eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    559

    5405. 1641 oktober 7. Van P. Spiring Silvercrona.1

    Mijnheer,

    Tsedert mijnen jongsten aen u Ex.tie2 over de veroveringe van Dorsten ende het quiteren voor Wolffenbuttel is hier weinig gepasseert. Sijne Hoocheit den prince van Orangië laet de twee forten ontrent 't Sas van Gent sooveel mogelijck verveerdigen om sich bij wintertijden, als de rivieren bevrosen sijn, of bij andere occasie daervan te dienen.

    Hiermede gaet copye3 van 'tgeene den resident van Vranckrijck, Mons.r de Brasset,4 in de vergaederinge van de Staaten tot des vredens handeling heeft overgelevert. 'tGeen hij daerin is versoeckende, sal u Ex.tie daeruit connen vernemen. Wat reden Vranckrijck beweegt sulcke propositiën publice te doen, connen alhier de wereltwijse niet wel bevroeden, alsoo daerdoor veele concepten ende goede beraetslagingen teruggeblijven, principaelijck die van Holland door soodanige hoope van vrede sterck dringende tot afschaffung van geltmiddelen ende 'tgeene tot voortsettinge van de oorloge soude mogen van noode wesen. Den voorss. resident heeft ter antwoorde ontfangen dat men sich daerin sal resolveren, naedat men de hoedanigheit van de paspoorten daertoe gehoorigh5 sal gesien hebben.

    Alsoo den keiser geresolveert is van Regensburg weder nae Weenen te vertrecken ende deshalven versoeckt dat de ambassadeurs van Engelant ende Dennemarcken6 hem souden volgen, soo dringen deselvige ambassadeurs seer dat men tenminsten een aenvang in de afhandelinge van den Palts te Regensburg soude maacken, 'twelck den keiser geconsenteert hebbende heeft den Deenschen ambassadeur den 23 passato sijne propositie in het churfurstelijcke collegie gedaen ende in veele preliminarische puncten vergeleecken sijnde soude men den 26 dienvolgende de hooftsaacke voor de hand nemen. Het staet te beduchten dat die saacke in de lenge sal gebracht werden, te meer soo de ambassadeur van Engelant ende Dennemarcken het hof nae Weenen volgen, daertoe sij schijnen geresolveert te sijn. De rijcxstanden sijn nogh beesigh om het slot van den rijcxdag te formeren tot desselven publicatie, waervan den inhout ontrent sal wesen:7

    1.
    de gepubliceerde amnestie met sijne clausule, waertegens door den ambassadeur van Engelant geprotesteert is;
    2.
    de opschortinge van de reformatie der justitie ende de verwijsinge der gravaminum op eene naerdere t'samencompste;
    3.
    de veraccordeerde contributie door overstemminge ende als 't principaelste de transmutatie van een particulier oorlogh in een general, waeronder Spaegnië mede begrepen wordt ende, alhoewel 120 maenden roomschtochten unanimiter in 't collegie verwilligt sijn, soo en willen nochtans de rijcksteden maer tot 60 maenden verstaen.

    De keyser hadde eene assignatie op de stadt Ulm gegeven van 16000 gulden, waerinne sij sich beswaert vindende ende toonende haer ommogelijckheit, wirdt in plaetse van versachtinge haer opgeleidt 24000 gulden.

    Den veltmarschalck Hatsvelt8 werdt van de Spaenschen sterck toegeset om tot dienst van

    560

    den cardinal-infant sich met sijne armee in Artois te begeven met beloofte van groote recompense, 'twelck hij sonder specialen last van den keiser niet sal dorven aennemen.

    Hiermede verblijve, mijnheer,

    u Ex.tie dienstwilliger.

    Haage, 7 8bris 1641.

    Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 15 Oct.

    Notes



    1 - Hs. Den Haag, ARA. Eerste afd., coll. Hugo de Gr. Aanw. 1911 XXIII no. 13, 94. Oorspr. Niet ondertek. De brief is geschreven door Grotius' voormalige secretaris Pieter Pels (no. 5228 n. 1).
    2 - No. 5395 dd. 30 september 1641.
    3 - Ontbreekt; zie ook supra no. 5379 n. 8.
    4 - Jean Brasset.
    5 - Zie J.J. Poelhekke, Vrede, p. 37-97.
    6 - Sir Thomas Roe (no. 5143 n. 7) en Corfits Ulfeldt (no. 5085 n. 15).
    7 - Zie K. Bierther, Regensb. Reichstag, p. 192v., 223-226, 291-297.
    8 - De keizerlijke veldmaarschalk Melchior von Hatzfeldt und Gleichen (no. 5025 n. 11).