eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    6915. 1644 juni 18. Aan N. van Reigersberch.1

    Mijnheer,

    Van Grevelinge heeft men hier de hoope dat de plaetze zal genomen zijn in zes weecken, alzoo de forten van de sluize ende Philippe2 ende zeven redoubten zijn off genomen met hulpe van de Hollanders,3 off verlaeten om 't garnisoen tot defensie van de stadt te grooter te maecken. Men hoopt oock goede progressen van mijnheer den prince van Orange in Vlaenderen,4 alsoo den tijd bequaem is, dewijle de coningen van Engelant ende Denemarcken belet zijn op andere zaecken als de haeren te dencken.5

    Hier werd gezegt dat den marescal de Turaine tweeduizent paerden van Mercy geslagen heeft,6 dat de Portugesen tweehondert Castillanen geslagen hebben ende veertien dorpen verbrand.7 Van Francfort werden wij van goeder handt onderrecht dat den prins Rakoczy, verlaeten van de Turcken ende veel Hongeren, bij zich noc[h] hadde vijfduizent paerden, twaelffhondert musquettiers, tweeduizent Heiducken,8 ende dat hij handelde met des keisers gedeputeerde, den palatin van Hongre, Gotz ende Buchain, met

    497

    apparentie van een accord te besluiten,9 waertoe den coning van Polen zeer arbeidt,10 zoo gheen andere wint en comt van Constantinople.11 Dat het volck van Galas was bij Egre,12 't volck van Hazfeld opgehouden in Franckenlant13 door den vorst van Beieren, omdat hij vreest14 de conjunctie van den hertogh van Anguien ofte andere Fransche trouppes met den marescal de Turaine.15 Zoo die niet en geschiet, meent men aldaer dat gheene apparentie en is dat den marescal de Turaine iet anders zal connen doen als de Rijnkant bewaeren. Dat de keisersche door de oorloge van Danemarck ende de ongelucken die de Fransoisen zijn overgecomen16 meenden haere zaecken wel te staen ende middel te hebben om mevrouw de landgravin te brengen tot een accord nae haere meening.17 Veele wonderlijcke gevallen door vier uit den hemel verschricken de Duitschen ende doen geloven langer ende zwaerder oorlogh. Een Beyersche ingenieur heeft aengenomen de rotze van Hohentwiel te doen springen in drie maenden.18 De Spaignaerden uit den Pals waeren gegaen nae Beck,19 hertogh Carel [is] melancholyck tot Worms, zoo om de onzeeckerheit van zijne deliberatie als omdat hij de Cantecruye20 van zich heeft

    498

    gezet om den paus te voldoen.21

    Uit Engelant hooren wij niet veel goeds voor den coning, anders dat eenige Ieren tot hulp van zijne Majesteit werden verwacht,22 die zulcx wel van noode heeft, alzoo Jorck in groot peryckel is,23 Oxford omcingelt met twee legers van de grave van Essex ende Waller,24 ende Excester niet buiten peryckel, waerom de coninginne vandaer schijnt te willen vertrecken nae Bristol ende voort nae Ierlant voor ofte nae haere craem.25

    De vordere discouren die hier gestroit werden zijn dat den marescal de Motte-Odincourt met twaelffduizent man, andere zeggen meer, hoopt Lerida, belegert bij drieëndetwintichduizent man, gedefendeert bij vierduizent Fransoisen, tweeduizent Catalans, te secoureren,26 zijnde daerontrent gecomen tot ontrent vier Spaensche mijlen, ende dat hij heeft becomen een goed getal Spaensche muilen geladen met vivres ende geld. Dat tuschen den paus ende den hertogh van Toscane27 weder wat dispute is over de fortificatie van Comaco, maer die men meent dat gestilt zal werden.28 Dat den hertogh van Bouillon met zijn huisvrouw is te Rome,29 dat in Piedmont niet en geschiet.30 De gravinne van Soissons verwacht hier haere schoondochter, de princesse van Carignan.31 Is zelff

    499

    zeer zieck, heeft haer testament gemaect ende hondertduizent gulden gelaeten aen den bastard van den overleden grave van Soissons.32

