eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    2839. 1636 november 14. Aan N. van Reigersberch1.

    Mijnheer,

    Van Vrijdagh te vyer uyren tot Saterdagh naemiddagh heb ick een groote cortse gehadt, dewelcke, hoewel apparent zijnde lang te duyren, door het sweten ende aderlaeten heeft opgehouden.

    De predicanten Aubertijn2 ende Daille3, hoewel ick haer beyde om eenighe haere schriften, dye te grof gingen tegen dye van de Confessie van Augsburgh, mijn gevoelen vrij ernstelijck hadde verclaert, zijn mij wesen besoecken, om den predicant, dye zij wel weten, dat ick van Helmstadt becomen heb4, nyet gesproocken nochte hem verwellecomt, gelijck sij den Engelsche5 voor desen gedaen hebben ende de Engelsche den mijne.

    Den maistre de Cérémonies6, swager van de heer Bulion7, quam gisteren bij mij ende onder veele ommegangen van propoosten scheen wel sijne meeste boodschap te sijn om te weten, ofte Sweden te Colen soude senden.

    Ick seyde, dat mijn heer den rijcxcancellier8 aen Mons.r de S.t Chaumont9 hadde geseit rapport daervan te sullen doen aen de regenten10. Wat difficulteits te vinden in het beleid, dat gegeven werd aen den legaet van den paus11, doch dat misschien daerop expediënt soude werden gevonden.

    Hij seide, dat hetselve geen swaericheit en conde hebben meer voor ons als voor d'Engelschen.

    Ick seide d'Engelschen tot noch toe niet te tracteren en hadde als geen vijanden sijnde van iemant. Soo sij haer nu in 't oorlogh verclaeren wilden, dat dan onse consideratiën ende d'haeren seer gelijck souden sijn.

    Hij insisteerde, dat Vrancrijck niet en soude sluiten sonder de geallieerden te begrijpen. Waerop ick seide, dat wij self wilden handelen.

    Hij seide, dat de Staten-Generael met sulcx wel soude tevrede te sijn, waeraen ick toonde te twijffelen ende in veele gevallen, dat wij mosten letten op de reputatie van de Croon. De invasiën van den vijant in sooveel quartieren maecken alle de provinciën van Vrancrijck het oorlogh, soo meede die oock dat minst willen tot de vrede sullen moeten comen.

    509

    Den cardinael de Lion12 meent men dat haest hier sal sijn. Feuquièrs13 ende d'Avaux14 hebben noch geen ordre.

    Den 23 October nieuwe stijl is den gouverneur van Pompelune15 de riviere d'Hiron met 15000 man te voet, vijfhondert ruiters, al Spaignaerds, gepasseert ende gecomen in Vrancrijck, Hendaie genomen, ende gegaen nae Harogne. Gramont16, gouverneur van Baionne, hebbende D'Amon17 met 200 man gesonden om des vijants macht ende myne te sien self, den 24 volgende heeft noch voor Damon, noch voor hem geen cants gesien om te vechten, sodat Haroigne bij den vijant is becomen, die van daer ginc nae Ciboure.

    Den hertogh van Valette18, soon van Espernon19, gouverneur van die provincie, comende bij Ciboure, liet daer ende te S.t Jan de Luz weinigh soldaten van 't regiment van des gardes van sijn vader met vermaeninge aen de burgers om haer wel te defenderen, die weinigh opereerde, soo om de schrick als om de onlust van de gemeente tegen de regierders, sulcx dat den 25 Ciboure te land, S.t Jan de Luz ter zee met 24 pinascen uyt oorlogschepen sijnde aengetast in der vijanden macht sijn geraect, gelijck mede een welgelegen have, genoemt Socova, denwelcke de Fransoisen hadden begonst te fortificeren, ende eenige plaetsen van 't gouvernement van Guyenne.

    Men schrijft, dat den viceroye van Hoogh-Navarre20 belooft den coning van Spaignie21 Baiona te leveren voor Christmis. De stadt is sterck, maer de burgerie niet wel eenigh: ende een van de twee casteelen is in macht van de burgers. Vitry22, gouverneur van Provence, werdt van den coning23 gesonden om d'eilanden van Marguerita en S.t Honorat te recupereren.

    In Bourgogne gaen de saecken beter. Den vijant had S.t Jean de Lone belegert, de buitenwercken becomen, beschoot de stadt. Men vreesde, dat Couturis24, die onder de conduicte van Verderonne25 gegaen was, door een verre ommegang te laet soude comen, gelijck oock soude sijn geschiet. Ransou26 nam aen door een corter, maer periculeuser wegh te gaen, met de ruiterie van den prins van Condé27, een regiment ruiterie van den hertogh van Weimar28, twee regimenten Duitschen te voet, 't eene 't sijne, 't ander van Batilly29, vertreckt den 2 November, passerende 's nachts door overvloeide landen door de overloop van de rivieren. Passerende Auxonne in de morgenstont, rencontreert Croaten ende Staetse en

    510

    passant. Den vijant, hierdoor gecomen sijnde in opinie van een secours grooter dan het was, haest hem om de stadt door een trecht die gemaect was in te nemen, maer werdt met verlies van tweehondert bij die van binnen afgeslagen. Ranzou comt op de naeganck ende 's margens den derde doet een uitval doen, daermede 300 Croaten, die op een oort haere poste hadden, gedwongen wierden te retireren, ende met moeite door haer gros van cavallerie sijn gesalveert. De stadt, alsoo ontset sijnde, viel voor den vijant niet anders te doen dan te retireren, gelijck hij heeft gedaen. In de retraicte sijn noch eenige Croaten bij Ranzou aengetast ende gevangen genomen, 't gros van de cavallerie, dat haer belast was te bewaeren, niet hebbende derven approcheren. Ransou is midden door de vijanden weder meteen bij den sijnen gecomen. Den vijant retireerde sich nae Mirebaut. Men meent oock, dat alle het leger nae Galas30 gaet om de Saone, om in 't graefschap van Bourgogne nae 't minder peryckel van den vijant ende van de overloopende rivieren ende met beter lijftocht te overwinteren.

