Mijnheer,
Desen schrijve ick drie dagen voor het vertreck van den ordinaris ende darom sal hij uEd. geven excusen in plaetse van nieuwe tijdyngen.
Het leger heeft Vrijdach2 's morgens ten drie uyren beginnen te marcheren, neempt sijn wech tusschen Maes ende Wael, d'opinie is naer Gelder, om hetwelcke te belegeren dese groote droochte dienen sal. Een notabelder diversie soude de Franse desseins dienstyger sijn.
Prins Willem3 wert alle dage verwacht ende kan ick niet sien dat op de comste van de princesse de minste reeckenynge is te maecken, sonder dewelcke niet alleen (niets) seeckers van dat huwelijck is te wachten voor desen staet, maer grote advantagie voor Engelant, hetwelcke bij alle occasiën contentement sal moeten werden gegeven meer alsoff de bruyt al ware in de schuyt.4 't Is wonder hoe dat contract noch eyndigen wil ende kan ick veel difficulteyten daerin
336
sien, sooseer heeft Engelant alles aengeleyt om de werelt te tonen rem omnino esse integram. Den churfurst ende prins5 hebben den anderen in Engelant niet gesien.Den keysers commissaris,6 die noch hier is, seyt men nieuwe brieven ende ordre heeft gecregen; in wat forme, weet ick niet. Den heer Rho7 hier passerende meende den aertsbiscop8 het leven soude connen salveren, maer d'advisen uyt Engelant geven daer geen hope toe, sooseer is de gemeente tegens dien heer ingenomen.
Den ambassadeur van Portugall9 seyt advisen te hebben dat de Baia volcht den nieuwen conynck ende gelooft niet de silvervlote10 soo haest is te wachten als de coopluyden hier meenen.
Eyndige staende om met den heer fiscael11 soo datelijck te reysen naer Alcmaer.
Desen 8 Iunii 1641.
Adres: Mijnheer mijnheer de Groot, raedt ende ambassadeur ordinaris van de coninginne ende crone van Sweden bij den alderch[r]istel. conynck tot Paris. 14s.
Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 19 Iunii.
En in dorso: 8 Iunii 1641 N. Re[i]gersberg.