Mijn Heer,
Ick danck uE. seer van t'goed onthael van mr van Wijnbergen2, om des goeden vriends wil, denwelcken ick weet 't selve seer aengenaem te sijn.
75
D. Corvinus3 heeft mij geantwoord, dat sijne gelegenheyt gans niet toe en laet in Engelland te gaen, uE. daerentusschen seer bedanckende voor t'oordeel ende de goede opinie, die deselve van hem heeft. Ick had 'er seer op gedreven, maer tevergeefs. Houd sich te Norden, is daer wel ende in estime, soo ick hoore. T'leste vuytsetten4 heeft hem dit nieu ongemack in dat quartier toegebracht, dat hij nu soo vrij tot Emden niet mach comen, immers niet vernachten als wel voorheen. UE. broeder, hope ick, is nu daer. Dat S.E. van mij begeerde van de Amsterdamsche dingen, heb ick hem medegegeven. S.E. seyde selve noch yet te hebben. Hij quam hier door, mij met sodanige haesticheyt aenspreken ende adieu seggen, dat ick gheen tijd en had S.E. te ondervangen ende te doen hebben 'tgheen hem noch mocht ontbreecken, weyniger aen uE. te schrijven. Daer was noch een Ondersoeck van de Amsterdamsche requesten5 overgegeven als S.Exe daer was. Ick wensche, dat uE. dat mede hadde gesien. T'en quam mij niet in den sin als S.E.6 hier was. Ick hope, hij het uE. gebracht heeft. D.7 is gebeten op uE. ende op de gehele saeck, oock all, die daeraen hangen, dat thoont S.E. bij alle occasie, de mijne word het oock wel gewaer. Wat raed dan gedult, totdat het de Heere voorsie. Dat die van Salem8 haer wat anders verthoonden - met recht claecht uwer E. over de slappicheyt - de saeck soude wel haest een ander aensicht krijgen, bijsonder als sij dan van te voren eenige nodige correspondentie daertoe maeckten, 't welck ick achte te behoren ende wel doenlick. Ick wenschte oock, dat sommige wat meer arbeydden om haer dat wel te doen begrijpen.
Ick danck uE. over t'geen deselve schrijft van de peys aldaer, 'twelck, hoewel het weynich is, mij nochtans meer lichts gheeft in dat stuck, als yet, dat ick te voren daervan hadde gehoort. Sulcken arrest van Rohan9 als dat van Janvier 28. ende nu noch gelt toe? Wat soeckt de keyser10 in Italiën? ist noch van Mantua off yet anders? Indient ernst soude sijn soo eene besendinge te doen tot accommodatie, als uE. seydt, bid ick bij tijde daervan ende van t'rechte voornemen geadverteert te sijn met uE. advis, hoe wij ons daerin souden hebben te dragen. Dan: sullen sij het dorven off mogen bestaen sonder voorgaende kennisse des conincx, aengesien het reglement bij S.M. gemaeckt in de synoden van Charenton, Castres etc., namelick van niet te mogen senden off reysen naer uytheemsche sonder consent? Hier word gemompelt van eenich misverstant tusschen den coninck ende sijn broeder11, t'welck mede totten vrede aldaer soude hebben geholpen. Is daer yet aen? Ick wenschte wat duydelicker te connen verstaen t'geen uE. schrijft van Genèven, t'welck mij dunckt eene der vremste tijding te sijn, die ick oyt hoorde. Ick bid, mijn heere, laet mij toe, dat ick vraghe. Seyde Aly12 uE. dat van Genève,
76
off heeft uE. dat van elders? UE. woorden sijn: een jongman van XII jaer, die propheteert, soo hij seydt; wie ist, die dit seydt? en wat propheteert hij? Hoe waer tmogelick, dat Anjorrand13 ende dan noch Diodati14 soo een formelick souden aenbidden, als off hij Christus selff ware. Men heeft Servetum15 gebrand, soude men die luyden spaaren? UE. seyd, dat haer alle daghe ontdecken dingen, die de judicieuse naedencken geven. Wat wonder ist! Souden sulcke dingen gheen nadencken geven? Maer waerop slaet dat nadencken? Noch seyd uE. dat het wonder is, dat dat volck soo lichtgelovich is. Jae wel ist wonder. Maer wie sal geloven, dat tot Genèven luyden sijn, jae sulcke luyden, die eenen nieuwen Christus formelick souden aenbidden? Off spreeckt uE. van de lichtgelovicheyt te Parijs, namelick dat daer luyden zijn, die sulcke praetgens geloven? Ick bid uE., mijn heer, helpt mij uyt desen droom, want het mij een droom docht, als ick dat in uE. brieff las. De werelt loopt t'eenemael nae atheisterij, ende ick meyn, dat die fabelen mede daerop slaen. Ick hoore, datter in Vranckrijck als een societeyt is van sulcke sorte van luyden, die aen malcander vremde brieven schrijven onder bedeckte namen van Leander, Philander, Philoctete etc. Wij beleven eenen vremden tijdt. Aengaende de confessie van den patriarch, wat sal ick daervan seggen? Een van beyden: off dat de Griekscke kercken hare oude leere verandert hebben, off dat dese wat heeft moeten stellen ad gratiam, als in hun gehouden om d'ontfangen weldaet. UE. seyd seer wel: niet sonder gelt. Cyrillus, patriarcha Alexandrinus16, schreef eens aen mij de Constantinopolitano17: quod vis Turcica - dit waren sijne woorden - ῶς ἐπὶ τὸ πλείστον. sine praehabita electione illum confirmat, qui plus dederit. Voorts seyd hij: potentior est Constantinopolitanus propter latus imperatoris, at omnium infelicior. Antiochenus18 et