    Men zeit dat don Melos, eenigh volck gezonden hebbende tegen mijnheer den prins van Orangie,33 is bij Bourbourg, verwachtende Beck met tienduizent man, ten deele Duitschen, ten deele Lorrainen. Dat het leger van den hertogh van Anguien versterckt werdt tot 15000 man.34 Dat Gravelingen gedefendeert werdt met drieduizent soldaten, tweeduizent soo boeren als inwooners, wel voorzien van amunitie. Thien compagnies de guardes zijn gegaen ‹om 't leger voor Gravelingue te verstercken›35 nae Peronne ende daerontrent; zullen gevolgt werden bij de gens d'armes van den coninck ende de chevaux legers ende 't regiment van de coninginne. Men licht eenige nieuwe regiment[en] om te zenden voor Grevelingue. Den hertogh van Anguien gaet de trouppes tegen die in 't lant van Luick zijn gelicht ende zeer schoon zijn, ende hoopt haest te hebben vijftienduizent man met intentie, zoo eenige meenen, om zich te vougen bij den marescal de Turaine,36 die twee regimenten vannieus bij zich heeft becomen ende meer verwacht. Beck schijnt dat gaet nae Vlaenderen om iet te hazarderen tot behoudenisse van Grevelinge. 't Parlement alhier maect zwaericheit bijnae in alle de edicten die in de meulen zijn.37

    18 Iunii 1644.

     

    De gravinne van Soissons is gestorven;38 den ridder de Guise, zoon van den laetste cardinael de Guise, gebracht in de Bastille.39 Men zegt dat hij complice is geweest van de

    500

    desseings tegen den cardinael Mazarini, beleit bij den hertogh van Beaufort.40

    In dorso staat in een onbekende hand: Den 18 Juny 1644.