    De beste tijdinge is, dat wij nu crijgen, dat die van Corbie, die hadden begonst te handelen, maer schijnende de saeck te traineren ende met den cardinaelinfant31 te willen spreecken, oorsaeck hadden gegeven om daeruit te scheiden met restitutie van ostagen ten wedersijds, weder sijn gecomen aen het handelen ende morgen daeruit sullen gaen tot groot geluck van Vrancrijck. D'oorsaeck connen wij niet wel bevroeden; men seit groote sterfte binnen was, 't garnizoen gecomen tot 800 man. Groote vrese voor straffe voor d'overloopers. Off daer wat gelts ende onder loopt, sullen wij metter tijdt hooren.

     

    De Spagnaerden fortificeren seer Socova ende S.t Laudeaul. Espernon32 is sieck te Bourdeaux gebracht.

    Van uE. ofte van die quartieren heb ick weder niet gehadt. De laeste waeren van den 6 Oct.33 door Mons.r de Maurier34. UE. moet alle middelen soecken om te senden door bedecte wegen.

    Binnen Plaisance seit men mij, dat gebreck is sout, hout, olie. Van Baione werdt verscheidenlijck gesproocken.

    Te Corbie sijn ettelijcke mael eenige luiden van den cardinael35 uit- ende ingegaen. Den gouverneur is een Nederlander36, die apparentelijck een pretext heeft gesocht om daeruit te comen.

    Nopende d'handeling van Vrancrijck met Engelant: de Fransoisen seggen, dat die gedaen is; de Engelsche seggen neen. Deselve Engelschen seggen nu, dat den graef van Arondel37 nae Engelant comt.

    Tot Parijs, den 14 Nov. n. st. 1636.

    In dorso schreef Van Reigersberch: Broeder de Groot, den 14 Nov. 1636 wt Paris.

    Notes



    1 - Hs. Amsterdam, UB., coll. RK., R 3 h. Eigenh. oorspr. Antw. op no. 2825?; tesamen met o.m. no. 2869 beantw. d. no. 2898.
    2 - Edme Aubertin, een der geleerdste predikanten van Charenton.
    3 - Jean Daillé, Frans protestants theoloog.
    4 - Brandan Dätri; zie no. 2606, p. 167 n. 3.
    5 - Eén van hen was wellicht Thomas Lockey; zie no. 2813, p. 466 n. 8.
    6 - Nicolas Faure, sieur de Berlize.
    7 - Claude de Bullion.
    8 - Axel Oxenstierna.
    9 - Melchior Mitte de Miolans, markies van St. Chaumont, speciale gezant van Lodewijk XIII bij de Zweedse rijkskanselier.
    10 - Zie voor hun namen no. 2533, p. 58 n. 12.
    11 - Waarschijnlijk Martio, kardinaal Ginetti, door Urbanus VIII ter vredesconferentie afgevaardigd.
    12 - Alphonse Louis du Plessis de Richelieu, kardinaal-aartsbisschop van Lyon.
    13 - Manasse de Pas, markies van Feuquières.
    14 - Claude de Mesmes, graaf van Avaux.
    15 - Vgl. no. 2837, p. 503 n. 11.
    16 - Antoine, hertog van Gramont; zie VI, p. 543 n. 11.
    17 - Charles d'Aumont; zie no. 2837, p. 503 n. 13.
    18 - Bernard de Nogaret d'Epernon de La Valette; zie VI, p. 348 n. 11.
    19 - Jean Louis de Nogaret de La Valette, hertog van Epernon.
    20 - Don Francisco González de Andía Irarrazabal y Zárate, markies van Valparaíso.
    21 - Philips IV.
    22 - Nicolas de l'Hospital, markies van Vitry.
    23 - Lodewijk XIII van Frankrijk.
    24 - Le sieur de Couture; zie no. 2837, p. 502 n. 12.
    25 - Charles de l'Aubespine, seigneur de Verderonne; zie no. 2837, p. 503 n. 1.
    26 - Josias, graaf van Rantzau; zie VI, p. 327 n. 13.
    27 - Henri de Bourbon, prins van Condé.
    28 - Bernhard, hertog van Saksen-Weimar.
    29 - Antoine de Bey, heer van Batilly.
    30 - Matthias, graaf Gallas, generaal-majoor in dienst van Ferdinand II.
    31 - Don Fernando; zie over hem IV, p. 412 n. 11.
    32 - Jean Louis de Nogaret de La Valette, hertog van Epernon.
    33 - Niet meer aanwezig.
    34 - Maximilien, zoon van Benjamin Aubéry du Maurier; vgl. no. 2614.
    35 - De Richelieu.
    36 - De Belg George de Brimeu.
    37 - Thomas Howard; zie over hem V, p. 318 n. 12.