eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    1

    6623. 1644 januari 1. Aan J.A. Salvius.1

    Illustrissime domine,

    Osnabrugum feliciter advenisse Excellentiam vestram exceptamque pro regni et sua dignitate plurimum gaudeo. Galli moras nectunt.2 Prima causa fuit quod antehac successibus elati eis instandum crederent, praesertim quod ii qui possunt plurimum, salutem suam bello defendi simulque eo sua commoda augeri sentiant.3 Iam altera subiit causa, ei quam attuli contraria, sed paris effectus: nolunt in tam celebri conventu conspici tam recenti memoria acceptae cladis ad Danubium,4 ingens secum ferentis indicium incuriae tum eorum qui regno, tum eorum qui bello praesunt. Accedit tertia, quod cum Batavis negotia tractanda habent quae in tam multicipite republica brevi transigi non possunt.5 Sicut autem humanum ac sociale est exspectare eorum adventum etiam diu post praefinitam diem, ita arbitror non plane periturum tempus Excellentiae vestrae, quae interim discere poterit ex colloquiis aut aliorum relatu quid optent, quo tendant et Danici6 et caesariani.7

    2

    Plura scriberem nisi pro certo haberem quae ad illustrissimum baronem Oxenstiernum scribo,8 eorum participem fieri Excellentiam vestram. Ego ab utroque gaudebo ea edoceri per quae his temporibus magna habentibus in se momenta utilem me praestare possim regno rebusque Suedicis.

    Deus, illustrissime domine, Excellentiam vestram bono Suedico incolumem diu servet,

    Excellentiae vestrae servire paratissimus,
    H. Grotius.

    Calendis, ut hic putamus, Ianuarii anni 1644, quem Excellentiae vestrae felicem opto, Lutetiae.

     

    Ransovius dimissus huc venit promissis pistoriensibus octingentis.9 Mandata habet pacis faciendae; an a solo duce Lotharingo, cuius captivus fuit, an et ab aliis, dubitatur.

    Adres (volgens de uitgave der Epist.): Joanni Salvio.

    Notes



    1 - Gedrukt Epist., p. 720 no. 1632. Wellicht antw. op een brief van Salvius' secretaris Georg-Keller dd. 21 november/1 december 1643 (no. 6569 (dl. XIV)). Johan Adler Salvius (1590-1652) was als Zweeds ambassadeur te Hamburg nauw betrokken geweest bij de voorbereiding van de vredesconferenties. In augustus 1643 kreeg hij uit Stockholm de instructie om zich gereed te houden voor vertrek naar Osnabrück (SBL I, p. 143-156). Zijn eerste reisdoel was Minden, waar zijn collega Johan Axelsson Oxenstierna (no. 6628) hem zou opwachten voor nader beraad over de te volgen procedures. Dit beraad nam door het uitblijven van nieuws over het reisschema van de Franse delegatie ter vredesconferentie veel meer tijd in beslag dan oorspronkelijk was voorzien (september-november). Ten einde raad besloot Johan Adler Salvius om toch naar de plaats van de vredesconferentie af te reizen. Op 15/25 november 1643 nam hij afscheid van zijn collega Oxenstierna en zette koers naar Osnabrück (aankomst op 17/27 november).
    2 - De tekst geeft: ‘nectent’.
    3 - Op 19 mei 1643 had het leger van Louis II de Bourbon, hertog van Enghien, bij Rocroi een spectaculaire overwinning geboekt op de troepenmacht van de Zuidnederlandse gouverneur don Francisco de Melo (Aumale, Histoire des princes de Condé IV, p. 1-133). Een maand later verscheen dit leger voor de muren van Thionville. Deze strategisch belangrijke plaats werd na een belegering van 52 dagen bedwongen (o.c., IV, p. 134-187).
    4 - Het Frans-Weimarse expeditieleger in Duitsland verloor op 24 november 1643 zijn bevelhebber maarschalk Jean-Baptiste de Budes, graaf Guébriant. Bijna tegelijkertijd kwam de voorhoede van dit leger bij Tuttlingen aan de Donau tegenover een Zwabisch-Beiers-Lotharingse troepenmacht te staan. De volgende dag gaven de in het nauw gedreven Frans-Weimarsen de strijd op. Zevenduizend manschappen en 261 officieren lieten zich gevangen nemen (Episodes Guébriant, p. 346-421).
    5 - De Franse gevolmachtigden ter vredesconferentie, Claude de Mesmes, graaf van Avaux, en Abel Servien, graaf van La Roche-des-Aubiers, brachten op doorreis naar Munster een bezoek aan Den Haag (aankomst op 23 november 1643). Op 1 december 1643 gaven zij in de vergadering van de Staten-Generaal een toelichting op het voornemen van hun regering om met de Staten in onderhandeling te treden over een nieuwe ‘alliantie offensive ende defensive’ (Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen I, p. XXXII-LVI).
    6 - De Deense delegatie te Osnabrück, bestaande uit kanselier Just Høg, Gregers Krabbe, Christopher von der Lippe en de Hamburgse domdeken Lorenz Langermann, diende zich op 20/30 november 1643 ten huize van de Zweedse gevolmachtigde aan (Acta pacis Westphalicae; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 83-87).
    7 - De keizerlijke gevolmachtigden Johann Weichard von Auersperg en Johann Baptist Krane wierpen Johan Adler Salvius alleen maar achterdochtige blikken toe (Acta pacis Westphalicae; Die kaiserlichen Korrespondenzen I, p. 151 en p. 154-155).
    8 - Grotius schonk de Zweedse gevolmachtigden afschriften van zijn wekelijkse nieuwsbrieven aan kanselier Axel Oxenstierna; vgl. nos. 6627 en 6628.
    9 - Lees: ‘promissis pistoriensibus octo millibus’. Van de krijgsgevangen gemaakte Frans-Weimarse officieren was luitenant-generaal Josias Rantzau (1609-1650), heer te Bothkamp, het hoogst in rang. Op de vrijlating van zijn gevangenen stelde hertog Karel IV van Lotharingen een losprijs van 8000 pistolets (80000 gulden) (Episodes Guébriant, p. 400, en Journal d'Olivier Lefèvre d'Ormesson I, p. 132).