eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    6954. 1644 juli 9. Van S. Rosenhane.1

    Excellentissime domine legate,

    Scripserunt ad archiepiscopum Bremensem Sueciae legati de securitate sibi praestanda ad Harcottensem congressum,2 sed cum ambiguo eius responso confidere non sint ausi, interruptus in totum est diu ille desideratus legatorum conventus.3 Interea legatus Salvius incognitus huc appulit, sedulo cum Gallis deliberans quibus modis ad pacem ineundam hostis obligari possit,4 illos inter alia oportunos quasi cuneos existimans, si membra et status Imperii a regnorum legatis adhuc invitentur, adiunctis minis, nisi comparuerint, dissolutum iri tractatum et armis potius extrema quaevis experiunda. Quibus si morem gesserint ordines, metu ad tractandum inchoandum imperatorem adigi, ne alias cum exteris coronis denuo se coniungant.5 Deinceps ut maturentur quantum fieri possit inter Sueciam Daniamque tractatus, ne illos obtendere possint caesariani, sed potius metuant, ne hos illi praeveniant, quo maiori deinceps mole Germaniam rursus inundent Sueci Danique. Ac ut, ultimo, bellum urgeatur fortissime, praecipue ut usque dum in Germaniam reverti poterit Torstenssonius,6 Transylvaniae princeps auro et milite

    567

    subveniatur promptissime.7 In quem finem a campimareschallo nostro8 et legatis Gallicis9 mittuntur qui nummos et auxilia offerant, ut in coeptis strenue persistat.

    Cogitarunt legati nostri, ne ad ludibrium adversae partis amplius sese venditarent, ambo vel alteruter eorum discedere,10 sed cum extrema quaeque praestolari a regia Maiestate nuper iniuncti sint, stationem figunt,11 ea tamen incommoditate ut prae excursione sub Danico nomine Bremensium, imo et imperialium, portis Osnabrugensibus egredi non audeant. Quid interim imperator praeter usurpatos antehac praetextus ad moram tractatuum excusandam Gallisque imputandam adinvenerit, ex adiuncta propositione eius ad conventum Francofurtensem12 Excellentia vestra uberius cognoscet. Praeter hanc autem prolixior alia prius evulgata est,13 qua super invitatorias legatorum Galliae ad ordines Imperii acriter nimis stomachatur et furit, criminosas, infames ac seditiosas illas appellitans; nec antequam publice vel revocentur, vel alius medendi laesae imperatoriae famae modus inveniatur, cum illis tanquam legatis tractandum esse, adeo ut parum abest, quin de securitate sua illis merito sit dubitandum. Quae omnia ad aulam vestram ab ipsis legatis fusius exposita non dubito14 et ego Excellentiae vestrae breviter innuenda statui.

    Hisce Excellentiam vestram divinae protectioni intime commendatam percupio, qui sum et semper maneo,

    Excellentiae vestrae ad obsequia et studia paratissimus,
    Schering Rosenhane.

    Monasterii Westphalorum, die 29 Iunii/9 Iulii 1644.

    Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 21 Iulii.

