eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    5891. 1642 september 22. Van W. de Groot.1

    Frater optime,

    Binas a te eodem tempore accepi litteras, et quas VIo, et quas XIIo huius mensis ad me dedisti. Ita iam praeteritae septimanae iactura reparata est.2 Pro iis quae in utrisque nuntias

    439

    de rebus captivorum aliisque externis gratias habeo maximas. De omnibus et praesertim de Perpignani deditione proxime certiora expectamus.3

    Tua de unione ecclesiarum cogitata propius examinabo, ubi Votum pro pace accepero. Interea volupe est intelligere deprehensos qui paginas typographo surripere conati sunt et effectu caruisse conatum.4 Tua ad Ius videre mirum quantum desidero. Quid si alicui in Suedia hunc tuum laborem dedices?5

    Spiringius quid inde attulerit necdum scio. Illud constat uxorem omnesque privignos et privignas nobilitate Suedica donatos.6

    Hic adversus eos qui legati Lusitani aedes antea violarant nihil actum. Dicunt senatores se exactissima inquisitione facta noxios deprehendere non posse, neque auctores tumultus ab aliis distinguere.7 Interea magnae hic inter Foederatos et Batavos gliscunt turbae, revera non absimiles iis quae vos pessumdederunt. Batavi se iam medios inter regis et parlamenti arma gerere volunt, ut neutri publice quid praebeatur neque ad bellum necessarius paratus subvehatur.8 Foederati regi arma, pulverem tormentarium, milites subministrant, quae Hollandi in suis portubus detinent, sed ita ut pars militum se in Brabantiam et Selandiam receperit, inde Angliam secure petitura. Conquesti sunt ea de re Batavi, sed Foederatis est id consilii ut eos mora et inutilibus ambagibus ludificentur. Ita ad Consilium Status reiectum est negotium, ubi novae invenientur tricae. Princeps omnia sub persona agit, neque ambigue petitur. Regina discessui imminere se simulat et se itineri intra duas septimanas paratam fore testatur.9 Interea octo hic naves coemisse in Angliam ducendas dicitur, quod ipsum tamen Batavis minime placebit.

    440

    Prodiit hodie hic adversus Laurentiadem libellus, ubi is condignis excipitur modis.10 Auctorem quis sit, ignoro. De te certe totoque negotio non male meritus est, sed revera Bacchae bacchanti adversatur.11 Qui nuper de tuo negotio editus est libellus,12 is iam omnium teritur manibus. Vidit eum Bellimontius. Eundem et deputatis Roterodamensibus tradidit Doubletius, amicissimus sane nostri, qui Hagae a secretis est;13 illi exemplar secum domum tulere. In hoc adversus Laurentiadem libello prioris quoque reperies mentionem, ut publici esse iuris cognoscas.

    Scribam ad Vossium ut exquiram an quem illic reperire valeat indici in Anthologiam concinnando idoneum; sed ego si Sorberium excipis,14 neminem Amstelodami inventum iri confido qui id ex animi tui sententia conficere possit.

    Abrahamus Antoniades, vetus amicus, filium suum in Galliam misit.15 Is ubi ad vos venerit, rogo intelligat patrem a te magni aestimari et commendatitias nostras aliquid valere. Si in titulis aut aliis solemnitatibus peccet, scias rudiorem esse neque dedita opera, sed inscitia potius peccare, correcturum ubi melius edoctus fuerit.

    De rebus Petri ad uxorem scripsi. Cum ea, quaeso, confer consilia et meae pro ipso intercessioni omniumque amicorum voto aliquid tandem tribue teque exorari sine.

    Vale,

    tibi obsequentissimus frater,
    Guilielmus Grotius.

    Hagae, XXII Septembris 1642.

    Adres: A monsieur/monsieur Grotius, ambassadeur de la reine et couronne de Suede, à Paris.

    In dorso schreef Grotius: 22 Sept. 1642 W. de Groot.

