eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    5244. [1641 juni 22]. Aan N. van Reigersberch.1

    Mijnheer,

    Voor Aire gaen de zaecken, zooveel wij verstaen, wel, alzoo Beck ende Lamboi2 met ontrent twaelffduizent man haer tusschen Monstreuil ende Aire gestelt hebbende de convoien met de vivres niet en hebben connen beletten, zoodat men hier hoopt dat Aire Fransch zal zijn voor het einde van de toekomende maendt. Den hertogh van Lotteringen heeft bij zich ontrent tweeduizent man te voet ende zooveel te paerd. Dezelve gaen om te verstercken het leger van den marescal de Chastillon3 voor Sedan.

    Hier te Parijs werdt gesproocken van accommodement met de princen die te Sedan sijn, maer ick en zie daertoe noch geen apparentie, alzoo de hoope die men hier heeft van Sedan te doen obediëren, zeer groot is door het afsnijden van de vivres, waerdoor men segt de stadt van Sedan alrede zooverre gekomen te zijn, dat het magazijn van de vivres, dat tot een hooge noodt wierd bewaert, alrede is aengesproocken. Den hertogh van Guise heeft te Bruissel hondertduizent croonen ontfangen.

    Wij hooren oock dat in Catalagne die van Tarragona, zijnde een zeer groot garnisoen, door gebreck van vivres hebben begonst te handelen ende belooft haer aen de Fransoisen over te geven, zoo binnen vijf dagen geen secours en quame, welck secours Fernandino4 prepareert ter zee, zijnde veel stercker van schepen dan den eertsbisschop van Bourdeaux.5 Den prins van Condé schijnt Coloevre te willen belegeren.

    De ambassadeurs van Portugal6 staen op haer vertreck; om haeren staet te considerabler te maecken zeggen dat de Azores ende andere eilanden haere partij hebben gevolgt ende dat negen rijckelijck geladen schepen van Portorico ende St. Domengo komende ende niet wetende van de gevallen verandering, in haere haven zijn ingekomen ende dienen zullen om het oorlogh te voeden. Den marquys de Breszé7 zegt dat hij haer haest met een vloote wil volgen, doch ick mercke dat alle wijze luiden ende die advysen hebben uit die quartieren, vresen dat in dat rijck eenicheit, geldt ende soldaten zullen ontbreecken.

    De meuterie van de boeren ontrent Bern duirt noch, doch werdt verhoopt dat de wijsheit van den raedt van Bern remedie daertoe sal vinden. In Vrancrijck zijn wel eenige beginselen

    362

    van oproer, maer die men meent dat niet wel apparent en zijn te duiren aengezien de groote macht van crijgsluiden die den coning heeft overal. De coninginne-moeder8 vertreckt uit Engellant. Men weet niet wel, off het is nae Luydick ofte nae Utrecht.

    Men hout het hier daervoor dat Gil de Haes9 een deel van zijn volck bij hem hout, een deel zent nae Nederlant.

    Den secretaris10 van mijnheer den marescal Horn werdt noch te hove opgehouden met goede hoope.

    Men sal dienen den vorst van Lunenburg ende de landgravin van Hessen11 wel te assisteren ende te courageren, alzoo het zeecker is, dat haer groote aenbiedinge vanwegen den keizer geschieden.

    Men is hier niet wel tevrede met het belegh van Gennep nochte oock van Geldre, hebbende iet grooter verwacht. Doch hetselve kan volgen, wanneer Aire genomen ende den coning van Vrancrijck aen den prins van Orangië de wegh zal wijzen.

    Naedat ick dit geschreven had, comt den secretaris van de heer Horn weder bij mij met een brief van de heer van Chavigny,12 dewelcke het retardement van de wisseling excuseert op het retardement van het tractaet in Swede.13

    Den prins van Condé heeft becomen in 't Roussillon twee cleine steden, Canet ende Argiller. Die van Sedan hebben Tourclaire met gewelt genomen. Den hertogh van Longueville gaet nae Colmar, alwaer hij vinden zal negen regimenten. Aire werdt gedefendeert met 1400 soldaten ende noch zooveel boeren.

    In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot, den 1641 [sic], uyt Paris.

    Notes



    1 - Hs. Amsterdam, UB, coll. RK, H 24j. Eigenh. oorspr. Niet ondertek. De brief stemt inhoudelijk overeen met Grotius' brieven aan L. Camerarius en A. Oxenstierna van 22 juni 1641, nos. 5240 en 5242, en is daarom hier geplaatst op dezelfde datum. Tezamen met no. 5243 antw. op no. 5222; vermoedelijk beantw. d. no. 5256.
    2 - Johann von Beck (no. 5140 n. 19) en Wilhelm, baron van Lamboy (no. 5005 n. 12).
    3 - Gaspard de Coligny, hertog van Châtillon, maarschalk van Frankrijk (no. 5119 n. 3). Karel IV van Lotharingen was in naam nog steeds de Franse partij toegedaan.
    4 - García de Toledo y Osorio, markies van Villafranca, hertog van Fernandina.
    5 - Henri d'Escoubleau de Sourdis (no. 5121 n. 27).
    6 - Francisco de Mello en dr. António Coelho de Carvalho (no. 5028 n. 6).
    7 - Jean Armand de Maillé, markies, later hertog van Brezé (no. 5103 n. 9).
    8 - Maria de' Medici reisde in september 1641 via de Republiek naar Keulen.
    9 - Gilles de Haes, Vlaming in keizerlijke dienst (no. 5041 n. 20).
    10 - Georg Hansson von Snoilsky (no. 5226 n. 4).
    11 - Christian Ludwig, hertog van Braunschweig-Lüneburg, en Amalia Elisabeth van Hanau-Münzenberg, landgravin-regentes van Hessen-Kassel.
    12 - Dit antwoord op Grotius' brief aan Chavigny, no. 5226, ontbreekt.
    13 - Het verdrag tussen Frankrijk en Zweden werd in juli 1641 verlengd.