    Notes



    1 - Hs. Amsterdam, UB, coll. RK, H 37e. Eigenh. oorspr. Niet ondertek.
    2 - De belegering van Gravelines (Grevelingen). In de nacht van 12 op 13 juni verdreven manschappen van het leger van de ‘generalissimus’ Gaston van Orléans de Spaanse bezetting uit het Fort Saint-Philippe (Gazette 1644, no. 66, dd. 17 juni 1644: ‘La prise du fort de Saint Philippe’).
    3 - Staatse schepen onder bevel van Maarten Harpertsz. Tromp bestookten de vestingwerken van Gravelines; vgl. Briefw. C. Huygens III, p. 497.
    4 - De campagne van het Staatse leger in Zeeuws-Vlaanderen. In de krijgsplannen was de verovering van de steden Sas van Gent en Hulst opgenomen.
    5 - In betere tijden onderhielden koning Karel I en koning Christiaan IV van Denemarken een levendige handel met de havens aan de Vlaamse kust.
    6 - De campagne van het Frans-Weimarse leger van Henri de La Tour d'Auvergne, burggraaf van Turenne, aan de overzijde van de Rijn. Een dag na de oversteek (3 juni) bracht de ‘Weimarse’ cavalerist Rheinhold von Rosen bij Donaueschingen (Hüfingen) de Zwabisch-Beierse ruiterij een gevoelige slag toe (Gazette 1644, no. 69, ‘extraordinaire du XXII juin 1644’: ‘La defaite de deux mille trois cent chevaux de l'armée de la Ligue de Bavière par l'armée du Roy commandée par le mareschal de Turenne’).
    7 - Het slechte nieuws over de strijd in Catalonië trachtte de Gazette 1644, no. 65, ‘extraordinaire du XV juin 1644’, te compenseren met opwekkende berichten over de Spaans-Portugese oorlog in Galicië: ‘La chasse donnée aux Castillans par les Portugais, qui leur ont tué environ deux cens hommes et brûlé 15 vilages’. De gevechten en de brandschattingen aan de rivier de Minho (Miño) hadden eind april plaatsgevonden.
    8 - ‘Heiduck’ (Hajdan), Hongaars infanterist (Zedler, Univ.-Lex. XII, kol. 1144).
    9 - De in het nauw gedreven Zevenburgse vorst György I Rákóczi had te kennen gegeven dat hij vredesbesprekingen wilde aangaan. Namens de keizer boden Nicolaus (Miklós), graaf Esterházy, ‘Palatinus’ van Hongarije, en de legerleiders Johann, graaf van Götz(en), en Johann Christoph, graaf van Puchaim, de vorst de voorwaarden voor een overeenkomst aan (Gazette 1644, no. 67, dd. 18 juni 1644).
    10 - De keizer had de Hongaar István Csaky naar Polen gestuurd om steun te verwerven voor een gemeenschappelijk optreden tegen de Zevenburgse vorst György I Rákóczi (no. 6846). Koning Wladislas IV verkoos echter een diplomatieke oplossing. Begin juni bracht een Pools edelman in Wenen verslag uit van het verloop van de besprekingen met de Zevenburgers (A.S. Radziwiłł, Memoriale III, p. 176-177, en Doc. Boh. VII, p. 103 no. 278).
    11 - Sultan Ibrahim hield zich neutraal in de strijd van de Zevenburgers tegen keizer Ferdinand III.
    12 - Tegenw. Cheb (Eger). Uit Praag werden kanonnen naar het keizerlijke expeditieleger van Matthias, graaf Gallas, overgebracht (Gazette 1644, no. 67, dd. 18 juni 1644).
    13 - Veldmaarschalk Melchior von Hatzfeldt und Gleichen voorzag problemen wanneer hij zijn volledige troepenmacht in Frankenland ter beschikking moest stellen van het expeditieleger dat keizer Ferdinand III de koning van Denemarken in het vooruitzicht had gesteld (Doc. Boh. VII, p. 99-101, nos. 258-268, p. 102 no. 273, p. 104 no. 282 en p. 107, nos. 290-294).
    14 - Hertog Maximiliaan I van Beieren betreurde het wegvallen van de keizerlijke steun aan zijn Zwabisch-Beiersen.
    15 - De campagne van de legers van de Franse bevelhebbers Louis II de Bourbon, hertog van Enghien, en Henri de La Tour d'Auvergne, burggraaf van Turenne, aan weerszijden van de Rijn.
    16 - Het vertrek van de Zweedse hoofdmacht uit Silezië en Bohemen-Moravië en het ongeluk dat het Frans-Weimarse leger op 24-25 november 1643 bij Tuttlingen was overkomen.
    17 - Landgravin Amalia Elisabeth van Hessen-Kassel was echter niet te bewegen tot deelname aan een keizerlijk-Deens front tegen Zweden.
    18 - De Zwabisch-Beierse veldmaarschalk François de Mercy wilde in het bezit komen van de vesting Hohentwiel. Omdat de vesting onneembaar leek, zocht hij naar alternatieve middelen. Tenslotte trad hij in onderhandeling met gouverneur Konrad Widerholdt. Op 31 mei werd een voorlopige wapenstilstand overeengekomen.
    19 - Het leger van de Luxemburgse gouverneur Johan van Beck, versterkt met soldaten van het Spaanse garnizoen van Frankenthal en eenheden van hertog Karel IV van Lotharingen, dreigde op te rukken naar Gravelines. Opgeschrikt door dit nieuws gaf kardinaal Jules Mazarin aan Louis II de Bourbon, hertog van Enghien, de order om versterkingen aan te brengen langs de Maas (Lettres Mazarin I, p. 726-727 en p. 744-748).
    20 - Hertog Karel IV liet de onderhandelingen met de Franse diplomaat Bernard du Plessis-Besançon nog enige tijd aanslepen. Om de Fransen tegemoet te komen, gaf hij zijn ‘echtgenote’ Béatrice de Cusance, prinses van Cantecroix, toestemming om zich terug te trekken in de omgeving van Boulay-Moselle (Mémoires de Du Plessis-Besançon, p. 42-47).
    21 - Paus Urbanus VIII had op 23 april 1642 de ban over het huwelijk van hertog Karel IV van Lotharingen met Béatrice de Cusance, prinses van Cantecroix, uitgesproken; vgl. no. 5718 (dl. XIII).
    22 - In maart 1644 was een delegatie van de ‘confederation of Kilkenny’ naar het hof te Oxford getogen. In ruil voor concessies aan de Ierse katholieken boden de ‘commissioners’ de koning een lichting van 10000 soldaten aan (A new history of Ireland III, p. 308-311, en CSP Ven. 1643-1647, p. 81, p. 91, p. 95, p. 101 en p. 107).
