eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    6182. 1643 april 20. Van W. de Groot.1

    Frater optime,

    Doleo sane ob regis optimi morbum hac praesertim rerum constitutione. De Noierio miror eum tam cito deiectum de statu in quo stabilitus videbatur; sunt qui hic spargant id inde evenisse quod iesuitis exportandi frumenti copiam fecerit, cuius Parisiis satis magna sit penuria.2 Eius rei quid sit, et si quid publice sciri potest, rogo ex te intelligam.

    Utenbogardus mecum iudicat3 non posse hic cum fructu vulgari notata ad synodum

    222

    Carentonensem,4 sed posse inde excerpi quaedam quae aliquando inspergantur libris postea scribendis. Ipse sibi exemplum scribi curat, ego igitur ubi tua recepero ea ut iubes remittam.

    Mitto nova huius septimanae nostra, ut videas quid in iis de te contineatur; certe si tu aliquando monasterium accederes, sperarem mihi tui videndi potestatem factum iri.5

    Prodiit his diebus Tonitru Britannicum hic compositum,6 in regem sane grave, in archiepiscopum gravissimum: dicit auctor eum remonstrantismum in Anglia promovisse, ut eo pacto papatui invehendo famularetur, et alia similia. Perstringitur inibi Johnsonus palam, tecte Vossius, tu ut conciliator etiam male audis. Putant quidam hunc foetum ab eodem auctore profectum qui Fulmen Britannicum paulo ante scripserit. Is autem creditur esse Cabelliauwius, minister Haganus.7 Sperant multi librum publica auctoritate supprimendum.

    Eius quod de Beza et Piscatore scribis meminero.8 Describet ea quae in prioribus litteris Riveto aliisque opponi posse notasti filius tuus, ut avunculo tradat.9 Utenbogardus mecum locutus est de instigando Corcellio10 ad defensionem eorum quae remonstrantibus opponuntur in scriptis adversus te.

    De Cornelii negotio quo magis cogito, eo minus mihi illa consilia allubescunt. Agam tamen cum Reigersbergio et ex aliis quid fieri possit expiscabor.11

    Deus interea te tuosque omnes sospitet. Vale quam suavissime,

    tibi obsequentissimus frater,
    Guilielmus Grotius.

    Raptim. Hagae, XX Aprilis 1643.

    223

    Adres: A monsieur/monsieur Grotius, ambassadeur de la reine et couronne de Suede, à Paris. Port 15 s.

    Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. Apr. 29.

    En in dorso: 20 April 1643 W. de Groot.

    Notes



    1 - Hs. Den Haag, ARA, Eerste afd., coll. Hugo de Groot, aanw. 1911 XXIII no. 24, 354. Eigenh. oorspr. Antw. op no. 6166, beantw. d. no. 6196.
    2 - Het ontslag van staatssecretaris François Sublet, seigneur de Noyers, op 10 april. Zijn val zou bespoedigd zijn door het gerucht dat hij te vurig de jezuïeten had verdedigd in het conflict over de toekenning van universitaire privileges aan leden van deze orde.
    3 - Willem de Groot hield een dossier bij van stukken die mogelijk van nut zouden zijn voor de beantwoording van Rivets Apologeticus pro suo de verae et sincerae pacis ecclesiae proposito, contra Hugonis Grotii Votum (BG no. 298 en BsG no. 319). Onlangs had hij van zijn broer toestemming gekregen om het ‘dossier Rivet’ te tonen aan enkele getrouwen als Nicolaes van Reigersberch en de Engelse predikant Samson Johnson.
    4 - De mening van de remonstrantse theoloog Johannes Wtenbogaert over de ‘considerata’ van de koninklijke commissaris Auguste Galland op de besluiten van de nationale synode van Charenton (1623); vgl. no. 6120.
    5 - Waarschijnlijk een nieuwsbericht met de aankondiging van het ontslag van de ‘paapse’ Grotius. Het vuur in de vaderlandse pers werd wellicht aangewakkerd door Haagse verontwaardiging over de in de Nederlandse taal gehouden katholieke predikatiën in de woningen van de ambassadeurs van Frankrijk, Portugal en Venetië (Res. SH, dd. 1 april 1643).
    6 - Afgelopen winter was het fel anti-koningsgezinde pamflet ‘Den Britannischen Blixem, of subijte verwerringhe, in Enghelandt, Schotlandt, ende Yerlandt, tot waerschouwinghe van de Geunieerde Provincien ... door een trouwen liefhebber, G.L.V.’ verschenen. De ‘waerschouwinge’ werd nog eens ‘naerder geballanceert’ in ‘Den Brittannischen Donderslach, ofte naerder ghespreck, over het teghenwoordighe Engelsche wesen ... door een getrouw liefhebber van sijn vaderlandt ende Godts dier gekochte kercke’ (Knuttel, Cat. v. Pamfl. nos. 4869, 4964-4967, 4970-4972).
    7 - Willem de Groot dacht aan de Haagse predikant Samuel Cab(b)eljau(w) (ca. 1603-1648); vgl. Album studiosorum acad. Lugd.-Bat. I, kol. 160, en Knuttel, Acta der particuliere synoden van Zuid-Holland II, passim, en III, p. 106.
    8 - Grotius' aantekeningen ontbreken. De teksten zullen een toelichting bevat hebben op hetgeen hij in het Votum pro pace ecclesiastica (BG no. 1183) ‘ad articulum XX: An omnibus permittenda lectio’ schreef over het werk van de geleerde protestantse exegeten Théodore de Bèze (1519-1605) en de Herborner hoogleraar Johannes Piscator (1546- 1625): ‘De versionibus Bezae et Piscatoris, quorum eruditionem ego magni facio, et aliorum, quorum eruditionem non tanti facio, saepe eas detortas ad privatos ipsorum sensus monuere multi ...’ (Opera omnia theologica III (BG no. 919), p. 674 r. 17 B en p. 728 r. 20 A).
    9 - Pieter de Groot maakte voor zijn oom Nicolaes van Reigersberch afschriften uit het ‘dossier Rivet’.
    10 - De Amsterdamse remonstrant Etienne de Courcelles (1586-1659) was te Genève geschoold. Hij stond nu op de nominatie om aan het remonstrants seminarie de leerstoel over te nemen van de onlangs overleden hoogleraar Simon Episcopius (NNBW II, kol. 357-358).
    11 - Nicolaes van Reigersberch zou in Amsterdam informeren of de bewindhebbers van de Oostindische Compagnie genegen waren om Grotius' oudste zoon Cornelis in dienst te nemen.