eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    7313. 1645 februari 13. Van H. Appelboom.1

    Illustrissime et excellentissime legate, domine observandissime,

    Excellentissimi domini marescalli Torstensonii literae mihi heri redditae sunt Zeitzia 14 Ianuarii,2 quibus ostendit sese post Berenburgica illa stativa conflictumque ad Schonbechium per Saxoniam militum suorum stationes disposuisse, ut eos recrearet, itineri laboribusque ulterioribus accingeret3 et tandem ut pedites Gallasiani,4 qui Magdeburgi remanserunt, interciperet. Nunc vero sese in Bohemiam festinare praemissamque bonam exercitus partem, ne simul transgredientes valli et montes morarentur. Ipse aliquot dies Zeitziae tribunos Liliam,5 Wrangelium6 et Coningsmarkium7 praestolabatur, ut cum iis communicaret quicquid patriae servitio et utilitati existimaret. Dicto tandem 14 Ianuarii8 ipse quoque exercitum sequebatur, ut hostium in Bohemia copias Bavaris et

    456

    sub Gotzio in Ungaria militantibus collectas generali et marescallo Hatzfeldio9 offenderet. Interea Coningsmarchius Albim transmisit et Laumburgum versus cum 4000 manu tetendit. Creditur in Holsatiam venturus sit.10

    Hic pacemne an bellum velint cum Dano, adhuc deliberant, nec una omnium est sententia.11 Sunt qui bellum suadent et se cum Suedis coniungunt, sunt qui his contrariantur, alii Suedicis partibus, alii Danicis favent; inter hos facile est princeps ipse. Certum itaque de ea re nondum elici potest.

    25 Decembris Sopius et Schyttius abivere ad tractatum pacis Calmariensem.12 2 Ianuarii se itine[r]i committeret regni cancellarius.13 Dominus Laurentius Sparre diem obivit.14 Regni thesaurarius aegrotat.15 Residens Portugalliae16 et dominus Ludovicus Geerius17 una eunt ad tractatum.

    Regina quotidie senatum frequentat et manu propria literas publicas confirmat.18 Comitiorum deputati domum quisque suam ivere.19 In hibernis Ustedianis Hornius

    457

    quiescit.20 In Wermelandiam expeditae sunt copiae ad recuperandum fortalitium nostrum21 in duas parochias imperans.

    Deo illustrissimam Excellentiam vestram commendatam habeo, illustrissime et excellentissime domine,

    illustrissimae Excellentiae vestrae addictissimus servitor,
    H. Appelboom.

    Raptim. Amstelodami, 13 Februarii 1645.

    Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 21 Febr. 1645.