    Notes



    1 - Hs. Den Haag, ARA, Eerste afd., coll. Hugo de Groot, aanw. 1911 XXIII no. 17, 15. Eigenh. ondertek. Beantw. d. no. 6970.
    2 - In een schrijven van 30 mei/9 juni hadden de Zweedse gevolmachtigden Johan Oxenstierna en Johan Adler Salvius aartsbisschop Frederik van Bremen, generaal in Deense dienst, aansprakelijk gesteld voor de aanhoudingen op de routes tussen Hamburg en Osnabrück (Acta pacis Westphalicae; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 232-233 en p. 245).
    3 - Aan de vooravond van de ontmoeting van de Zweedse en Franse gevolmachtigden te Harkotten was de boodschapper die opheldering moest verschaffen over de intenties van de aartsbisschop nog niet in Osnabrück teruggekeerd. Onder deze onzekere omstandigheden durfden de Zweedse gevolmachtigden de reis niet te aanvaarden (Acta pacis Westphalicae; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 255-260, en Die Französischen Korrespondenzen I, p. 290-291 en p. 298-299). De voorgenomen ontmoeting op 12/22 juni kon hierdoor geen voortgang vinden. In plaats daarvan toog Johan Adler Salvius op maandag 17/27 juni per postkoets naar Munster; zie no. 6936.
    4 - De Zweedse gevolmachtigde Johan Adler Salvius sloot zijn conferentie met de Franse gevolmachtigden Claude de Mesmes, graaf van Avaux, en Abel Servien op 22 juni/2 juli af. Zondag, de 3de juli, was hij weer terug in Osnabrück (Acta pacis Westphalicae; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 259-262).
    5 - In Munster werd met verontwaardiging gesproken over de afwijzende reacties van keizer Ferdinand III op de Zweedse en Franse uitnodigingen aan de Duitse vorsten en standen om vertegenwoordigers naar Munster en Osnabrück te zenden.
    6 - De Franse gevolmachtigden waren de mening toegedaan dat de Zweeds-Deense oorlog de positie van de keizer in Duitsland had versterkt. Reden te meer om bij de Zweden aan te dringen op een spoedige terugkeer van hun bevelhebber Lennart Torstensson naar het front in Silezië en Bohemen-Moravië (Acta pacis Westphalicae; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 260-270, en Die Französischen Korrespondenzen I, p. 308-316 en p. 340-344).
    7 - Tijdens zijn verblijf in Munster werd de Zweedse gevolmachtigde Johan Adler Salvius ook geconfronteerd met de plotseling ontwaakte Franse interesse voor de financiële en militaire noden van de Zevenburgse vorst György I Rákóczi.
    8 - Het Zweeds-Zevenburgs verdrag van 16 november 1643 was op initiatief van de Zweedse veldmaarschalk Lennart Torstensson tot stand gekomen.
    9 - De Fransen hadden te kennen gegeven dat zij de missie naar Zevenburgen wilden toevertrouwen aan de raadsheer Antoine Fouquet, heer van Marcilly-Croissy (Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen I, p. 308-309).
    10 - De Zweedse gevolmachtigden namen een demonstratief vertrek uit Osnabrück in ernstige overweging. Johan Adler Salvius bracht de redelijkheid van zijn voorstel onder de aandacht van de Franse gevolmachtigden: ‘que l'un de nous commençast à se retirer après avoir faict sçavoir aux Princes et Estatz de l'Empire les justes causes qui nous y obligeoient et en tesmoignant que sa retraicte seroit bientost suivye de celle de son collègue, si on ne tenoit bientost avec nous de la part des ministres de l'Empereur une conduitte plus raisonnable, et que le baron Oxenstiern et luy prendroient en mesme temps une semblable résolution’ (Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen I, p. 340-344 en p. 362).
    11 - In een schrijven van 31 mei/10 juni maande koningin Christina van Zweden haar gevolmachtigden tot geduld (Acta pacis Westphalicae; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 236-239).
    12 - De Zweedse gevolmachtigden waren in het bezit gekomen van de ‘Proposition der keysserligen commissarien an die deputierte zu Franckfurt wegen der Frantzösischen plenipotentiarien invitation schreiben, abgelegt den 31. May/10. Juny 1644’ (Acta pacis Westphalicae; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 258-259, en Urk. u. Act. I, p. 852-853).
    13 - Een protestbrief tegen de uitnodiging van de Franse gevolmachtigden Claude de Mesmes, graaf van Avaux, en Abel Servien, dd. 6 april 1644, had de keizer al op 18 mei laten rondgaan (Acta pacis Westphalicae; Die kaiserlichen Korrespondenzen I, p. 427). Ook de keizerlijke gevolmachtigden dr. Isaac Volmar en Johann Baptist Krane gaven blijk van hun ontevredenheid over het Franse initiatief (Acta pacis Westphalicae; Die kaiserlichen Korrespondenzen I, p. 430-431, p. 433-435, p. 442-443, p. 457 en p. 471).
    14 - De Franse gevolmachtigden lieten de keizerlijke ‘Proposition’ eerst vertalen. Op 16 juli stuurden zij de tekst naar Parijs op (Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen I, p. 357 en p. 365-367).