langer blijve, meer hoore, alles nader ondersoucke ende doorsie, hoe ick moet oordeelen dat uE. alle contentement hoort te nemen ende onbecommert het wteynde van uE. swaricheyt, dat niet heel lanck vallen kan, verwachten.

    Ick hebbe met mijn broeder, die om een groot ongeluck van sijn Jan bij een expressen thuis is ontboden, voor sijn vertreck Neeff noch een[s] gesproocken;4 vinden aen hem dat wij konnen wenschen ofte verwachten. Dan wij sien oock wel datter noch tijt moet sijn, dat oordeelen mede alle die uE. best willen ende die uE. best vertrout. Hij heeft mij geseyt, alsoo ick sulckx vraechde, dat het hem seer aengenaem soude sijn dat uE. dickmael van alle de gelegentheyt van dat rijck aen hem schreeft. 't Scheen hem oock aengenaem te sijn dat ick hier soude blijve, gelijck ick oock geresolveert hebbe te doen; sult darom wel doen ende uE. brieven aen mij addresseren, sal sien wat bij occasie van die van tijde tot tijde bij gelegentheyt kan vallen. De brieven dienen open ofte met een copie te commen, om met fondament te mogen spreecken. Hem yet over te dryngen is ongeraden, soude hem onlus-

    280

    tych konnen maecken, die andersins vanselffs genouch genegen is. Dan sal niet doen als wel geïnstrueert, op een bequaemen tijt ende seecker. Alle die noch bij hem sijn geweest, hebben van hem volcommen contentement, namentlijck Artax[erxes], Dria[ckel] ende Bye.5 Monsieur W[ijts]6 seyt mij wel te weten dat hij uE. alles goet wil ende niet alleen uE. revocatie sal procureren maer oock uE. groot wil maecken. De humeuren stellen haer allenskens ende de luden, hoe sij oock gesint sijn geweest, vallen meer toe als men hadde verwacht. Den Lantsman7 is curieux om eenyder te hooren, dan naer ick kan oordeelen, behagen hem alleene de moderate voorslagen. Die sijn oock salutair voor onsen staet, denwelcke niet kan bestaen met factiën; darom dient den oude wonde geheelt ende geen nieuwe gemaeckt.

    Dria[ckel] sprack onlanckx met Neeff, slouch vanselffs voor off men uE. met een requeste niet soude connen revoceren, soodat hij selffs op middelen denckt. Mijn opinie is, ende die wert bij Art[axerxes], Driak[el] ende andere goetgevonden, dat uE. dit loopende jaer sonder versouck behoort door te laten gaen; misschien wat tusschen beyden geschiet. Die het in het lant garen wel sagen, meenen het eenyge remedie van onse tweedracht de combinatie van de oude met de nieuwe vroetschap te sijn. Dat pleegh oock uE. opinie te wesen. N[eeff] is daer niet vremt van, dan op de schouten ende secretaresen soude swaricheyt vallen. De minste alteratie staet nochtans te wenschen, onsen staet kan niet veel beroerte dragen. Hoe de kerckelijcke saecken te helpen sijn dient wel overwogen; soo men daeraen wil commen, is te vreesen voor meerder confusie ende nieuwe alteratie. Waerder autoriteyt bij dieghene die onder de hare de wijsheyt hebben om andere te konnen leyden, het beste waer sij haer stil hielden, totdat men sach off bij de magistraten, gesamentlijck gecombineert, een voet van accommodatie waer te nemen, die moet werden gevonden, is 't mogelijck, ingevalle men de factiën ende confusiën wil weeren, die noyt op sullen houden, soo twee notable leden blijven in een staet daer altijt hooffden sullen gevonden werden. Het is goet Van Meden8 daer is. Ick weet hij schrijvens heeft off sal ontfangen van Dr[iackel], dat hem wel sal becommen. Hij kan veel tot die saecke doen, ende wij en konnen niet anders oordeelen off dien voet moet werden gevolcht. Naer ick kan hooren, soo is N[eeff] oock van dat gevoelen.

    Voor acht dagen schreeff ick dat het goet waer dat uE. eenyge voorslagen deet ende oock versoucken instelde: ick vinde noch sulckx dienstych, ten eynde ick, off het gebeurde dat ick op den voet wiert ondervraecht, geïnstrueert sij ende alles bij de hant hebbe. Wij sullen op het avantagieuste eerst aenhouden ende becommen dat te crijgen is. Doch is best, gelijck ick tevooren geseyt hebbe, eerst te sien off van het generael wat vallen sal, dan soude alles gemackelijck ende met meer luister connen vallen, daerop ick bij gelegentheyt vertoone, ingevalle men dienst van uE. hebben wil, sonderlynge is te letten.

