eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    5944. 1642 november 8. Aan W. de Groot.1

    Mi frater,

    Epigramma de bibliotheca Cordesiana, si vis, addi caeteris poterit.2 Caeterum expugnanda erit Blauwii lentitudo tum in his edendis, tum in Lucano.3 Quae propellenda sunt ut succedat Anthologia.4 Gothica nostra quominus edantur facit, quod ex Italia per Vossii filium quaedam exspecto. Quod si pax fiat, etiam ex Hispania editionem meam ornatura.5 Prolationem regni Suedici ego non verbis tantum, sed et actibus defendi. Verum ipse in ea non satis defensus fui. Votum meum non soli Riveto opposui,6 sed et aliis irreconciliabilibus, inter quos sunt Laurentiades,7 Maresius8 et scriptor primum epigrammatis, deinde peioris epistolae Gallicae.9 A quibus cum ex occasione eorum quae in Batavis acta sunt, laesa esset fama mea, et multas possem multorum epistolas in me honorificas proferre, duabus contentus fui, quarum altera multum apud Batavos, altera apud Gallos valere debet. Tales autem epistolas, in quibus nemo laeditur, edere semper licuit.10

    506

    Gaudeo quod curas ut si recuditur Votum, emendentur quae oportet, qualia quaedam subter hanc epistolam annoto.11 De Hogerbetii negotio quicquid fiet, rogo me edoceas.12

    Dicuntur in Anglia res regis in melius procedere13 et per omnes provincias nasci partes. Deus det ibi et alibi pacem. Cuius curae te, matrem, uxorem, liberos, me vero meosque labores vestrum omnium precibus commendo.

    Ubi Rivetus rursum aliquid contra me ediderit,14 rogo id quamprimum habeam cum consilio vestro respondendumne sit an non, et quomodo.

    Mitto Rotomagum et inde ad te exempla quinque ἀνϑοβολίας nostrae ad Ius Iustinianeum. Rogo ea compingi pro me cures sumasque unum tibi, alia des Vossio, Strideno, Graswinckelio et Constantino Empereur,15

    tibi obligatissimus frater,
    H. Grotius.

    8 Novembris 1642.

    6: ‘hac’ pro: huc
    42: ‘Gersonem Bucerum’,16 omissa interpunctione
    102: ‘qualis’ pro: quales
    106: ‘longe’ pro: lege
    108: ‘longe’ pro: longo
    111: ‘aliter’ pro: alite
    158: δυϰουντ᾽

    A principe Arausionensi nihil desidero.17 Liceat mihi per eum quiete et honeste vivere. Velim ad me mitti duo exempla Grotii Papistae.18 Erunt alicubi usui.

    Notes



    1 - Gedrukt Epist., p. 944 App. no. 625. Antw. op no. 5936, beantw. d. no. 5959.
    2 - Het epigram dat Grotius had geschreven op verzoek van degenen die nu de laatste hand legden aan de Bibliothecae Cordesianae catalogus, cum indice titulorum. De tekst had Grotius zijn broer toegezonden om gevoegd te worden bij de collectie poemata; zie no. 5918.
    3 - De uitgever Blaeu liet Grotius in het ongewisse ten aanzien van de datum van verschijnen van zijn nieuwe aantekeningen bij Lucanus (BG nos. 430 en 431).
    4 - Het manuscript van de Anthologia Graeca (BG no. 534) was op de indices na persklaar.
    5 - Op het gerucht dat de ambitieuze Dirck Graswinckel ook iets wilde publiceren op het terrein van Zwedens oudste geschiedenis, drong Willem de Groot sinds kort bij zijn broer aan op een spoedig verschijnen van diens verzameling uittreksels ‘ex Procopii historia ad res Vandalicas et Gotthicas’. In 1655 kwam de editie tot stand, weliswaar aangevuld met bijdragen van anderen, waaronder die van Isaac Vossius: ‘Beati Isidori archiepiscopi Hispalensis Gothorum, Vandalorum et Suevorum in Hispania chronicon, quod nunc demum plus altera parte auctius prodit e bibliotheca Isaaci Vossii’ (BG no. 735).
    6 - Het Votum pro pace ecclesiastica (BG no. 1183) was geschreven naar aanleiding van het verschijnen van Rivets Examen animadversionum Hugonis Grotii (BG no. 1180).
    7 - Jacob Laurentius, de auteur van het geschrift Hugo Grotius papizans, die na een schriftelijke reactie van de beschuldigde, de strijd voortzette met een Hugonis Grotii epistola ad Jacobum Laurentium anatomizata.
    8 - Samuel Desmarets (Maresius), Grotius' hardnekkigste tegenstander, die met zijn nieuwste werk Concordia discors et Antichristus revelatus klaar stond opnieuw ten strijde te trekken.
    9 - Constantijn Huygens, heer van Zuylichem, die het geschrift Hugonis Grotii in Consultationem Cassandri annotata. Cum necessariis animadversionibus Andreae Riveti ... (BG no. 1172) had opgesierd met een epigram ‘De Hugonis Grotii annotatis Henoticis, ad Consultationem Cassandri’ (vgl. no. 5669). Aangeslagen door een woord van kritiek op zijn dichtkunst zette hij onder het pseudoniem Santra Salebrosus zijn aanval op Grotius' opvattingen in een in het Frans opgestelde brief voort (vgl. no. 5761).
    10 - Grotius die liever niet doorging met polemiseren, had gehoopt dat de twee brieven die hij in zijn Votum pro pace ecclesiastica had opgenomen, te weten een brief van zegelbewaarder Guillaume du Vair, bisschop van Lisieux, dd. 13 juni 1621 (no. 654 (dl. II)) en een brief van Frederik Hendrik dd. 4 augustus 1622 (no. 776 (dl. II)), het overtuigend bewijs van zijn achtbaarheid zouden leveren.
    11 - Reeds in november liet de uitgever Blaeu een herdruk van het Votum verschijnen, echter zonder de voorgestelde correcties en ook zonder een vaste plaats te geven aan de twee bijgevoegde brieven (BG no. 1184).
    12 - De familie Hogerbeets was tegen de Leidse stadsbestuurders een proces begonnen over het toekennen van genoegdoening en posthuum eerherstel aan de in Loevestein verkommerde stadspensionaris Rombout Hogerbeets.
    13 - Deze berichten komen ook voor in Grotius' nieuwsbrieven van 8 november.
    14 - Rivet legde de laatste hand aan zijn Apologeticus pro suo de verae et sincerae pacis ecclesiae proposito, contra Hugonis Grotii Votum. De uitgever Elzevier te Leiden kon het werk in januari 1643 uitbrengen (BG no. 298 en BsG no. 319).
    15 - De zojuist van de pers gekomen Florum sparsio ad Ius Iustinianeum (BG no. 791). Presentexemplaren gingen naar Gerardus Joannes Vossius, mr. Quirijn van Strijen, mr. Dirck Graswinckel en de Leidse hebraïst Constantijn l'Empereur ab Oppijck.
    16 - Bedoeld wordt de Veerse predikant Gerson Bucerus. De komma tussen ‘Gersonem’ en ‘Bucerum’ is niet verwijderd; vgl. no. 5911.
    17 - Velen vroegen zich af waarom Grotius een twintig jaar oude brief van Frederik Hendrik aan de openbaarheid had prijsgegeven.
    18 - Het geschrift Hugo Grotius papista sive Epistolica deductio van de lasterende lutheraan Johann Seyffart.
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]