    Notes



    1 - Hs. Den Haag, ARA, Eerste afd., coll. Hugo de Groot, aanw. 1911 XXIII no. 15 (1645, 7). Eigenh. oorspr. Antw. op no. 7299, beantw. d. no. 7335.
    2 - De Zweedse veldmaarschalk Lennart Torstensson maakte in brieven van 14/24 januari 1645 zijn besluit bekend om Bohemen binnen te vallen; vgl. de Gazette 1645, no. 23, dd. 25 februari 1645: ‘De Leipzig, le 5 Février 1645: Le Général Torsténson apres avoir donné audiance à divers Ambassadeurs, et entre autres à ceux de Brandebourg et de Brunswic, partit de Zeitz le 26 du passé pour suivre son armee dans la Bohéme’.
    3 - De Zweden die aan de Saale (Bernburg) en de Elbe (Wanzleben en Schönebeck) het keizerlijke expeditieleger van Matthias, graaf Gallas, de doortocht naar de Habsburgse landen hadden belet, kregen bij aankomst in Meissen en Thüringen een nieuwe uitmonstering (Oxenst. Skrifter 2. afd., VIII, p. 609-610).
    4 - Lees: ‘pedites Gallasianos’. Hier wordt gedoeld op de in Maagdenburg achtergebleven infanteristen van de keizerlijke bevelhebber Matthias, graaf Gallas.
    5 - Generaal-majoor Axel Lillie, bevelhebber van de Zweedse troepen in Pommeren, vice-gouverneur in Meissen en stadscommandant van Leipzig, onderhield de verbindingen met het leger van veldmaarschalk Lennart Torstensson (SBL XXIII, p. 79-82).
    6 - Generaal-majoor Karl Gustav Wrangel, bevelhebber van de Zweedse oorlogsvloot te Wismar, keerde op 28 januari/7 februari terug van het beraad in het hoofdkwartier te Zeitz (Oxenst. Skrifter 2. afd., VIII, p. 605-614, en Gazette 1645, no. 24, dd. 4 maart 1645).
    7 - De Zweedse generaal-majoor Hans Christoph, graaf van Königsmarck, stond op 21 januari voor de vesting Hornburg. Het keizerlijke garnizoen capituleerde op 26 januari (Gazette 1645, no. 222, dd. 25 februari 1645).
    8 - Op 16/26 januari voegde de Zweedse opperbevelhebber Lennart Torstensson zich bij zijn voorhoede in Chomutov (Bohemen) (Doc. Boh. VII, p. 171-172, nos. 499 en 501).
    9 - Het leger van de keizerlijke veldmaarschalk Melchior von Hatzfeldt und Gleichen kreeg versterking van 5000 Zwabisch-Beiersen, 5000 keizerlijken uit de Hongaarse regimenten van Johano, graaf van Götz(en), en 1000 Saksische ruiters (Doc. Boh. VII, p. 172 no. 501).
    10 - Het Zweedse expeditieleger van generaal-majoor Hans Christoph, graaf van Königsmarck, verscheen op 11 februari in Boizenburg, ten oosten van Lauenburg aan de Elbe (Gazette 1645, no. 24, dd. 4 maart 1645).
    11 - Na de terugkeer van de Staatse ambassadeurs dr. Andries Bicker en Cornelis van Stavenisse (25 januari) was er in de vergadering van de Staten-Generaal een discussie op gang gekomen over de vraag of een wapenvereniging met de Zweden tot ‘versekeringh van de veyligheyt en vrijheyt van de scheepvaart en koophandel in d'Oost en Noord-Zee’ (art. 1 van het Zweeds-Staats verdrag van 1/11 september 1640) wel strookte met de Staatse politiek van strikte neutraliteit ten opzichte van de keizer en het Rijk (Kernkamp, De sleutels van de Sont, p. 178-189). Vooralsnog zagen de afgevaardigden van Zeeland en de landgewesten Gelderland, Utrecht, Friesland, Overijssel en Stad en Lande meer heil in het ‘groot desseyn ende entreprinse’ van Frederik Hendrik in Vlaanderen.
    12 - Het vertrek van de Zweedse delegatie naar het vredesoverleg te Brömsebro viel na Kerstmis (25 december/4 januari). Kanselier Axel Oxenstierna en de rijksraden Johan Skytte, Matthias Soop en Ture Bielke hadden gevolg gegeven aan een verzoek van de koning van Denemarken om de aanvangsdatum van de onderhandelingen op te schuiven naar 8/18 februari 1645.
    13 - De rijksraden Johan Skytte en Matthias Soop maakten in de tweede week van januari gebruik van een ‘bequaeme sleede baene’ naar Kalmar. Twee weken later, op 23 januari/2 februari, stond ook rijkskanselier Axel Oxenstierna gereed voor vertrek (Kernkamp, De sleutels van de Sont, p. 149-151, en Acta pacis Westphalicae; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 473-475 en p. 513-514).
    14 - Het overlijden van rijksraad Lars Eriksson Sparre (1590- † 18/28 december 1644), assessor in de Svea Hovrätt (BLS XV, p. 91-92, en Schutte, Repertorium II, p. 496-497).
    15 - Gabriel Bengtsson Oxenstierna (1586-1656), vrijheer van Mörby en Lindholmen, rijksschatmeester gedurende de minderjarigheid van koningin Christina, aanvaardde weldra de waardigheid van gouverneur-generaal van Lijfland; zie no. 7277.
    16 - De Portugese resident João de Guimarães was geïnteresseerd in het vraagstuk van de vrije vaart (no. 6318 (dl. XIV), en Prestage, The diplomatic relations of Portugal, p. 118-127).
    17 - De Zweedse koninklijke commissaris Louis de Geer herzag zijn reisplan en vertrok naar Norrköping (‘Brieven van Louis de Geer’, in BMHG 29(1908), p. 293-298).
    18 - De eerste dagen van het persoonlijk bewind van koningin Christina van Zweden.
    19 - De vertegenwoordigers van de vier standen (ridderschap, geestelijkheid, burgers en landlieden) namen afscheid van de koningin; vgl. no. 7285.
    20 - Het leger van de Zweedse veldmaarschalk Gustav Karlsson Horn overwinterde in Ystad (ten oosten van Malmö) (Oxenst. Skrifter 2. afd., VIII, p. 597).
    21 - De opdracht viel toe aan de Zweedse generaal-majoor Gustav Otto Stenbock (1614-1685), Eenheden van Hannibal Sehested, Deens gouverneur van Noorwegen, hadden bezit genomen van de ‘Moerschanse’ (Morasschanze of Moritzerschanze) op de weg naar Karlstad (Värmland); zie no. 7303.