eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    6093. 1643 februari 17. Van W. de Groot.1

    Frater optime,

    Matris exequias, ut mecum iudicant alii, honorifice curavi.2 Nunc Delphis sum, ut impensas quae ibi restant funerarias persolvam. Filius Petrus suasu nostro causas quas nuper defunctus dominus Silvius3 reliquit, et agendas et defendendas suscepit. Speramus eum cum honore hoc munere defuncturum, quod ipsi in posterum etiam apud Amsteloda-

    98

    menses erit praesidio. De Florum sparsione4 iam ante scripsi. Compacta exemplaria Reigersbergio, Vossio, Strieno, Graswinkelio dedi mihique unum servavi; de duobus sequioris chartae etiam propediem disponam.

    Edidit his diebus Laurentiades Belgico sermone refutationem Psalterii Bonaventurae,5 quam tibi cum dedicatione inscripsit, cui et inseruit carmen a te olim vernacule scriptum de scissura ecclesiae,6 in quo papam taxas aliosque. Componit vetera tua scripta novis,7 tandemque dicit te genuinum nunquam fore papistam, quia varia agnoscis cum ipsorum dogmate non convenientia, denique promittit se tecum serram amplius non reciprocaturum,8 quippini, satis enim iam evomuit. Versus in Rivetum scripti mihi placent.9 Videbimus an alicubi locum possint invenire, certe in poematis reperient. Ea quae nunc de paenitentia in finem dilata scribis addam prioribus, futuris alias usui.10

    Naldvikiana vidi,11 erit mihi ea res quammaxime cordi. De Valentiano et mentionem fecimus antea et porro faciemus.12

    Mareziana ubi potero mittam aut certe per partes nuntio tradam.13 Hogerbetius necdum quicquam promovit, moras trahentibus semper Lugdunensibus, sed post hasce ferias rem urgebit strenue, neque Senatus renuere poterit.14

    Regina Angliae hinc iterum minatur discessum, frustra semel et quidem maximo cum periculo tentata navigatione.15 Aiunt Scotos cum parlamentariis Angliae conspirasse, quod

    99

    regiis rebus periculosissimum. Pro iis quae de Galliae statu perscribis gratias habeo, et velim saepiuscule me de rebus publicis edoceas.

    Baldowinus de Man, qui cognatam nostram Adrichemiam in matrimonio habet,16 publicae pecuniae decoctor, Culenburgo, quod sibi pro asylo elegerat, extractus et carceri mancipatus est. Ei quid futurum sit videbimus; posset haec res totam eius stirpem ruinae dare.

    Vale, frater optime, cum uxore et liberis,

    tibi obsequentissimus frater,
    Guilielmus Grotius.

    Raptim. Delphis, XVII Februarii 1643.

    Adres: A monsieur/monsieur Grotius, ambassadeur de la reine et couronne de Suede, à Paris. Port 13 s.

    Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 25 Febr.

    En in dorso: 17 Febr. 1643 W. de Groot.

    Notes



    1 - Hs. Den Haag, ARA, Eerste afd., coll. Hugo de Groot, aanw. 1911 XXIII no. 24, 344. Eigenh. oorspr. Antw. op no. 6074, beantw. d. no. 6106.
    2 - De familie had Aeltgen Borre van Overschie (†20 januari) op 27 januari ten grave gedragen in de Nieuwe Kerk te Delft.
    3 - De Leidse hoogleraar Cornelis Sylvius (Bosch) (†ca. januari 1643) was na zijn ontslag in 1619 een advocatenpraktijk in Den Haag begonnen (M. Ahsmann, Collegia en colleges, p. 173-176).
    4 - Exemplaren van de Florum sparsio (BG no. 791) gingen naar Nicolaes van Reigersberch, Gerardus Joannes Vossius, mr. Quirijn van Strijen, mr. Dirck Graswinckel en de Leidse hebraïst Constantijn l'Empereur ab Oppijck; vgl. no. 6079.
    5 - Het nieuwste werk van de Amsterdamse predikant Jacob Laurentius (1586-1644) tegen Grotius voerde de titel Idolum Romanum. Paepschen af-god, dat is, wederlegginge van de verdedinge des paepschen psalters van Bonaventura, nu onlanghs uyt-gegeven onder de naem van eenen Fabricius van Eyndhoven, door Jacobum Laurentium van Amstelredam, bedienaer des woords Gods binnen Amstelredam. Toe-ge-eygent den heer Hugo de Groot, Amsterdam 1643 (BG no. 297 en BsG no. 323).
    6 - Het gedicht ‘'t Christendom weleer’ kreeg een geauthentiseerde uitgave in de Uyt-legginge des algemeynen sendt-briefs, van den apostel Johannes. Mitsgaders eenige geestelijcke gedichten ende gesangen, noyt voor desen in druck geweest. Alles op rijm gestelt door mr. Hugo de Groot, Amsterdam 1648 (BG no. 214, en A. Eyffinger, Inventory of the poetry of Hugo Grotius, p. 154).
    7 - In de ‘Toe-eygen-brief’ registreert Laurentius in een overzichtelijke tabel het verschil tussen de niet-paapse ‘Grotius antiquus’ en de huidige ‘Grotius papizans’.
    8 - Tertullianus, De corona 3, 1.
    9 - Een verbeterde versie van het gedicht tegen Rivet was onderweg; vgl. nos. 6074 en 6086. Bij ontvangst kon de tekst gevoegd worden bij de collectie van nieuwe poemata die Willem de Groot onder zijn beheer had.
    10 - Willem de Groot legde een dossier aan met stukken die een medestander van zijn broer misschien nog eens kon gebruiken voor het schrijven van een antwoord op Rivets Apologeticus pro suo de verae et sincerae pacis ecclesiae proposito, contra Hugonis Grotii Votum (BG no. 298 en BsG no. 319). Voor de goede orde plaatste hij thans enkele passages uit het werk De republica ecclesiastica van de in 1617 tot de Anglicaanse kerk toegetreden Marcus Antonius de Dominis tussen de eerder toegezonden stukken.
    11 - Cornelia de Groot was verwikkeld in een proces tegen Adriaen van Naeltwijck met als inzet de erfenis van Oldenbarnevelts kleinzoon Jacob van Oldenbarnevelt (†1639).
    12 - De kwestie betrof de vraag of een in Parijs opgesteld holografisch testament ook in de Republiek rechtskracht had. Een bevestigend antwoord vond Grotius in de Legum novellarum divi Valentiniani liber I, tit. IV: ‘De testamentis’.
    13 - Al meer dan drie maanden lag in het huis van Willem de Groot een exemplaar van de Concordia discors et Antichristus revelatus van Samuel Desmarets (Maresius) te wachten op verzending naar Parijs.
    14 - De familie Hogerbeets had in het najaar van 1642 de Leidse stadsbestuurders doen dagvaarden om langs deze weg genoegdoening en eerherstel van hun inmiddels overleden vader Rombout Hogerbeets te verkrijgen.
    15 - Koningin Henriëtte Maria had na haar ongelukkige zeereis van 29 januari tot 6 februari weinig vertrouwen meer in de Staatse stuurmanskunst.
    16 - Boudewijn de Man, de echtgenoot van Maria van Adrichem, was tot zijn ontheffing in 1636 ontvanger der gemene landsmiddelen te Delft; vgl. no. 2586 (dl. VII) en Res. SH, dd. 28 maart 1643.
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]