    23 - De koningsgezinde legeraanvoerder William Cavendish, markies van Newcastle, vocht voor het behoud van York. Zijn garnizoen was echter niet opgewassen tegen een verenigd front van het Schotse expeditieleger en de Parlementslegers van Ferdinando Fairfax en Edward Montague, graaf van Manchester. De stad capituleerde op 16/26 juli (CSP Ven. 1643-1647, p. 110 en p. 123).
    24 - Het Parlement zette twee legers tegen het koninklijk garnizoen van Oxford in. De legerleiders Robert Devereux, graaf van Essex, en sir William Waller zochten echter nauwelijks verbinding met elkaar, zodat de koning en de prins van Wales bijtijds aan hun belegeraars konden ontsnappen (CSP Ven. 1643-1647, p. 106-109).
    25 - Koningin Henriëtte Maria kwam tot de ontdekking dat de inwoners van Exeter even tumultueus waren als die van Londen. Bij voorkeur zou zij de laatste dagen van haar zwangerschap in het veiligere Bristol willen doorbrengen (CSP Ven. 1643-1647, p. 110).
    26 - De Franse onderkoning Philippe, graaf van La Mothe-Houdancourt, kon het garnizoen van Lérida geen hulp bieden. Desondanks gaf de Gazette 1644, no. 68, dd. 18 juni 1644, de Fransen nog enige kans tegen het oprukkende leger van don Felipe de Silva.
    27 - De woorden ‘den hertogh van Toscane’ staan boven het doorgehaalde woord ‘Venetië’.
    28 - De voltrekking van de vredesverdragen die paus Urbanus VIII op 31 maart te Ferrara met de republiek Venetië, groothertog Ferdinando II van Toscane, Francesco I d'Este, hertog van Modena, en Odoardo Farnese, hertog van Parma, had gesloten. Nadat het geschil over het slechten van de pauselijke forten bij Comácchio was opgelost, toonde de groothertog van Toscane zich inschikkelijker. Op 12 juli ging hij accoord met de teruggave van de door hem bezette plaatsen en forten aan het Trasimeense Meer (V. Siri, Il Mercurio overo Historia de' correnti tempi IV 2, p. 534-535).
    29 - Frédéric-Maurice de La Tour d'Auvergne, hertog van Bouillon, zijn echtgenote Eleonora van den Bergh en hun kinderen arriveerden op 17 juni in de Eeuwige Stad (Congar, Sedan et le pays sedanais, p. 336 en p. 343).
    30 - Het Frans-Savoyaardse leger van prins Tommaso Francesco van Savoye werd in zijn opmars gestuit, toen het in de omgeving van Vercelli en Alessandria tegenover de verdedigingslinies van de Milanese gouverneur Antonio Sancho Dávila, markies van Velada, kwam te staan (Claretta, Storia della Reggenza II, p. 106).
    31 - In Parijs was het bericht ontvangen dat koning Philips IV van Spanje de gijzeling van Marie de Bourbon, prinses van Carignano, echtgenote van prins Tommaso Francesco van Savoye, had opgeheven. Voor Anne de Montafié († 17 juni 1644), gravin van Soissons, kwam de vrijlating van haar dochter echter te laat (Journal d'Olivier Lefèvre d'Ormesson I, p. 191).
    32 - Louis-Henri de Bourbon (‘le chevalier de Soissons’, de latere prins van Neufchâtel) (1640-1703), natuurlijke zoon van Louis de Bourbon (1604-1641), graaf van Soissons (Dictionnaire de la Noblesse 2(3), kol. 768-769).
    33 - De Zuidnederlandse gouverneur don Francisco de Melo en diens ‘gouverneur des armes’ Ottavio Piccolomini hadden bij Bergues (Sint-Winoksbergen, ten zuidoosten van Duinkerken) hun troepen in stelling gebracht tegen het leger van Gaston van Orléans. Met het oog op de campagne van Frederik Hendrik hadden zij 18 regimenten infanterie en 51 compagnieën ruiterij achtergelaten in het gebied tussen Sas van Gent en Brugge (Briefw. C. Huygens III, p. 490).
    34 - De Luikse lichtingen van de Franse troepenwerver Jean-Gaspard-Ferdinand, graaf van Marsin (Marschin). Zij zouden dienst nemen in het leger van Louis II de Bourbon, hertog van Enghien. Maar zolang de Luxemburgse gouverneur Johan van Beck de wegen naar Champagne blokkeerde, hielden de Fransen de recruten nog bijeen in het Staats garnizoen in Maastricht (Aumale, Histoire des princes de Condé IV, p. 294-296).
    35 - Deze woorden lijken doorgehaald te zijn.
    36 - Begin augustus kwam de vereniging van het Frans-Weimarse leger van Henri de La Tour d'Auvergne, burggraaf van Turenne, met het leger van Louis II de Bourbon, hertog van Enghien, tot stand (Chéruel, Histoire de France pendant la minorité de Louis XIV I, p. 298-301).
    37 - Het verzet tegen de belastingen die Michel Particelli, heer van Emery, ‘contrôleur général des finances’, telkens uitdacht. Gehaat bij de Parijse burgerij was het edict van de ‘toisé’ van 27 januari 1644. Benadeelde huiseigenaren spanden een proces aan voor het Parlement van Parijs (Chéruel, Histoire de France pendant la minorité de Louis XIV II, p. 87-97; Journal d'Olivier Lefèvre d'Ormesson I, p. 192, en Mémoires d'Omer Talon I, p. 305-313).
    38 - De Gazette 1644, no. 70, ‘extraordinaire du XXIV juin 1644’ besteedde aandacht aan het heengaan van de gravin op 17 juni: ‘Les cérémonies faites après la mort de la Comtesse de Soissons, l'ouverture de son testament et ce qui s'y est passé de plus remarquable’.
    39 - Henri, ‘chevalier de Lorraine’, zoon van Louis III de Lorraine (1575-1621), kardinaal van Guise, uit diens clandestiene huwelijk met Charlotte des Essarts, gravin van Romorantin (DBF XVII, kol. 331-332). Volgens de Gazette 1644, no. 68, dd. 18 juni 1644, was de ridder in Nancy gevangen genomen.
    40 - Kardinaal Jules Mazarin zocht nog steeds naar medeplichtigen aan het complot van de ‘important’ François de Vendôme, hertog van Beaufort (september 1643).