eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    6024. 1643 januari 3. Aan N. van Reigersberch.1

    Mijnheer,

    Men continueert hier zeer in de preparaten tot het oorlogh. Men meent aen den marescal d'Odincourt2 te doen hebben tegen het voorjaer 27 duisent man, ende de marescal de Guiche3 te zenden nae de Opperrijncant. Prince Thomas,4 den hertoch van Longueville,5 de marescaux Schomberg6 ende Desdiguieres7 werden hier verwacht.

    De Fransoisen schijnen in Italië voor Seravalle8 te zullen verwinteren, ende den paus met de andere princen van Italië vresende voor een inbreuck van de Fransoisen in 't Milanees, ende schijnt dat de zaeck van Castro zal gestelt werden aen de justitie,9

    De Switsers continueren te arbeiden tot de neutraliteit zoo van Cosnitz als van het

    6

    graefschap van Bourgogne.10 Montaigu is hier vanwegen de coninginne van Engelant.11 De meublen van de coninginne-moeder werden vercocht om de schulden te betaelen.12 Men gelooft dat den grave van Harcourt zal zijn grand escuyer de France.13 Pont-Curlai heeft ontfangen van den coning de provisie hem noodigh tot het generaelschap van de galeyen ende tot het gouvernement van Havre des Graces.14 Die de zaecken van staet in haere handen hebben zijn te Ruelle15 geweest om de papieren die daer waeren te bezichtigen. Tot de wisseling van gevangenen wil den coninck niet verstaen zonder dat oock de princesse van Carignan werde gezonden uit Spaignie nae haerer man, de prince Thomas.16 's Conincx broeder17 comt hier met permissie van den coning; zegt dat al het quaed dat hij gedaen heeft, is geschiet door raed van personen ontrent hem die den cardinael daertoe door pensioenen hadde gewonnen. Den hertoch Beaufort is in een van zijn huizen; mevrouw de Vendosme zal bij den coning audiëntie becomen.18 De hertoginne van Espernon, voordesen de La Valette, met haer dochter19 waeren volgens de generale ordre tot Diepe bij den gouverneur gearresteert, maer den coninck daervan onderrecht zijnde heeft belast dat men [die] zoude laeten gaen ende overzulcx comen zij hier. Philippe d'Aria is in faveur van mevrouw van Savoie vrijgelaeten uit het Bois de Vicenne.20 Den cardinael Mazarin onderhout de gevangenen ende uitlandigen met goede hoope.

    7

    't Gerucht gaet dat den coning te Havres ende Brouage gevonden heeft ontrent vier millioenen.21

    3 Ianuarii 1643.

    In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot, den 3 Ianuarii 1643 uyt Paris.

