eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    6977. 1644 juli 25. Van W. de Groot.1

    Frater optime,

    Multa sunt quae nos hoc tempore incertos habent. In Anglia quomodo se res habeant non satis constat; dicitur rex adversus Wallerum potiores habere,2 et rursus princeps Robertus captivitatem vix effugit amissis machinis et impedimentis, copiis vero occidione deletis.3 Grevelingae deditio in singulos dies hic expectatur, nam ante vigesimum huius mensis uterque marescallus fossam transiisse nuntiantur.4 Suedorum classem cum Danica, cui rex ipse praeest, conflixisse per aliquot dies certum est, non item in quam se partem inclinarit victoria;5 certe Geluckstadienses victoriae signa publice exhibuerunt, forte ad excitandos suorum animos, qui Femerae occupatione valde sunt consternati.6 De Melonis in Brabantia captivitate rumor hic vagatur, sed et ille incertus;7 neque de principe ante captam Grevelingam quicquam expectamus,8 itaque in tanta rerum ambiguitate quod scribam vix invenio.

    Poemata Hugenii ad te cum epigrammate ab auctore missa intelligo, poteris ergo de toto opere accuratius cognoscere ubi acceperis.9 Tua ad Vetus Testamentum valde vide-

    609

    re desidero.10 De filio qui hic est quod scribam non habeo, nisi quod omnem ipsi spem pendere video ex munere secretarii Amstelodamensis,11 quod indepturum se putat, et meliore iam loco ea spes esse videtur quam antea, sed forte per absentiam Schapii12 ante exitum anni nihil fiet Utenbogardus iam Ultraiecti est, quo ad visendos amicos excucurrit.13 Ubi redierit, salutem ipsi tuo nomine deferam et de reliquo placide monebo.

    Romanenses apud nos non tractantur mollius quam antea, alicubi etiam durius. Est in omnes ipsorum actus instituta per senatores inquisitio, quae res occasionem dedit aliquos huc evocandi, et forte hoc conventu aliquid statuetur aut novum cudetur placitum, de quo simulatque resciero,14 reddam te certiorem.

    Deum interea precari non desinam pro tua tuorumque bona valetudine et pace publica,

    tibi obsequentissimus frater,
    Guilielmus Grotius.

    Raptim. Hagae, XXV Iulii 1644.

    Adres: A monsieur/monsieur Grotius, ambassadeur de la reine et couronne de Suede, à Paris. Port 16 s.

    Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 2 Aug.

    En in dorso: 25 Iulii 1644 W. de Groot.

