Mijn Heer,
Die van den 8. deser is mij behandicht den 10. dach; kan niet begrijpen, dat de mijnen soo lange onderwech blijven; indien ick het wiste, soude het soecken te remedieren.
Rubbens2 en is in den Hage niet geweest, hoewel hij paspoort daertoe hadde, twelck van de Staeten alhier quaelijck genomen is geweest, ende heeft den hertoch van Aerschot3 den brief ende sijn antwoort aen Rubbens in den Hage opentlijck getoont ende daervan copie gegeven. Hij is te hooveerdich voor een schilder, hoewel hij nu den tytel heeft van secretaris van den privé raet, doch gelove niet, dat hij noch soo haest van de profijten genieten sal.
Wij hebben hier weder een gedeputeerde van dese sijde wt den Hage gehad, te weten den pensionnaris van Namen4, die ick meene gekommen is om naerder verseeckeringe van Haere Hoochheyt5. Men seyt mede, dat de Hollantsche begeeren, dat de Brabantsche Staeten soude borge blijven van hetgeene soude mogen getracteert werden, soo mosten sij het gouvernement teenemael aennemen, ofte de borge waer niet suffisant, twelck soo niet te doen is, ende wie soude toch borge blijven voor de Hollantsche? Den gemelten pensionnaris is gisteren weder naer Hollant ofte sal vandage vertrecken, men moet nootsaeckelijck haest sien, waer heenen sal willen.
Charnassé6 hout hem als particulier in Hollant, men stroyt aldaer mede wt, dat de ministers alhier van den koninck7 hebben gesocht eenige van de Staeten van Hollant te corrumperen, omdat sij den trefves souden helpen vorderen, ende dat hetselfde eenige murmuratie heeft gemaeckt.
Hier seyt men, dat de Sweetsche Leipsich geplundert hebben, dat Coelen, Nieuburch ende die van Luyck onder de protextie van de Staeten van Hollant sijn genomen, dat Gronsvelt8 casacq gekeert heeft ende trouwen sal met de suster van den lantgrave van Hessen, doch sijn geen seeckere tijdingen, maer mochten metter tijt wel waer vallen, alsoo Gronsfelt niet gaern sal sien, dat den grave van Merode9 op de Weserstroom sijne troepen maecken wil ende aldaer de quartieren verdeelt. Frietlant10 doet seer groote levees, voornementlijk van ruyters.
99
Ick hebbe hier mijn neef Van der Mylen11, die sieckelijck wt Vranckrijck gekommen is; ick vreese seer voor een wtdrogende sieckte, want hij altijts een cleyn coortsien heeft, die savents vermeerdert, daerbij een quaede hoest ende is seer geëxtenueert; soo hij niet beter wert, mochte mijn suster12 wel hier kommen.
Men heeft [Lortis]13 te Parijs ontboden ende Valence14, die voor desen geweest is gouverneur van Calais, naer sijn huys gesonden.
Men maeckt in Hollant groote preparatiën ten oorloge; men doet hier oock wat; sij moeten noch wel gelt weten te vinden op credyt, hoewel sij utermaeten veel ten achteren sijn; noch sijnder die geloven, dat den trefves voortgang sal hebben. God geve alles geschiede tot sijne glorie, die uEd. wil nemen in Sijne heylige bescherminge, ende ick blijve altijt,
Mijn Heer,
UEd. ootmoedichste ende getrouwste dienaer
W. d'Oldenbarnevelt.
Brussel, den 23 Februari 1633.
Notitie van Grotius: 23 Febr. 1633. Stoutenburch. Rec. 9 Martii.