eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    6970. 1644 juli 23. Aan S. Rosenhane.1

    Nobilissime et amplissime domine,

    Bene nobis evenit quod in bello manent Galli quamdiu nobis in Danos bellum est.2 Tum vero et illud nobis commodum, quod durantis belli culpam variis effugiis in se at-

    595

    trahit imperator, nimirum occasione belli Danici uti se posse sperans ad res suas alibi promovendas. Difficilis erit sedatu nostra cum Danis controversia,3 quia et de vectigali multum distant voluntates et intutum erit Suedis reddere bello quaesita, sed ea maxime quae suis terris cohaerent et olim a regno Suedico fuere avulsa.4 Et si haec res componi possit, tamen ut Dani se nobis contra imperatorem socient sperari posse non puto. Principes Germaniae civitatesque exceptis electoribus arbitror missuros forte Monasterium aut Osnabrugam,5 sed tantum ut sua postulata commendent imperatoris et electorum legatis, quibus maior pars Francofurtensis conventus negotium hoc permisit.6 Ragotskii curam haberi rectum est,7 sed consilia eius maxime suspensa sunt ex voluntate aulae Turcicae, ubi quid facturus sit Zerinus,8 videndum erit. Gravelingam Galli brevi habituros se sperant, Friburgum autem Bavarus.9

    Deus, nobilissime et amplissime domine, Nobilitatem vestram servet,

    Nobilitati vestrae addictissimus,
    H. Grotius.

    Lutetiae, 23 Iulii 1644.

    Adres (volgens de uitgave der Epist.): D. Rosenhan.

    Notes



    1 - Gedrukt Epist., p. 729 no. 1679. Antw. op no. 6954, beantw. d. no. 6994.
    2 - Tijdens zijn geheime verblijf in Munster (17/27 juni-22 juni/2 juli) had de Zweedse gevolmachtigde Johan Adler Salvius met de Franse gevolmachtigden gesproken over de terugkeer van de hoofdmacht van veldmaarschalk Lennart Torstensson naar het front in Silezië en Bohemen-Moravië.
    3 - Eerst moest nog worden afgewacht of het Franse en Staatse bemiddelingsaanbod de strijdende partijen aangenaam zou zijn. Begin augustus nam de Zweedse regering het aanbod aan; de koning van Denemarken gaf pas op 8 september uitsluitsel (Kernkamp, De sleutels van de Sont, p. 123 en p. 131).
    4 - De Zweden eisten vrije doorvaart door de Sont en ‘teruggave’ van de gewesten Skåne (Schonen), Halland en Blekinge (Svenska Riksrådets Protokoll X (1643-1644), p. 474, p. 477-478, en p. 484-485).
    5 - De Zweedse resident Schering Rosenhane had Grotius een afschrift toegestuurd van de ‘Proposition der keysserligen commissarien an die deputierte zu Franckfurt wegen der Frantzösischen plenipotentiarien invitation schreiben, abgelegt den 31. May/10. Juny 1644’; vgl. Acta pacis Westphalicae; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 258-259.
    6 - De meeste Duitse vorsten en standen durfden niet in te gaan op de Zweedse en Franse uitnodigingen om vertegenwoordigers naar Munster en Osnabrück te sturen (Dickmann, Der Westfälische Frieden, p. 167-169).
    7 - De Zweden hadden hun bondgenootschappelijke verplichtingen jegens de Zevenburgse vorst György I Rákóczi veronachtzaamd. Onder Franse druk kwamen zij tot inkeer. In een schrijven van 29 juli/8 augustus verontschuldigden de Zweedse gevolmachtigden zich voor hun nalatigheid in het nakomen van het Zweeds-Zevenburgs verdrag van 16 november 1643 (Acta pacis Westphalicae; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 303-304).
    8 - Keizer Ferdinand III had de ambassade naar het hof van sultan Ibrahim toevertrouwd aan de ervaren diplomaat Hermann, graaf van Czernin.
    9 - Dit bericht komt ook voor in Grotius' nieuwsbrieven van 23 juli 1644.