eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    60

    1402. 1629 mei 21. Van J. Wtenbogaert1.

    Mijn heer,

    De heer Peter de Goyer2, borgemeester t'Amersfoort, een vroom kloeck man, der saecke getrouwe vriendt, schrijft mij den 4en deser st. v. aldus: ‘Alsoo Jo.r Arendt van Wijnbergen3, een jongman van wtmuntende gaven, ende seer rare qualiteyten ende daerbij deuchdelick, sedich ende van seer aengename conversatie, van mening sijnde naer Vranckrijck te gaen, omme zijne studiën, die sijne Ed.t tot Leyden met grooten loff eenige jaaren heefft gecontinueert, voorts te vervolgen, seer instantelick op mij versochte, ten eynde ick sijne Ed. mochte doen hebben eenige brieven van recommendatie aen mijn heere Grootium - als wiens overgroote geleertheyt ende godvruchticheyt S.Ed.t ten hoochsten is admirerende - omme de eere te mogen hebben en desselfs conversatie bij wijlen te mogen genieten en daervuyt geleert en gesticht te mogen werden, soo ist, dat ick mits desen de vrijmoedicheyt gebruycke ende op uE. gants ernstich versoecke - als die ick wete bij mijn heere de Groot veel te vermogen - dat uE. gelieve de moeyten te nemen en in faveur van den voors. J.r van Wijnbergen een serieux briefken van recommandatie te willen schrijven dienende ten eynde als voors.: uE. verseeckerende, dat uE. dese weldaet aen ghenen ondanckbaren noch onweerdigen en sult bewijsen, alsoo ick grondich sijn discreet naturel en deuchdelicken, verstandigen aert ben kennende ende uE. daervan ten vollen kan verseeckeren.’ Dusverre de voorn. heer de Goyer, ten versoecke van denwelcken ick niet heb konnen laten, mijn heere, desen, in faveur als voren, aen uE. te schrijven, sonder dat ick yet tot recommendatie van den edelman voorn. weet te doen bij 't geene deselve de Goyer daervan soo ample heeft geschreven, welckers woorden als comende van hem, die S.Ed.t best kent, ick liever hebbe willen gebruycken als de mijne. Alleen bid ick, dat uE. den ernst, die S.E. gebruyckt int recommanderen van den voorn. edelman aen mij, gelieve te nemen als bij mij gebruyckt tot recommendatie van S.Ed.t aen uE. ende dat hij mach gewaer worden dat mijn voorschrijven yet bij uE. vermach, twelck ick oock vast vertrouwe soo te sullen geschieden, all en waer het maer wt uE. leste briefken aen mij van den 5.en deser, in twelck uE. gewagende van den ontfang van mijn schrijven voor Liebergen4 seydt, dat alle andere, die ick uE. sal recommanderen, deselve altijdt sullen ten hoochsten aengenaem sijn ende dat uE. deselve alle mogelicke - dienst, seydt uE., dan t'is te veel, t'is genoch - vrientschap gaerne sal bewijsen, van welcke onverdiende aenbiedinge ick uE. nimmermeer ten vollen en kan bedancken.

    Mijn leste aen uE. is geweest den 28. Aprilis5. Sedert ontfangen d'uwe van 5.e Mey, soo ick nu hebbe vermaent. UE. broeder heeft mij oock gecommuniceert t'geen uE. hem schreef nopende Engellandt ende uE. oordeel om d. Corvinum

    61

    derwaerts te gebruycken6. Ick heb daerop datelick aen d. Corvinum geschreven wenschende, dat S.E. daertoe genegen ware. Sal wachten, wat S.E. mij sal antwoorden, hopende dat hij t'in achtinge nemen sal, all en waer het maer alleen opt oordeel van uE. twelck ick S.E. verbotim heb overgeschreven om hem te eer ende te meer te bewegen. Want ick weet, hoe veel hij uE. - ende met recht - defereert. Mij is lieff, dat uE. de stucken in t'geseyde briefken gementioneert heeft gesien. Ick hoope, dat mijnheer uE. broeder deselve oock sal doen hebben tgeen daertegen is, alsoo meest op alle die stucken is geantwoord met de titul van Cort ende bondich verhael van de Calvinsche factie, Hamans loon, Brieff off aenmerckingen op de consultatie, Ernstich schrijven aen de synodale gedeputeerde over haere remonstrantie etc.7. Tegen de missive van P.V.H.8 is oock wat gestelt9, maer twijffel, off het dient gedruct, soo omdat ment den lieden mogelick te veel maeckt met alle dese boecxkens als om andere oorsaecken. Mijnheer uwer E. broeder heeft mij wat geseydt van zijn voornemen om uE. te besoecken. Ick verlange zeer, dat de reyse all gedaen zij tot beyder contentement, opdat S.E. ons vol bescheyt brenge van alle uwe gelegenheyt, daernae mij seer verlangt. S.E. sal uE. oock de mijne konnen verhaalen, die de beste niet en is. Hoe S.E. bij den heer Raedpensionaris10 gevaren is over uwer E. Institutiën Juris Hollandici11, heeft S.E. uE. buyten twijffel overgebrieft.

