eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    6994. 1644 augustus 6. Van S. Rosenhane.1

    Excellentissime domine legate,

    Convenerunt nuper in pago Lenger[i]chen2 imperatoris utriusque loci legati et Hispani;3 inde redeuntes Gallis per mediatores4 notum fecerunt in plenipotentiis utrinque emendandis contentes se esse, ut procuratorii quaedam formula concipiatur, quae parti utrique placeat, ad cuius tenorem post definitum tempus a principalibus suis signatum instrumentum omnes sibi procurent. Quoniam vero de Osnabrugensi tractatu pariter promovendo nullam facere spem potuerint, a Gallis reiecta est tanquam inutilis illa plenipotentiarum emendatio. Unde se non parum eludi ac decipi rursus clamitant adversarii nostri, quasi vero legitima esset offensa non omnia ad illorum arbitrium concedere.

    Convenerunt me pridie Hispanici legati,5 de eo inprimis conquerentes, quod Galli placitam antehac sententiam de procuratoriis emendandis insperato et sine causa mutaverint, culpam in Osnabrugensem tractatum reiicientes. Ego econtra constantiam Gallorum laudavi, tanquam foederi regnorum et tractatui praeliminari apprime congruam et inhaerentem, obstinatiae potius legatorum imperatoris dandam esse culpam, qui dum hic aliquid efficere videri volunt et simul Osnabrugae omni tractatuum initio refragantur,6 frustra et in vanum laborant. Quam inepte porro Danica causa pro remora praeten-

    642

    datur, pluribus ipsis demonstratum fuit. Et videntur Hispani anxie magis de successu aut mora solliciti, tanquam qui bello parum lucrantur. Imo et de imperialibus iam saepius conqueri dicuntur.

    Quomodo prima velitatio classium Sueciae et Daniae successerit ex adiunctis ipsius ammiralii literis Excellentia vestra cognoscet;7 denuo et nuper illas congressas putamus, sed de successu nondum constat.8 Campimareschallus Torstenson versus Gallassium Oldesloviae morantem pergit;9 pugna, si non iam intercesserit, brevi speratur acerrima.

    Deus, illustrissime domine, Excellentiam vestram ab omni malo diutissime conservet,

    Excellentiae vestrae observantissimus servitor,
    S. Rosenhane.

    Monasterii, 27 Iulii stylo vetere 1644.

     

    Inter Sueciae legatum Salvium et Venetum non alia fuit habita ratio in ceremoniis ac inter regum legatos;10 inter Davausium autem et Contareni aliqua initio fuit differentia.11 Nam ut ille Veneto vix in mediis gradibus obviam fecerit, hic rursus illum apud se exiguo honore habuit. Quomodo postea convenerant, mihi non satis notum est. Dominus Servient autem, qui alias in ceremoniis exactior videtur, melius cum Veneto convenit amplioresque ei honores tribuit quam dominus Davausius, quod tamen aliis non facit. Inter ipsos legatos Gallicos simultas omnibus nota est.12

    Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 25 Aug.

