214
Mijn Heer,
Wij blijven hier in droefheyt2 altijts; voor mij, mijn dunck, dat ick in een nieuwe werrelt ben. Hoeveel swaericheyt dat ick gehad hebbe, soo is dese van de cleynste niet. Doch niet om mijn particulier, maer de gansche Cristenheyt, want sij niet als vreede sochte ende heeft geclaecht, dat sij geen vrede heeft mogen met haer gemeente beleven. Nu God heeft se ons wech geweckt in een ongelegen tijt sonder tijt te geven. Int jaer dertich heeft sij een testament gemaeck, te weten, dat de regeerders bij provisie naer haer doot tot naerder order soude wesen: den ambassadeur van Spangnje, wie daer soude wesen, twelck nu gevallen is den marquys d'Aytone3, den aertsbischop van Mecchelen4 nu tegenwoordich, den hertoch van Aerschot5, die naer Spangnen is, don Carlos de Colonna6, die oock hier is, Tilly7 ende Mirabel8. Den eenen is doot, den anderen in Spangnien, soodat geordonneert was, dat eenige faillerenden de twee casteleynen van Antwerpen ende Camerijck souden succederen, dat nu gevallen is, dien van Antwerpen de Comte de Fera9 ende van Camerijck den marquis de Fuentes10. Men sal sien, hoe het voorder sal gaen, als den cardinael11 sal kommen. Het sal voor den dach kommen.
Het leven van haer hoocheit ende het eynde, twelck seer admirabel is, met de grootste humiliteyt, die te imagineeren is (?), waervan dat de historie te lang om te schrijven is, sal ick uEd. bidden met mij de patientie te nemen om de particulariteyten te verwachten.
Men seyt, dat Feria12 de brugge van Straesburch met twee forten heeft ingenomen. De tijdinge komt over Bourgongne met den naeste beter, ende naer mijne dienstige gebiedenisse aen mejoffrou uEd. huysvrou met de familie blijve ick,
Mijn Heer,
UEd. ootmoedichste dienaer,
G.d.B.v.S.
Den 9en Decembr. 1633.
Adres (met andere hand): Aen Men Heer Men Heer de Groot etc. tot Hamborcht. Port.
In dorso schreef Grotius: 9 Dec. 1633. Stoutenburg.