    Het waer oock seer goet dat uE. daer instelde een forme van een amnestie,9 wel gearraisonneert, om die, soo men de vroetschappen wilde vougen, bij de nieuwe datelijck te doen publiceren ende de kerckelijcke buten vreese te houden van alteratie in de religie, daer sonderlynge op dient geleth. In het instellen moet werden gesorcht dat de eere van de affgestelde sooveel werde geconserveert als sonder lesie van de nieuwe kan geschieden. Soo der faute is, moet weinyge werden geïmputeert, de memorie van mijnheer den prins h[oog]l[offelijcker] m[emorie]10 geconserveert. De gemoederen moeten werden gerustgeste[l]t over hetghene dat gedurende dese factiën is gepasseert, behoudens dat de ordinarese justitie de hant niet werde geslooten om op malversatiën te informeren. Dria[ckel] heeft begeert ick uE. hiertoe soude versoucken, alsmede dat uE. den weinych tijt, die hij

    281

    meent dat uE. daer noch over sal sijn, gelieve te besteden om daer voor het lant vrienden te maecken ende uE. grondelijck van de saecken van dat rijck te informeren, opdat sulckx daernaer het lant te passe comme, dat vrij met alle middelen moet werden geholpen, soude het tegens de macht van onsen viant behouden werden. Candenus11 heeft mij mede vermaent dat uE. bij provisie yet dient in te (stel)len; uE. houft geen breeder instructie daertoe, kent de wonde, de natie, weet hoe die moet werden gecureert. Mij soude niet vremt duncken dat uE. in sijn eersten brieff Neeff bedanckte over de menichvuldyge preuves van sijne gunste t'uwaers, soo voordesen ontfangen als nu onlanckx verstaen door mijn schrijvens,12 versouckende dat hij daerin gelieve te continueren ende uE. occasie mochte hebben om die met alle getrouwe diensten te erkennen. Dan volcht uE. eygen raet.

    De dissensiën tusschen Muis ende Teresteyn,13 binnen Dordrecht ontstaen, bersten leelijck wt. Muis beticht Teresteyn van overspel, malversatie in de finantiën als thresaurier gepleecht, verbreeckynge van privilegiën als burgemeester; heeft als burgemeester sonder kennisse van den officier tegens Teresteyn begonnen te informeren. Teresteyn heeft mandament van purge geïmpetreert, dat tegens Muis doen exploiteren, aen het stadthuis placken ende publiceren. Muis, die met de parthije van Beveren14 wert gestijft, becleet hem met de publycke autoriteyt, doet bij de clocke affekondygen, oock drucken ende aen de poorten placken, dat hij was onderricht ende wt verscheide tusschen15 hadde bevonden dat Teresteyn hem sulckx ende sulckx hadde misgrepen, dat hij daerop hem breeder informerende Teresteyn purge hadde gelicht, waerdoor deghene die kennisse Hebben van die saecken, werden geïntimideert om getuigenisse der waerheyt te geven; vermaent darom alle burgers die yet weten, dat sij sulckx sullen te kennen geven aen de magistraet, op pene dat die in gebrecke blijven gestraft sullen werden naer behooren. Teresteyn versouckt hiertegens nieuwe purge, met autorisatie om die oock te mogen publiceren; het Hoff maeckt swaericheyt die te verlenen. Den president16 tracht om de saecke te accommoderen; veele meenen daer geen middel toe is. Rover ende Sechwaert17 houden het met Teresteyn, de meeste met Muis. Van Muis' corruptiën wert veel gesproocken; bekent eenyge coppen silverwerck ende gelt van eenen Hellynck,18 swager van Teresteyn, te hebben genoten. De oorsaecke warom het gegeven wiert was om een octroy‹t› van goutdraet te mogen maecken, hetwelck octroy daernaer subreptiff ende obreptiff is verclaert,19 daer Muis seer tegen was. Soo dit spel niet wert geassopieert, daer sullen vremde dyngen voor den dach commen. Uwen Lantsman20 favoriseert Teresteyn, vint niet goet dat Beverens kinderen Muis patrocineren. De rechters sullen desen pot soucken te stolpen, wt vreese datter meer wt volge: parva saepe scintilla magnum excitavit incendium.21

    Ick wilde wel dat uE. mij à mes despens een nieuw exemplair, gebonden als het eerste, oversont; het mijne hebbe ick monsieur Wijts vereert.22 Ick bedancke uE. van de sorge die