    Notes



    1 - Hs. Den Haag, ARA, Eerste afd., coll. Hugo de Groot, aanw. 1911 XXIII no. 24, 316. Eigenh. oorspr. Antw. op no. 6958, beantw. d. no. 6988.
    2 - Koning Karel I had nabij Cropredy Bridge (in de omgeving van Banbury) slag geleverd met het leger van zijn achtervolger sir William Waller en diens ‘sergeant major’ (generaal-majoor) Richard Browne.
    3 - Het leger van prins Rupert (Robert) van de Palts zou hulp bieden aan de koningsgezinde legeraanvoerder William Cavendish, markies van Newcastle. Toen de prins op 30 juni/10 juli voor de muren van York verscheen, had het Schotse expeditieleger van Alexander Leslie, graaf van Leven, reeds de begeerde rugdekking ontvangen van de Parlementslegers van Ferdinando Fairfax en Edward Montague, graaf van Manchester (Briefw. C. Huygens III, p. 502-504, en IV, p. 6 en 10). Op 2/12 juli vond bij Marston Moor de beslissende slag plaats (Briefw. C. Huygens IV, p. 10-11).
    4 - De maarschalken Charles de La Porte, markies van La Meilleraye, ‘grand maître de l'artillerie’, en Jean, graaf van Gassion, waren begonnen met het ondermijnen van de vestingmuren van Gravelines (Grevelingen). Op 28 juli droeg de Spaanse gouverneur don Fernando de Solis de vesting over aan de ‘generalissimus’ Gaston van Orléans (G. Dethan, Gaston d'Orléans, p. 300).
    5 - Koning Christiaan IV van Denemarken was op 27 juni/7 juli met 40 oorlogsschepen naar de Fehmarnbelt gevaren. De slag die op 1/11 juli in ‘de Colberger Heyde’ (de wateren in de Hohwachter Bucht) met de vloot van de Zweedse admiraal Klas Fleming werd geleverd, eindigde onbeslist (Kernkamp, De sleutels van de Sont, p. 93-94 en p. 308-310).
    6 - Het Deense garnizoen van Glückstadt had daags daarvoor het bericht ontvangen dat de Zweedse opperbevelhebber Lennart Torstensson op 29 juni/9 juli het eiland Fehmarn had veroverd.
    7 - De Zuidnederlandse gouverneur don Francisco de Melo maakte een inspectieronde langs de verdedigingswerken van Gent en Brugge. Incidenten deden zich tijdens die tocht niet voor (Briefw. C. Huygens IV, p. 23-25).
    8 - Het Staatse leger zette op 25 juli de aanval op Sas van Gent in (Briefw. C. Huygens IV, p. 12-14).
    9 - Constantijn Huygens' Momenta desultoria, poëmatum libri XI, edente Caspare Barlaeo, Leiden (Elzevier) 1644. In juni kwam de bundel in omloop. Omdat de ‘heer van Zuylichem’ (Sulechemius) op dat tijdstip Frederik Hendrik volgde op diens campagne in Zeeuws-Vlaanderen, liet hij door vrienden de presentexemplaren rondsturen (Briefw. C. Huygens IV, p. 34, en Briefw. P.C. Hooft III, p. 605-607 no. 1220). Het exemplaar dat Huygens aan Grotius had toegedacht (Dichtw. C. Huygens III, p. 299), droeg de inscriptie: ‘Ad Grotium cum libro’: ‘Grotiadae, summo Batavorum Belga Batavum
    Infimus haec dono dat, dicat Hugenius
    11 Mart. 1644.’
    10 - De Parijse drukker Sébastien Cramoisy ondervond problemen bij het verkrijgen van een privilege voor de uitgave van Grotius' Annotata ad Vetus Testamentum, Parijs 1644 (BG no. 1137). In mei had de Parijse raadsheer Claude Sarrau reeds opgemerkt dat kanselier Pierre Séguier het verzoek om een privilege van de hand wees, ‘nonobstant que Mr Hemere, docteur et biliothequaire de Sorbonne, qui a presidé à l'impression ou correction asseurast qu'il n'y avoit rien qui choquast la religion Romaine’ (Bots-Leroy, Corresp. Rivet-Sarrau II, p. 264-265 en p. 361).
    11 - Pieter de Groot had nog niet alle hoop verloren op de benoeming tot secretaris van Amsterdam. In het najaar van 1643 hadden de stadsbestuurders echter hun voorkeur uitgesproken voor Coenraed van Beuningen; zie no. 6403 (dl. XIV).
    12 - Dr. Gerard Schaep maakte deel uit van de Staatse vredesmissie naar het hof van koning Christiaan IV van Denemarken.
    13 - In een brief van 13 juli schreef Johannes Wtenbogaert aan de remonstrant Carolus Rijckewaert: ‘Mijn voornemen was op gisteren naer Utrecht te verreysen, maer vondt mij soo swack, dat ick moste uyt-, ende hadde het heden niet beter geweest, affstellen. Nu vinde ick mij, God loff, beter, ende soo blijvende, gae ick met God morgen’ (Rogge, Brieven en onuitgegeven stukken van Johannes Wtenbogaert III, 4 (1631-1644), Werken HG, nieuwe reeks 22, Utrecht 1875, p. 295-296).
    14 - In de Republiek was enige commotie ontstaan over het in Munster gedrukte pamflet ‘Pieces touchantes les Catholiques sujects des Estats des Provinces-Unies du Pays-Bas’ (Stucken aengaende de Catholycken onderdanen vande Staten der Vereenighde Provincien van Nederlandt) (Knuttel, Cat. v. pamfl. nos. 5134 en 5135). De noodzaak om een nieuw plakkaat uit te vaardigen tegen de ‘onlijdelijke stoutheid der Pausgesinden’ kwam op 11 juli als XVIIIe punt in de ‘Poincten van beschrijvinge’ van de vergadering van de Staten van Holland te staan (Res. SH, dd, 11, 15-16, 18 en 23 juli 1644).