Hierosolymitanus19, probi et humiles praelati, vix sibi sufficiunt. Alexandrinus malus est, quia sine vi fratrum infandos debellat aliquando conatus, semperque iis formidolosus et suspectus est. Maer hoe konnen zij nu soo spreken de libero arbitrio, als d'onse contra willen, dat sij seggen, daer Calvinus selve schrijft: Graecos non puduisse multo arrogantius usurpare vocabulum, siquidem αὐτεξούσιον dixerunt, ac si potestas sui ipsius penes hominem fuisset. Maer hoe mach dat door den beugel S.S. a patre procedere per filium? Off en houden se die quaestie nu niet soo nodich? Heeft dat oock niet wat in: quod dicatur is, qui baptismum non suscepit, communionem cum Christo non habere. Want daeruyt soude men infereren absolutam baptismi necessitatem quam tamen reformati non agnoscunt. Vind men dat all mede goed, dat sij seggen: sacramentum conferre gratiam? Dan ick laet dese ende ander dingen meer examineren, die77
scherper van oordeel zijn. Die van de Ausborchsche confessie hebben eens een groot boeck20 vuytgegeven van de conformiteyt van de confessie der Griexscher kercken met d'Ausborchsche; dan de jesuiten ende andere spotteden daermede. Wat gevoelen had Meletius21, als de heer Boreel22 met hem confereerde? Die luyden sijn in noodt ende arm. T'en ware gheen wonder, dat sij haer wat boogen nae de opinie van dese ende die, daervan sij wat verwachten. Graeculus esuriens.Ick merck ex tomo 14. van Mercurij Franchoys23, dat d'Engelsche ende Hollandsche ambassadeurs all voor jaer ende dach daer yet in 't stuck van religie gemolieert hebben. Ick en wist niet, dat onse orator24 soo een man was als uE. schrijft met het verwerpen van de wettige, het verkiesen van de onwettige. Ick heb opinie, dat onse luyden, soo haest sij die confessie25 sullen hebben, alsoo seer daermede triumpheren sullen als de Charentonisten, bid derhalven seer metten eersten te mogen hebben de Fransche translatie ende t'gheen D. Tilenus26 daer tegen gestelt heeft, het sij in druck off in geschrifte, wij sullen 't niet laten, soo haest wij het hebben, vuyt te geven tegen t'ghene bij de onse hier van die confessie geroemt mocht worden.
UE. broeder sal uE. weten te seggen, hoe het hyer met onse kercken staet. Sedert sijn E. vertreck is niet nieuws gevallen, anders dan dat Leyden veel burgers heeft geciteert tot betaling van de mulcte, omdat sij tot Warmond waren in heymelicke vergadering geweest. De goede luyden meynden de scherpe clauwen van de Leydsche te ontgaen, accordeerden met den officier van Warmont voor de somme van 200 gulden, de Leydsche doet sich evenwel de boeten betalen, jae dobbel, vanterende sich daeruyt te sullen smeeden voor sijn hooft ten minsten 1200 gulden. Hierover is quaestie in de Staeten gemoveert, wie de boeten toecomen: den officier, daer de vergadering wordt gehouden, offt daer se wonen, die se houden. Adhuc sub judice lis est27. Middelertijdt worden de luyden geexcorieert. Tot Noortwijck is
78
oock een verstoring geschiet, daer se noyt ten voren geschiet en was. Maer men hout, dattet daer gheen nood hebben en sal. Leyden munt uyt in bitterheyt, als door t'beleyd van Paludano Regulo28. Elders ist stil, selve in de Haege, daer de vergaderingen tot noch toe ongemolesteert continueren op de gewoonlicke plaets ende uyre, uE. broeder bekent, oock niettegenstaende dese tegenwoordige dachvaert, twelck wonder is, want het is bekent.Men wil ons veel moets geven van verlichtinge, als S.Ex.e den Bosch sal hebben verovert. Ick wil wel mede hoopen, dewijl all de werelt hoopt, dat die victorie ons wat goeds brengen sal, maer ick en kan die connexie niet sien. Och, conde doch yet gedaen worden voor die van Louvesteyn29. Weet uE. ons daerin wat raets te geven, hoe men dat met suppliceren aenleggen soude, ick wilde het wel. Het is mij ende vele anderen een onverwinlick hertswee, dat die luyden daer soo blijven sitten.
Wij beginnen wat ordre te stellen tot onderhoudinge van eenige jonge studenten. God geve, dat het gelucke. Wij dienen wel mannen te hebben tegen dat sommige oude verhuysen.
Gister comt seecker tijding van t'veroveren van beyde de schanssen voor den Bosch, daeruyt men grote moet schept tot de reste.
Ick eyndige ende bidde God, dat hij uE. ende alle de uwe spare, segene, ende beware van alle quaet, met alle, die uE. lieff sijn, sondeling joffrou uE. huysfrouwe ende uE. broeder, die nu daer is. Ick danck uE. nochmaels seer van sulck breed schrijven wenschende, dat het dickwils geschiede, sonderling dat ick haest mach antwoord hebben op desen. Ick verneem dat de hertoch van Trimouille30 voor een jaer paeps geworden is: hoe is dat bij gecomen ende hoe draecht haer sijne moeder31? Ick hoor, dat sijn huysvrou32 haest volgen sal. Met wien is hij getrout?
Ick gebiede mij seer in de goede gratie D. Tileni, Dorii33 etc.
Dese 20. Julij 1629.
UE. dienaer
H.v.M.
Geen adres.
In dorso schreef Grotius: 20 Julii 1629 van Mede.