eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    1658. 1631 juli 10. Aan N. van Reigersberch1.

    Mijn Heer,

    Ick danck uE. van de advysen van den 30. De discoursen alhier vallen verscheiden ende daerom is goedt, dat ick wat wel werde onderrecht om anderen mede te onderrechten. UE. en soude niet geloven, hoe goede diensten dat ick doe ende nu soo langen tijdt gedaen heb voor deghenen, die voor mij niet en sorgen.

    Ick twijffele, off het ernst is van den cardinael van Spaignie2, te meer omdat men in Spaignie opentlijck in alle de kercken voor sijne reise bidt. 't Is te veel gewacht dan dat men het soude meenen.

    Dat de Engelschen haere pretensiën contra Mare Liberum3 willen vorderen is seecker, ende ick soude daer goede conditie connen maecken, al waer het maer om haer te helpen tot een goede ordre op de harincvaert ende visscherie, die sij meenen ernstig bij de hant te nemen. Non addam illud Maronis:

    Et faciam, quoniam sordent tibi munera nostra4.

    Ick spreecke van deghenen, die 't lant regieren.

    't Parlement heeft doen registreren 'tgunt tegen haer arrest gedaen is contra leges factum. Den cardinael5 heeft tewege gebracht, dat den coning wederom 't boeck heeft ontboden. Sij seggen mij, soo men het wederom scheurt, dat sij wederom gelijcke registratie sullen doen, alwaer het tot hondertmael, om voor de posteriteit onschuldig te sijn ende te doen voor de wetten soo veel in haer is.

    's Conings broeder6 in sijn manifest7, dat bij hem aen het parlement, bij 't parlement aen den coning is gesonden, dreicht, soo hem bij den coning ende de justitie audientie werdt geweigert, genooddruct te werden tot de wapenen. Ende 't schijnt de saecke daertoe loopen, maer dependeert veel van 'tgunt ons volck sullen doen. Conde Vrancrijck eens degelijck aen den carn gecoppelt werden, ick seg tegen Spaignie, wij waeren geholpen.

    420

    Den ambassadeur van Sweden8, die hier is, is niet ingehaelt nae behooren. Men excuseert ende men soect het met goed tractement te beteren. Reipsa, men heeft den keyser9, Beieren ende Polen niet willen offenseren.

    De saeck van la Faille10 hoopen wij wel te beleiden.

    Den cardinael toont couragie ende alsoo in den raedt de manifeste van Monsieur11 gelesen wierd clagende over sijne gouvernementen ende naementlijck van Bretaigne seide, dat hij t'nochtoe hadde excuseert, maer nu dat soude aennemen ende Guyenne daerbij ende 10M man om hetselve tegen eenyder te bewaeren. De reis van den coning nae Champagne schijnt uitgestelt tot post Messem. 's Conings broeder can oock niet, eer rede valle.

    God bewaere Vrancrijck ende ons lant.

    Vale cum amicis.

    10 July 1631.

    UE. dienstwillige broeder
    H. de Groot.

    Den cardinael heeft den eedt gedaen van 't gouvernement van Bretaigne. De trouppes van Italië gaen nae Ulms. Men seit (hier) dat den coning Straesburg neemt in sijne protectie; (eenighe) vougen daerbij d'andere steden van 't rijck.

     

    Dese carte sal uE. gelieven aen mijn huisvrouw te geven.

    De neef van monsr de Champdolan12, mijn buirman, is genaemt niet Boulen maer la Boulée13. UE. can sijne brieven met de onsen senden, wanneer die gaen bij 't pacquet aen den ambassadeur14.

    Adres: Mijn Heer Mijn Heer Reigersberg, raedt in den Hoogen Raiden in Hollant in 's Gravenhage.

    In dorso schreef Reigersberch: broeder de Groot den 10 Iuly 1631.

    Notes



    1 - Hs. U.B. Amsterdam, coll. R.K. H 16b. Eigenh. oorspr. Enigszins beschadigd.
    2 - Don Fernando; zie no. 1652, p. 412 en n. 11 aldaar; zie ook no. 1654.
    3 - Op verzoek van de Oost-Indische Compagnie had Grotius in 1609 het twaalfde hoofdstuk van zijn De Iure Praedae (Ter Meulen-Diermanse, no. 684) uitgegeven onder de titel Mare Libervm sive de ivre qvod Batavis competit ad Indicana commercia dissertatio, Lugduni Batauorvm, Ex officinâ Ludovici Elzevirij, Anno M.DI.IX (sic); zie Ter Meulen-Diermanse, no. 541 en remarques. Het gehele werk zag eerst in 1868 het licht.
    4 - Vergilius, Ecl. II, 44.
    5 - De Richelieu.
    6 - Gaston Jean-Baptiste de France, hertog van Orléans.
    7 - Vgl. Mercure François XVII, p. 202 vv.
    8 - Bengt Bengtsson Oxenstierna af Eka och Lindö (1591-1643), bijgenaamd Resare-Bengt. Hij was een halfbroer van de bekende Zweedse rijkskanselier Axel Oxenstierna (1583-1654).
    9 - Ferdinand II.
    10 - Vgl. no. 1646.
    11 - Gaston; zie boven, p. 419 en nn. 6 en 7.
    12 - Zie ook no. 1648, p. 405; niet nader geïdentificeerd.
    13 - Vgl. no. 1648; niet nader geïdentificeerd.
    14 - Gideon van den Boetzelaer, heer van Langerak; vgl. no. 1545, p. 271 n. 9.