eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    6140. 1643 maart 21. Aan N. van Reigersberch.1

    Mijnheer,

    Ick zal van het laetste beginnen ende uwe Ed. alsnoch verzoucken over te comen zoo zijne gelegentheit zulcx eenichsins can toelaeten. Wat onzen oudste aengaet, de Swedische heeren die hier zijn,2 hebben hem verzeeckert van een compagnie ruiterie bij den marescal Torstenson, andere van de principalen van Vrancrijck van een charge d'aide du camp. Hij heeft tot het eene nochte tot het andere gantsch geene lust ende zegt dat in eene zaecke die hem ten hoochste aengaet hij de hoochste stem behoort te hebben.3 Gevraecht zijnde waertoe hij dan lust had om niet ledigh te gaen, 'twelck wij niet garen en zeggen [sic], heeft aen mij, aen zijn moeder, zuster ende andere bekende gezegt lust te hebben om [in] eenige qualiteit te gaen nae Oost-Indië, ende blijft daer vast bij. Ende wij meenen dat, hoewel dat op die zaecke veele discoursen zoude connen vallen, dat het veel beter is dat wij ons vougen nae deze zijne begeerte dan dat hij door ledighgaen, gelijck geschapen is, zoude comen in vorder verloop zoo van gezondtheit als van reputatie. Ick hoope dat het goede gezelschap ende exemplen hem lust zullen geven tot naersticheit,

    168

    van dewelcke hij door quaed gezelschap is afgetrocken. De qualiteit van raed zoude hem niet quaelijck aenstaen; meene oock, zoo hem bij occasie eenige legatie vertrouwt wierd, dat hij zich daerin niet quaelijck zoude quijten. Ick laet hem veele stucken lesen daertoe dienende. Ende dewijle hij daeraen wil, hoe eer hoe beter. Ick bidde uEd. hierinne te helpen. Ick en zie geen andere uitcomste.

    Ick come tot het publycq. Den adel van Hollant bedriegt mij niet; ick en heb noit beter van haer verwacht.4 Ick hoor garen dat de beste leden van Hollant ende Zeelant malcander op poincten van groote importantie verstaen,5 maer mij geeft wonder dat dieghene die de Generaliteit ende den adel van Hollant opmaecken geen middel en vinden om warre te brengen in Zeelant, waeruit ick oordeel dat de noodt zeer moet perssen. De instructie die men meent te geven aen de gedeputeerde ter Generaliteit, ende de wegen die men meent in te gaen om de gestaedige complotten van de cleine provinciën tegen de twee grooten te beletten, zal ick garen verstaen om het goed dat ick wensche de vrunden die daer woonen.

    Eenige willen mij diets maecken dat hier secrete handelaers zijn vanwegen Spaignie,6 waervan ick niet zeeckers en can zeggen, maer wel dat deze tijden zoodaenigh zijn dat elck nae zijn compagnon wel magh ommezien. Dat Neef zoude aennemen het commandement over de 20000 defensionsluiden can ick niet wel begrijpen.7 Het zoude Verus' ende Thucydides'8 volck niet behaegen, doch zal gaeren verstaen wat apparentie daertoe is ende wat discoursen daerop vallen.

    Den coninck stelt noch mijne ende andere audiëntiën9 uit om zijne indispositie. De Franschen hebben op de paspoorten niet meer te disputeren, maer wel die van Oostenrijck, omdat de Franschen tot noch toe den keizer geen keizer en no[e]men, waertoe ick geen reden en zie. Ende is maer een inventie geweest van den cardinael om de vrede te retarderen.10 Wij zullen zien wat de stilstant voor twintich dagen in Engelant zal opereren;11

    169

    tot cassatie zal den coninck niet verstaen. Daer zijn eenige die opinie hebben dat oock tot Bruissel werdt gehandelt, doch ick en can daervan oock niet zeeckers zeggen.12 Monsieur de Thou, broeder van den overleden, voordeze abt van Bonneval, is raedsheer geworden in het parlement met groot contentement van de compagnie.13

    21 Mars 1643.

    In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot, den 21 Martii 1643 uyt Paris.

