eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    5477. 1641 november 23. Aan N. van Reigersberch.1

    Mijnheer,

    't Zal mij lief zijn te verstaen, wat van d'ambassade nae Engelant zal vallen ende met wat last zij zullen gaen.2 De fortuine van de heer Heemvliet heeft weinigh zijns gelijck. 't Is meer dan de rhetors conink.3

    Van de conspiratie in Schotlant werdt hier veel gesproocken. Maer wij en connen het rechte fundament niet wel verstaen. 't Exempel van revolte staet hier niet wel aen ende misschien zal men dencken op de remediën. 't En can niet lang in Engelant ofte Schotlant zoo staen. De eene partij ofte d'andere moet boven leggen, ofte de zaecke uitbersten tot een civyl oorlogh. Van Blon4 magh vallen wat wil. Ick zal mij met Godes hulpe zoo wel door redden als ick door Schmalzius5 heb gedaen. Zoo iemant tegen mij schrijft, ick heb noch veele pijlen in mijn koocker die niet en zijn uitgeschoten.6

    23 Nov. 1641.

    In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot, den 23 Nov. 1641.

    Notes



    1 - Hs. Amsterdam, UB, coll. RK, H 231. Eigenh. oorspr. Niet ondertek.
    2 - Deze ambassade vond niet plaats. In december 1641 reisde namens Frederik Hendrik alleen Johannes Polyander van Kerckhoven, heer van Heenvliet (no. 4997 n. 3) naar Engeland.
    3 - Grotius zal doelen op de koning of prins van een rederijkerskamer; vgl. WNT VII, 2, kol. 5264.
    4 - Michel le Blon; zie ook no. 5434 en Grotius' antwoord, no. 5452.
    5 - Peter Abel Schmalz (Smalze); zie ook no. 5383 n. 20.
    6 - Claudius Sarravius schreef op 29 november 1641 aan André Rivet: ‘Si M.r Desmarets entend se revenger, l'antagoniste [= Grotius] ne se rend pas de paour et parle comme ayant encores de la poudre pour tirer plusieurs coups’; H. Bots-P. Leroy (ed.), Corresp. Rivet-Sarrau, p. 26 no. 8.
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]