eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    6957. 1644 juli 16. Aan G.J. Vossius.1

    Vir reverende multis modis,

    Amo Costerum ut amicum veterem, poetam egregium, suis magistratibus fidum.2 Uxor quoque eius ad eos pertinet quos nobiscum malorum societas iunxit.3 Itaque nihil a me filius eorum expetet, modo meae sit facultatis, in quo non promptissime ei opituler.4 Heufdiorum nemo apud me vivit, sed dominus Heufdius, qui pecunias tractat Suedicas, Batavicas, Hassicas, amicus mini est.5 Sed haec res, ut puto, eum non tangit.

    Isaacus tuus bene valet et in omni studiorum genere proficit et amatur ab omnibus.6 Dominus residens Poloniae ostendit quidem velle se mea uti consuetudine, verum id ob graves causas ego excusavi hactenus.7

    Deus reverendam tuam Dominationem eiusque coniugem et liberos servet,

    reverendae Praestantiae tuae semper addictissimus,
    H. Grotius.

    Lutetiae, 16 Iulii 1644.

    Adres (volgens de uitgave der Epist): Gerardo Joanni Vossio.

    Bovenaan de copie te Rotterdam: Gerardo Jo. Vossio.

    Notes



    1 - Tekst naar Epist., p. 729 no. 1676. Copie Rotterdam, GB, RK, hs. no. 674, f. 48r. Geciteerd in G.A.C. van der Lem en C.S.M. Rademaker, Inventory of the correspondence of Gerardus Joannes Vossius, p. 320. Antw. op no. 6945.
    2 - Dr. Samuel Coster (1579-1665), stadsgeneesheer van Amsterdam, en diens echtgenote Rebecca van Tweenhuysen zochten de bijstand van Grotius in een rechtszaak die de koopman Christoffel van Gangelt in Parijs had aangespannen tegen zijn leerjongen Pieter van Oorschot.
    3 - In eerste echt was dr. Samuel Coster gehuwd met Josina Albrechtsdr. van Leuningen († 1624), schoonzuster van de remonstrant Daniel Tresel (Fölting, De Vroedschap van 's-Gravenhage, p. 52-53). Zijn tweede echtgenote was een nicht van de lutherse koopman Lambert van Tweenhuysen (ca. 1564/1565-1627), initiatiefnemer van de vaart op Spitsbergen en oprichter van de Noordse Compagnie (S. Hart, ‘De eerste Nederlandse tochten ter walvisvaart’ in Amstelodamum, negen en veertigste jaarboek (1957), p. 54-59).
    4 - Vossius had zijn aanbeveling geschreven in overleg met zijn zoon Franciscus. Als gevolg van een vluchtige lezing verkeerde Grotius in de veronderstelling dat een zoon van het echtpaar Coster hem raad had gevraagd.
    5 - De Parijse bankier Johan Hoeufft beheerde de kas waarin de Franse regering ieder half jaar de subsidies voor haar bondgenoten stortte.
    6 - Isaac Vossius was begonnen met het afleggen van afscheidsbezoeken aan de geleerden die hij het afgelopen jaar in Parijs had leren kennen; vgl. Bots-Leroy, Corresp. Rivet-Sarrau II, p. 314 en p. 326.
    7 - De kanunnik Claudius (Domenicus) Roncalius, resident van koning Wladislas IV van Polen te Parijs, had in zijn aanvrage om een ‘eerste visite’ geen acht geslagen op de juiste titulatuur. De deur van de Zweedse ambassade bleef voor hem gesloten; zie no. 6576 (dl. XIV).