eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    7015. 1644 augustus 25. Van G. Keller.1

    Hochedeler, gestrenger herr ambassadeur, hochgenaigter herr vnnd patron,

    Zu berichten ist anjetzo, dass nach dem die hiesigen keyserl. gesandten das, von der koniglichen Schwedischen legation vnter datto 29. passato, an sie abgelassenes schreiben, zu acceptiren verwaigert,2 sint selbigem nichts weiters in der sache vorgeloffen, alls das verwichenen Montag 12. dieses sie den decanum zu St. Johann, alhier,3 an vnsre herrn legaten geschickt, vnnd nebenst einigen complimenten, auch entschüldigung des bissherigen verzugs, den vortrag thun lassen, wie sie von hohen orthen die nachricht hetten, das ehistens ein guthes expediens, vermittelss dessen ohn fernern vffschub oder ein-

    681

    wurff, von allen seiten zu dem werck konte geschritten werden, sich finden, vnnd behuffige ordre daruber von Wien ihnen zukommen würde,4 immittelss suchende, die herrn Frantzösische gesandten dahin zu disponiren, damit das zu Münster bey selbiger mediations vffgerichtete vnnd vorgeschlagene vollmachts proiect, vom konig in Franckreich vollnzogen vnnd in zeiten zur handt gebracht werden mochte, etc.5 Es ist sothannes anbringen von denen herrn konigl. Schwedischen gesandten nicht allein angenommen, sondern vber das, dass die herrn keyserl. nur alsofort zu dem handel schreiten wolten, begehret, auch darneben den bissherige verlauff gnugsamb remonstrirt, vnnd das die schuldt des so langen verzugs ihr allein seye, zuerkennen gegeben worden. Mit dem anhang, dass, wie die herrn Frantzösische gesandten obged[achtes] proiects halber den ersten vorschlag gleichsamb selbst gethan vnnd beliebet, also nicht zu zweifflen, selbige dessfalls auch kein anderweite schwernuss machen würden, etc. Ob nun dieses der herrn keyserl. anbringen ihnen ein ernst, oder nicht? mag Gott wissen. Auss dem bissherigen bezeigen aber zweifflet man billich vff Schwedischer seiten so lang daran, biss die effecten gesehen werden; bleibet auch dahin gestellet, ob sie villeicht die Beyrische niderlage6 vnnd den schlechten zustandt in Flandern,7 apprehendir[e]n, vnnd dahero zu dergleichen incamination8 bewogen worden, damit nit hiernechst, vff erfolgenden fall eines vbelern zustandts, vnnd dannenher genöthigter ihrer nähern herbey trettung es das ansehen gewinne, ob weren sie mit gewallt darzu angetrieben worden. Des aussgangs müssen wir von Gott erwarten.

    Vor etzlichen tagen hat der herr von Vehlen verschiedene Westphälische trouppen zusammen gezogen vnnd Cossfeldt zu ersteigen vermaint;9 ist aber mit verlust abgeschlagen worden.

    Ich bin vnnd verbleibe hiemit,

    Ew. Exc. gehorsamber diener,
    G. Keller m.pa.

    Osnabrück, den 15/25. Augusti 1644.

    Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 6 Sept. 1644.

    In dorso staat in een onbekende hand: Brieven van G. Kellern. Hoogd. 1640-1644, en sijn N.B. reflectief tot Spierings brieven.10

    Notes



    1 - Hs. Den Haag, ARA, Eerste afd., coll. Hugo de Groot, aanw. 1911 XXIII no. 12, 110. Eigenh. ondertek. Georg Keller was secretaris van de Zweedse gevolmachtigde Johan Adler Salvius.
    2 - De klacht die de Zweedse gevolmachtigden Johan Oxenstierna en Johan Adler Salvius op 29 juli/8 augustus aan de keizerlijke gevolmachtigden te Osnabrück hadden willen overhandigen. Hun bemiddelaar, de Osnabrückse stadspensionaris dr. Johann Heinrich Böger, bracht twee dagen later verslag uit van zijn vergeefse missie (Acta pacis Westphalicae; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 300-302 en p. 305-309, en Die kaiserlichen Korrespondenzen I, p. 571-573 en p. 576-578).
    3 - De keizerlijke gevolmachtigden Johann Weichard, graaf van Auersperg, en Johann Baptist Krane zonden op maandag 12/22 augustus Raban Heistermann (Heystermann), deken van Sint Jan te Osnabrück en kanunnik te Lübeck, naar de residentie van de Zweedse gevolmachtigden om hun visie op het uitblijven van een uitwisseling van de volmachten in Osnabrück toe te lichten (Acta pacis Westphalicae; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 311-313, en Die kaiserlichen Korrespondenzen I, p. 583).
    4 - Het wachten was op een verklaring van koning Christiaan IV van Denemarken over zijn rol als bemiddelaar ter vredesconferentie (Acta pacis Westphalicae; Die kaiserlichen Korrespondenzen I, p. 601-604, p. 606, p. 612-615 en p. 625-626).
    5 - De Spaanse gevolmachtigden don Diego de Saavedra y Fajardo en Antoine Brun hadden de keizerlijken ingelicht over het bezoek dat zij op 4 augustus hadden gebracht aan het huis van de Zweedse resident Schering Rosenhane; zie no. 6994. Tijdens die ontmoeting zou de resident zich hebben laten ontvallen dat de Zweden niets zouden ondernemen tegen de pogingen van de Munsterse bemiddelaars om de Franse gevolmachtigden te bewegen tot een ‘emendatio’ van hun volmachten (no. 7016, en Acta pacis Westphalicae; Die kaiserlichen Korrespondenzen I, p. 567-568 en p. 583).
    6 - De verliezen die de Zwabisch-Beiersen hadden geleden in de veldslagen ten zuiden van Freiburg im Breisgau (3, 5 en 10 augustus 1644).
    7 - De onrust onder de bevolking in de Zuidelijke Nederlanden na de capitulatie van het Spaanse garnizoen van Gravelines op 28 juli 1644.
    8 - ‘Incamination’, een beweging naar een bepaald punt, vgl. het Franse woord ‘chemin’ (camminus).
    9 - Alexander, graaf van Velen en Megen, bevelhebber van het keizerlijk-Westfaalse leger, trachtte te profiteren van de politieke en militaire spanningen in Oostfriesland. Op de valreep kon een aanslag op het Hessische garnizoen van Coesfeld verijdeld worden (Gazette 1644, no. 113, dd. 17 september 1644).
    10 - Aantekening over de stukken die het Algemeen Rijksarchief te Den Haag in bruikleen had ontvangen van G.H.L. baron van Boetselaer, huis Houdringe bij de Bilt; zie Verslagen omtrent 's Rijks Oude Archieven XXXIV (1911), p. 64-68 no. XXIII nos. 12 en 13.