    Onse kerckelicke saecken zijn nu wat in stilte. Men schrijft mij versch uyt Amsterdam, dat se sedert Paeschen tot noch toe hebben hare vergaderingen gecontinueert alle Sondagen tweemael, dat het nimmer meer en geschiet, off het en wordt van de parthijen wel gesien, datter 2 off 3 reysen een weynich grauws voor de huysen is gecomen, daer men vergadert was, maer dat men evenwel int goede werck voortging, ende dat die buyten waren allencxkens verdwenen off wechgejaecht wierden, eens door den onderschout, die daer voorbij quam gaen, d'ander reyse door het behulp van eenige, die die van binnen buyten lieten wandelen omtrent het huys daer de vergadering was. De vergaderingen sijn van 50,60,70. Op den biddach waren zij op d'eene plaetsch over 100. Maer qualick konnende huysen becomen sijn sij van mening te huyren. Dit bevalt de heeren niet, die daerom verscheyden van de kloeckhertichste soecken terugge te houden, oock spreecken van stil te staen, off ten minsten cleyne vergaderingen te houden. Anderen sagent liever anders ende houden, dat de heeren machtich genoch sijn hare authoriteyt te mainteneren ende t'graaw te bedwingen.

    UE. weet, dat S.Ex.e met grote macht leydt voor s'Hertogenbosch ende is t'leger all begraven. T'is een groot stuck, twelck grote effecten baren sal, ten goeden, soo ment crijcht - als ick hope -, ten quaden voor t'landt, soo men daervan moet. Ick en hebbe voor dese tijdt niet meer te seggen. Wat soude uE. duncken,

    62

    off P. ware Pensionaris, V. van, H. Harlem12. T'sijn gissingen. Den Heere bevolen met joffrou, dochter13, uE. gantsche familie, Tilen.14 Dor15 ende ander vrienden, die ons hier schijnen doodt te sijn. Dorus16 konde wel somtijts - dunckt mij - een briefken schrijven, non puto illum laborare chiragra.

    Vale, mi domine.

    21. Maij 1629.

    T.A. devotus
    H.v.M.

    Adres: Aen Mijn Heer Mijn Heer Hugo de Groot tot Paris.

    In dorso schreef Grotius: 21 Maij 1629 Mede.

    Eveneens in dorso een - moeilijk leesbare - notitie van Grotius' hand: Synode (?) in .... Cyrillus; jongman te Genève; de .... van .. st .... voor recommandatie. Utenbogaert.

    Notes



    1 - Hs. Bibl. Gem. Rotterdam, coll. Rem. Kerk, cat. v. hss. no. 2041. Eigenh. oorspr. Gedrukt Br. Wtenb. III: 2, p. 454.
    2 - Zie over hem verderop nos. 1419, 1422, 1434.
    3 - Hij werd op 20-jarige leeftijd te Leiden ingeschreven in de faculteit der rechten 23 april 1625.
    4 - Abraham van Liebergen; zie no. 1381, p. 29 en n. 3 aldaar.
    5 - No. 1392.
    6 - Zie voor de aanleiding tot dit advies no. 1376, p. 20 n. 1 en voor Corvinus' reactie no. 1412.
    7 - Zie Knuttel, Pamfl., resp. nos. 3833, 3823, 3928 en 3966.
    8 - Knuttel, Pamfl. no. 3960.
    9 - Knuttel, Pamfl. no. 3961.
    10 - Anthonie Duyck.
    11 - Inleiding tot de Hollandsche rechts-geleertheyd. 's Gravenhage 1631. Wtenbogaert doelt wellicht op de pogingen van Willem de Groot om voor het werk octrooi van de Staten-Generaal te verkrijgen; zie Ter Meulen-Diermanse, no. 757 en in het bijzonder aldaar rem. 1. Zie ook no. 1398, p. 55 en n. 1 aldaar.
    12 - Vgl. no. 1393, p. 49 n. 3.
    13 - Cornelia.
    14 - Daniel Tilenus.
    15 - François d'Or.
    16 - François d'Or.