    282

    uE. voor de studiën van neeff Campe draecht,23 wilt hem doch wel encourageren; vrienden sullen hem niet ontbreecken, soo hij sijnselven, gelijck hij doet, souckt te voorderen. Sijn vader is in groote estime bij mijnheer den prins geweest. Soo uE. tot bevoirderynge van hetghene dient ingestelt noodych heeft, moet het ontbieden, dewijle de boden noch gaen. Nieuws sal ick dese reyse niet schrijven. Men meent de begravynge van Dynxdage commende in 14 dagen off drie weecken wesen sal.24 Tot noch toe en gebruickt sijn Excellentie noch guarde, noch hellebardiers, noch andere insignia tot den stadthouder behoorende. Eenyder heeft groot contentement in sijn regierynge; is seer beleeft, sacht ende respectueux tegens de regierders ende andere, treckt niet veel aen hem, souckt de monsterynge in trein te brengen ende alle goede ordre te stabiliëren. Godt geve ons dat ons lant lange onder sijn Excellenties regierynge mach werden gesegent.

    Blijve,

    uE. seer dienstwillygen broeder,
    N. v. Reigersberch.

    Wt Den Hage, desen 24 Augustus 1625.

    Adres: A monsieur/(m)onsieur Grotius, à Paris.

    In dorso schreef Grotius: 24 Augusti 1625 N. Reigersbergh.

    Notes



    1 - Hs. Rotterdam, GB, RK, no. 1703: 18, eigenh. oorspr. Gedrukt in Rogge, Br. van N. v. Reigersb., p. 59-64 (no. 1004 (dl. II)). Antw. op een ontbrekende brief van 15 augustus 1625.
    2 - Wellicht gaat het hier om de jurist George Rataller Doubleth (1600-1655). Deze had in 1625 tijdens zijn ‘grand tour’ Grotius opgezocht; vgl. no. 987 (dl. II).
    3 - Dirck Graswinckel.
    4 - Samen met zijn broer Johan van Reigersberch legde Nicolaes een bezoek bij ‘Neef’ (Frederik Hendrik) af.
    5 - Cornelis Adriaensz. van der Mijle (Myle), Simon van Beaumont (of Nicolaes Cromhout) en Joris Dircksz. de Bie, thesaurier-generaal der Unie.
    6 - Jacob Wijts (Wyts), onder Frederik Hendrik sergeant-majoor-generaal.
    7 - Vermoedelijk een schuilnaam voor raadpensionaris Anthonie Duyck of Frederik Hendrik.
    8 - Johannes Wtenbogaert.
    9 - ‘Ontwerp van amnestie, strekkende tot vereeniging van de oude en nieuwe regenten in Hollandt’, gedrukt in Brandt-Cattenb., Leven I, p. 334-335.
    10 - Stadhouder Maurits.
    11 - Schuilnaam voor Jacob Wijts (Wyts).
    12 - Reigersberch verwijst naar zijn brief van 18 augustus 1625 (no. 1001).
    13 - Cornelis Adriaensz. van Teresteyn was van 1621-1624 burgemeester van Dordrecht. Hugo Jacobsz. Muys van Holy volgde hem op (M. Balen, Beschrijvinge der stad Dordrecht I (Dordrecht 1677), p. 259).
    14 - Willem Cornelisz. van Beveren (1556-1631), heer van Strevelshoek, oud-burgemeester van Dordrecht.
    15 - Vermoedelijk wilde Reigersberch schrijven: ‘intusschen’.
    16 - Nicolaes Cromhout, sinds 1 januari 1620 president van het Hof van Holland.
    17 - Pompeus Jacobsz. de Rovere, van 1620-1626 schout van Dordrecht, en oud-schepen Bartholomeus van Segwaert.
    18 - Vermoedelijk de oud-schepen Herman Jansz. Halling (Hallincg).
    19 - Het octrooi was ongeldig omdat het met verdraaiing en verzwijging van relevante gegevens was verworven. Vgl. A. Furetière, Dictionaire universel II, s.v. ‘obreptice’.
    20 - Anthonie Duyck of Frederik Hendrik.
    21 - Quintus Curtius Rufus, Historiae Alexandri Magni 6, 3, 11.
    22 - Reigersberch had Jacob Wijts zijn exemplaar van De iure belli ac pacis (BG no. 565) cadeau gedaan.
    23 - Een zoon van Jacob Campe en Martha van Reigersberch verbleef bij de familie De Groot in Parijs.
    24 - De begrafenis van Maurits vond plaats op dinsdag 16 september 1625 (Res. SG (1610-1670), VII (1624-1625), p. 538).