    Notes



    1 - Hs. Den Haag, ARA, Eerste afd., coll. Hugo de Groot, aanw. 1911 XXIII no. 24, 259. Eigenh. oorspr. Antw. op nos. 5871 en 5878, beantw. d. no. 5904.
    2 - In zijn brief van 15 september (no. 5882) sprak Willem de Groot zijn bezorgdheid uit over het uitblijven van Grotius' brief van 6 september.
    3 - Twee dagen na zijn brief van 12 september hoorde Grotius het goede nieuws over de inname van Perpignan en het slechte nieuws over het einde van Cinq-Mars en François-Auguste de Thou; vgl. no. 5886 n. 2 en 3.
    4 - In Parijs werd de uitgave van het Votum pro pace ecclesiastica voorbereid (BG no. 1183). Van enkele bladen waren proefdrukken gemaakt die door bedrog niet in handen van Grotius maar in die van Friedericus Spanheim en Rivets correspondentievriend Claude Sarrau waren gekomen. Twee bladzijden in bezit van Spanheim konden tijdig bij de rechtmatige eigenaar worden terugbezorgd, een ander blad lag eind september op de studeertafel van André Rivet (Bots-Leroy, Corresp. Rivet-Sarrau I, p. 248 en p. 260).
    5 - Grotius' Florum sparsio zou een maand later verschijnen. Het broederlijk advies werd niet opgevolgd; vgl. BG no. 791.
    6 - De Zweedse resident in Den Haag Petter Spiring Silvercrona was uit Stockholm teruggekeerd met adels- en adoptiebrieven ten behoeve van de kinderen van zijn vrouw Johanna Dorothea Doré (Daurées) uit haar eerste huwelijk met Jan B(l)ommert (Schutte, Repertorium II, p. 492 en p. 495; Een rondgang langs Zweedse archieven, p. 175-177).
    7 - Het Hof van Holland slaagde er niet in om achter de namen van de aanstichters van de volksoploop van zaterdag 30 augustus te komen. Ondertussen was de woning van de Portugese ambassadeur Francisco de Andrade Leitão in de Korte Houtstraat te Den Haag in vlammen opgegaan.
    8 - De Engelsman Walter Strickland was in augustus door het Parlement naar de Republiek gezonden om te protesteren tegen de levering van oorlogsmateriaal aan koning Karel I. Bij aankomst in Den Haag op 6 september attendeerde hij leden van de Staten van Holland op de aanwezigheid van een verdacht schip in de haven van Den Briel. Dit bleek niet het enige zeilklare wapentransportschip te zijn. In het havengebied werden ook vaartuigen ontdekt met bestemming Londen; vgl. 5882.
    9 - Frederik Hendrik, die zijn vindingrijkheid en geld moest aanspreken om het verblijf van koningin Henriëtte Maria en haar dochter Mary in Den Haag zo aangenaam mogelijk te maken, dreef de Staten-Generaal tot het voeren van een politiek ten gunste van het huis Stuart. Deze beleidslijn ging evenwel in tegen de belangen van de zeegewesten Holland en Zeeland (S. Groenveld, Verlopend getij, Dieren 1984; CSP Ven. 1642-1643, p. 144-145, p. 150-151 en p. 157-158).
    10 - Verwondering aan Jacobus Laurentius over sijne geleerde schriften, van hem uytgegeven, besonder het schrift onlanghs teghen den brief van mijnheer Hugo de Groot, [Den Haag] 1642 (Knuttel, Cat. v. pamfl. no. 4892a, en BG nos. 872 rem. 7 en 1204 rem. 4).
    11 - Vgl. Plautus, Amphitryon 703.
    12 - De Autentycque stucken, raeckende de saecke van den heer Hugo de Groot ... (BG no. 889) waren de afgelopen week in de Republiek verschenen. Melding van de ‘Autentycque stucken’ werd al gemaakt in de hierboven genoemde Verwondering.
    13 - De familie achtte het blijkbaar minder wenselijk zelf exemplaren uit te reiken aan de Rotterdamse gedeputeerden ter dagvaart, met uitzondering wellicht van de bevriende pensionaris Simon van Beaumont. Als vertrouwensman in deze zaak werd nu de Haagse advocaat-secretaris mr. Philips Doubleth (1590-1660) ingeschakeld (H.P. Fölting, De Vroedschap van 's-Gravenhage, p. 80-82).
    14 - Samuel Sorbière had zijn belofte om Grotius' Anthologia Graeca (BG no. 534) persklaar te maken moeten intrekken.
    15 - De Amsterdamse koopman van remonstrantsen huize Abraham Anthonisz. Recht; vgl. no. 5713. De reislustige zoon kan de latere iuris doctor Gerrit Anthonisz. Recht (1621-1666) zijn geweest.