    Notes



    1 - Hs. Amsterdam, UB, coll. RK, H 29m. Eigenh. oorspr. Niet ondertek. Tezamen met no. 6023. Copie, afkomstig uit de briefwisseling van Grotius met P. Spiring Silvercrona, aanwezig te Stockholm, RA, E 1014 (bijlage bij een brief van P. Spiring Silvercrona aan J. Oxenstierna dd. 3/13 januari 1643).
    2 - Philippe (1605-1657), graaf van La Mothe-Houdancourt, hertog van Cardona, Frans onderkoning in Catalonië 1642-1644 (Sanabre, La acción de Francia en Cataluña, p. 239-269).
    3 - Antoine III de Gramont (1604-1678), graaf van Guiche, maarschalk van Frankrijk, wiens naam nog steeds niet gezuiverd was van de blaam van de nederlaag die de Fransen het afgelopen voorjaar bij Honnecourt hadden opgelopen (DBF XVI, kol. 919-920).
    4 - Tommaso Francesco van Savoye (1596-1656), prins van Carignano, had het Spaanse kamp verlaten en stelde nu zijn kennis op het gebied van de oorlogvoering ter beschikking van Frankrijk (EI XXX, p. 965-966). Zijn entree aan het Franse hof werd verwacht; vgl. Lettres Mazarin I, p. 8.
    5 - Henri d'Orléans (1595-1663), hertog van Longueville, bevelhebber van het Franse leger in Italië, was op 24 december aan zijn thuisreis begonnen (Claretta, Storia della Reggenza II, p. 16).
    6 - Charles de Schomberg (1601-1656), hertog van Halluin, sinds 1632 gouverneur-generaal van de Languedoc, maarschalk van Frankrijk. In 1642 voerde hij met maarschalk Charles de La Porte, markies van La Meilleraye, het bevel over het Franse expeditieleger in de Roussillon (Cardinal de Retz, Oeuvres, p. 1282, en Tallemant des Réaux I, p. 1231).
    7 - François de Bonne de Créquy (1610-1687), hertog van Lesdiguières, gouverneur van de Dauphiné sinds 1638; zie Lettres Mazarin I, p. 64 en p. 939; DBF IX, kol. 1207-1208 en kol. 1212 s.v. Créquy.
    8 - Het bezit van Serravalle was van essentieel belang voor het openhouden van de toegangswegen naar Tortona.
    9 - Venetië, de groothertog van Toscane en de hertog van Modena wensten een einde te maken aan het slepende conflict tussen paus Urbanus VIII en Odoardo Farnese, hertog van Parma, over de rechten op het hertogdom van Castro (Pastor, Gesch. Päpste XIII 2, p. 863-875).
    10 - De Zwitsers hadden van 10 tot 20 december een landdag te Baden gehouden. Beraad had plaatsgevonden over het toenemend aantal oorlogshandelingen aan hun grenzen. Zowel in de Franche-Comté als in de directe omgeving van Konstanz (Cosnitz) begon de toestand zorgwekkend te worden (Vogel-Fechter, Eidgen. Abschiede V, 2,1, p. 1261-1265).
    11 - De Engelsman Walter Montaigu (ca. 1603-1677), abt van Saint-Martin bij Pontoise, diplomatiek agent van koningin Henriëtte Maria. In oktober 1643 werd hij tijdens een geheim bezoek aan het vaderland door soldaten van het Parlement gevangen genomen (DNB XXXVIII, p. 270-272).
    12 - Het Keulse sterfhuis van de Franse koningin-moeder Maria de' Medici (†3 juli 1642) was zwaar belast met schulden.
    13 - Henri de Lorraine (1601-1666), graaf van Harcourt, wiens echtgenote Marguerite-Philippe du Camboust een nicht van Richelieu (†4 december 1642) was, kwam in aanmerking voor een waardigheid die tot voor kort werd bekleed door de ongelukkige koninklijke favoriet Henry Coiffier de Ruzé d'Effiat, markies van Cinq-Mars, alias ‘monsieur le Grand-Ecuyer’; vgl. Tallemant des Réaux II, p. 236-238 en p. 1101-1104.
    14 - Richelieu's jonge achterneef Armand-Jean de Vignerot du Plessis (1629-1715), hertog van Richelieu, oudste zoon van François de Vignerot (†1646), markies van Pont-de-Courlay. Oorspronkelijk was het de bedoeling dat de jongeman begiftigd zou worden met het admiraalschap (Mémoires de Montglat I, p. 400).
    15 - Ruel, thans Rueil-Malmaison (dep. Hauts-de-Seine), het vorstelijke buitenverblijf van wijlen de kardinaal.
    16 - De echtgenote van prins Tommaso Francesco van Savoye, Marie de Bourbon (1606-1692), gravin van Soissons, prinses van Carignano, werd met de kinderen vastgehouden in Madrid (Claretta, Storia della Reggenza I, p. 835-838, en II, p. 189).
    17 - 's Konings broer Gaston van Orléans (1608-1660), wiens politieke plannen steeds door Richelieu waren verijdeld.
    18 - De terugkeer van degenen die bij de kardinaal in ongenade waren gevallen. Onder hen bevonden zich François de Vendôme (1616-1669), hertog van Beaufort, en diens moeder Françoise de Lorraine (1592-1669), hertogin van Mercoeur, echtgenote van César de Bourbon, hertog van Vendôme; vgl. Mémoires de La Châtre, p, 185.
    19 - Marie du Camboust, hertogin van Epernon, en haar stiefdochter Anne-Louise-Christine de Nogaret de La Valette d'Epernon. Voorlopig stelde de hertog zijn vertrek uit Engeland nog enige maanden uit (CSP Ven. 1642-1643, p. 258).
    20 - Graaf Filippo d'Agliè (†1667), lievelingsminister van regentesse Christine van Savoye. Eind 1640 werd hij op last van Richelieu gearresteerd; vgl. nos. 5017, 5039 en 5056 (dl. XII). Aan zijn vrijlating op 30 december 1642 waren nog wel enige beperkende voorwaarden verbonden (Claretta, Storia della Reggenza I, p. 751-760, en II, p. 20-21).
    21 - Het ‘staatsvermogen’ dat de kardinaal tijdens zijn bewind had verzameld; zie nos. 5986 en 6001 (dl. XIII), en J. Bergin, Cardinal Richelieu; power and the pursuit of wealth, New Haven/Londen 1985.