    Notes



    1 - Hs. Den Haag, ARA, Eerste afd., coll. Hugo de Groot, aanw. 1911 XXIII no. 17, 16. Oorspr. Postscriptum en ondertekening eigenhandig. Antw. op no. 6970.
    2 - Lengerich in het graafschap Tecklenburg, op de weg van Munster naar Osnabrück, even ten noorden van Ladbergen.
    3 - Al geruime tijd probeerden de keizerlijke gevolmachtigden Johann Weichard, graaf van Auersperg (Osnabrück), Johann Ludwig, graaf van Nassau-Hadamar (Munster), dr. Isaac Volmar (Munster) en Johann Baptist Krane (Osnabrück) een afspraak te maken voor een samenkomst met de Spaanse gevolmachtigden don Diego de Saavedra y Fajardo en Antoine Brun (Acta pacis Westphalicae; Die kaiserlichen Korrespondenzen I, p. 474, p. 491, p. 520-521 en p. 577). Op maandag 11 juli kwamen de delegaties bijeen om te spreken over de gebreken in de Franse volmachten en het uitblijven van een uitwisseling der volmachten in Osnabrück (Acta pacis Westphalicae; Diarium Volmar I, p. 161-165 en p. 173-174, en Die kaiserlichen Korrespondenzen I, p. 527-535, p. 549, p. 558 en p. 564).
    4 - De nuntius Fabio Chigi en de Venetiaanse ambassadeur Alvise Contarini ontvingen op 16 juli opdracht om bezoeken af te leggen aan de Franse gevolmachtigden Claude de Mesmes, graaf van Avaux, en Abel Servien. Hun tussenkomst wekte de argwaan van de Fransen op: in een schrijven van 23 juli aan de graaf van Brienne spraken zij het vermoeden uit dat de keizerlijken op listige wijze pogingen ondernamen om de vredesonderhandelingen te Osnabrück te scheiden van die in Munster (Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen I, p. 359 en p. 390-399).
    5 - De Zweedse resident Schering Rosenhane had op 4 augustus een onderhoud met de Spaanse gevolmachtigden don Diego de Saavedra y Fajardo en Antoine Brun. Toen het onderwerp van de ‘emendatio’ van de Franse volmachten aan de orde kwam, zou de resident zich hebben laten ontvallen: ‘dass sie, Schweden, an die Frantzosen gar nit begehrt, die iustificationem plenipotentiarum ihrenthalben allhier hinterstellig ze machen, underm praetext, biss die editio zu Ossnabrukh auch vorgangen wer, sondern sie, Frantzosen, hetten es also für sich selbst inventirt ...’ (Acta pacis Westphalicae; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 292-297, en Die kaiserlichen Korrespondenzen I, p. 567-568).
    6 - De keizer weigerde concessies te doen in de kwestie van de aanwezigheid van een Deense ‘onpartijdige derde’ op de vredesconferentie te Osnabrück.
    7 - De bijlage is niet overgeleverd. Waarschijnlijk komt de inhoud van deze brief overeen met het verslag dat Harald Appelboom van de Zweedse admiraal Klas Fleming mocht ontvangen; zie nos. 6985, 6987 en 6995.
    8 - De Zweedse admiraal Klas Fleming had grote ophef van zijn ‘overwinning’ in ‘de Colberger Heyde’ gemaakt. In werkelijkheid eindigde de zeeslag in een haastige vlucht naar de haven van Christianspries (Friedrichsort). Weldra verscheen de vloot van koning Christiaan IV van Denemarken voor de monding van de Kielerfjord. De Zweden raakten ingesloten (Kernkamp, De sleutels van de Sont, p. 94-97).
    9 - De Zweedse opperbevelhebber Lennart Torstensson liet zich in zijn hoofdkwartier te Christianspries op de hoogte houden van de mars van het keizerlijke expeditieleger van Matthias, graaf Gallas, naar Bad Oldesloe (Doc. Boh. VII, p. 123 no. 346). Begin augustus bracht hij in de omgeving van Kiel een troepenmacht bijeen van 9000 ruiters en 4000 infanteristen (Kernkamp, De sleutels van de Sont, p. 310-311, en Doc. Boh. VII, p. 124 no. 351).
    10 - Tijdens zijn bezoek aan de Franse gevolmachtigden in Munster (17/27 juni-22 juni/2 juli) maakte de Zweedse gevolmachtigde Johan Adler Salvius ook zijn opwachting bij de Venetiaanse ambassadeur Alvise Contarini. Uit het verslag van die ontmoeting (no. 6955) had Grotius niet kunnen opmaken of de Franse en Zweedse gevolmachtigden de juiste eer hadden betoond aan de kroon die de Serenissima droeg in haar kwaliteit van koningin van Cyprus.
    11 - De Franse gevolmachtigde Claude de Mesmes, graaf van Avaux, liet merken dat de Venetiaanse ambassadeur Alvise Contarini in rang een trede lager stond dan een vertegenwoordiger van een gevestigde monarchie; vgl. Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen I, p. LVIII-LIX, p. 33 en p. 68-73.
    12 - De Franse gevolmachtigde Abel Servien beschuldigde zijn collega in een brief van 27 juni van plichtsverzuim en nalatigheid (Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen I, p. 295-298, p. 317-328, p. 331 en p. 345).