Mijnheer,
Met dese post hebbe ick van u Excell.en niet vernomen. Van hier is niet schrijvenswaerdich te melden, want men noch niet hoort dat den prince van Oragnen yets attenteert.
De saecken van den ambassadeur van Portugael alhier2 avanceeren weynich, ende dat om zijn versoeck wegen Oost- ende West-Indiën, daervan voor desen meer gemelt,3 alsoo d'Oostende Westindische Compagniën sulcx ten hoogsten difficulteeren, dat niet weynich ongelegentheyt causeert.
Uyt Sweden hebbe ick seeckeren berecht dat uyt dat rijck naer Pommeren sal overbracht werden 16000 man, 10000 uyt Sweden ende 6000 uyt Finland, ende dat in Stockholm tot heer rijcxtrotzet is gecooren zijn Excell.en mijnheer den grave Peter Brahe4 ende tot rijcxraeden de heer Bengd Bengson Oxenstiern, generael-gouverneur in Liefflandt, de heer Lars Sparre, d'heere Leonard Torstenson, d'heer oversten Turo Bielcken, de heer Knut Pose ende d'heer Lars Kagge.5
Uyt Duytsland hebben wij dat d'heer Bannier6 weder wel te passe, dat hij weder in goede posture is, dat hij crijgsraet gehouden heeft ende dat de keyserlijcke op hem toe trecken. Off hij nu bij den gehoudenen crijgsraet geresolveert heeft de keyserlijcke te verwachten, sal den tijt haest ontdecken.
Hiermede eyndende bevele u Ex.en met desselfs familie in de genaedige protectie des Hoogsten ende verblijve
u Excell.en dienst- ende vruntwilligen.
Haagh, den 20 Maii a.o 1641.
Bovenaan de brief schreef Grotius: [Rec.] 29 Maii 1629 [sic].