Mijnheer,
De victorie van de Spaense voor Tarragona2 mocht de reductie van Barcelona ende heel Catalonge wel naer haer slepen, sonder hetwelcke Portugael qualijck sal connen bestaen, daer dan bij commen, gelijck seer is te vreesen, dat Aire wert verloren ende alle de oncosten van dit jaer soo van Vranckerijck als desen staet in fumée lopen. Soo sal het huys van Oostenrijck het swaerste hebben geleden, sijnde niet altijt wel doendelijck met soo grooten costen haer te bevechten ende haer facylder, binnensslants de ruste hebbende gerestitueert, hare macht buyten te tonen. Doch mogelijck wat noch sal vallen, waertoe alle mogelijcke ende menschelijcke middelen - soo schrijven de gedeputeerden3 - bij sijne Hoocheyt,4 die nu tot Philippine is gelant, bij de hant genomen sullen werden.
Mevrouw de princesse5 gaet mergen naer Dordrecht om aldaer de roine-mère6 uyt Zeelant commende, waer sij Vrijdach is gearriveert, te ontmoeten. De preadvertentie bij de heer Joachimi7 aen hare M.teyt gedaen, hoe vremt die haer is bevallen, gelijck sij daerop antwoordende seyde, ‘qu'elle l'avoit bien entendu, mais non attendu, et qu'elle ne diroit point le reste’, heeft hare reyse niet doen veranderen. De resolutie van de Staten-Generael was, dat men hare M.teyt gelijck als onbekent soude laten passeren ende op den cleynen voet ontfangen ende tracteren, maer den heer Knuyt8 heeft hier geschreven aen een goet vrient dat sij, apparent den heer van Brederode9 ende hij, die hare comste tot Vlissyngen wachten, waren geresolveert haer bij de burgerie van Vlissyngen in te doen haelen, dat niet vremt soude werden gevonden in een stat
513
van sijne Hoocheyt ende die door het huwelijck van den jongen prins10 soo naer met de roinemère was geallieert.Dorsten defendeert hem noch ende seer wel. De gedeputeerde van desen staet11 sijn van Staden gescheyden sonder daer yet het minste te hebben uytgerecht.
Desen 16 Sept. 1641.
Adres: Mijnheer mijnheer de Groot, raedt ende ambassadeur van de coninginne ende crone van Sweden bij den alderch[riste]lijcks[ten] conynck.
Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 25 Sept. 1641.
En in dorso: 16 Sept. 1641 N. Reigersberg.