    Notes



    1 - Hs. Amsterdam, UB, coll. RK, H 31d. Eigenh. oorspr. Niet ondertek. Tezamen met no. 6141.
    2 - Magnus Gabriel De la Gardie, zoon van de Zweedse rijksmaarschaik Jacob Pontusson De la Gardie, en de baronnen Bielke en Sparre brachten deze winter een bezoek aan Parijs.
    3 - Grotius' oudste zoon Cornelis had wel zin om in dienst van de Oostindische Compagnie naar de Oost te gaan; vgl. no. 6120.
    4 - De ridderschap en de Hollandse handelssteden Amsterdam en Rotterdam hadden matiging gebracht in de publieke discussie over de paspoorten die de Staten-Generaal hadden afgegeven voor de bagage van koningin Henriëtte Maria van Engeland (S. Groenveld, Verlopend getij, p. 109-110).
    5 - Een delegatie uit de Staten van Zeeland bracht van 25 februari tot en met 14 maart een bezoek aan Den Haag. Gesproken werd over onderwerpen als de beveiliging van de kustwateren, de benoemingen in de Hoge Raad en het Hof van Holland, de munt, de instructie voor de gedeputeerden ter generaliteit en tenslotte ook het vraagstuk van de verlenging van de octrooien van de Oostindische en Westindische Compagnieën (Res. SH, dd. 25 februari - 14 maart 1643).
    6 - Dit bericht (vgl. no. 6142) speelde een rol bij de onderhandelingen die de Franse kolonel Godefroi d'Estrades in de Republiek voerde over de verlenging van het Frans-Staats subsidieverdrag (Correspondance d'Estrades I, p. 155-163, in het bijzonder p. 160).
    7 - Keurvorst-aartsbisschop Ferdinand van Keulen was de afgelopen winter met het voorstel gekomen om het gebied tussen de grens van de Republiek en de Weser (de Westfaalse Kreits) te demilitariseren. In het kader van de praktische uitwerking van het voorstel kwam de gedachte op om het bevel over het achter te blijven garnizoensleger op te dragen aan Frederik Hendrik (Correspondance d'Estrades I, p. 156-157, en Foerster, Kurfürst Ferdinand von Köln, p. 234 n. 46 en 259 n. 166).
    8 - Verus en Thucydides, codenamen voor resp. de koning van Frankrijk en de Zweedse rijkskanselier Axel Oxenstierna.
    9 - Op 18 februari ontving Grotius een schrijven van koningin Christina van Zweden, dd. 7/17 januari 1643, waarin hem werd opgedragen haar deelneming te betuigen met het heengaan van kardinaal de Richelieu († 4 december 1642); vgl. no. 6044.
    10 - Keizer Ferdinand III had zijn keizerlijke waardigheid niet mogen vermelden op het formulier van de vrijgeleidebrieven aan de Franse gevolmachtigden ter vredesconferentie. Volgens de redenering van kardinaal de Richelieu mocht de keizer slechts aanspraak maken op de titel ‘roi de Hongrie’.
    11 - Het Engelse Hogerhuis was met het voorstel gekomen om met ingang van 1/11 maart de wapens voor de duur van twintig dagen neer te leggen (CSP Ven. 1642-1643, p. 248).
    12 - In Parijs hoopte men dat don Francisco de Melo, gouverneur van de Zuidelijke Nederlanden, meer zou weten over het beleid van het nieuwe bewind in Spanje; zie voor de missie van abt Mondini naar Brussel, Correspondance d'Estrades I, p. 159-160.
    13 - Jacques-Auguste de Thou (1609-1677), gewezen abt van Bonneval, broer van de ter dood gebrachte koninklijke bibliothecaris François-Auguste de Thou († 12 september 1642), werd later bevorderd tot president van het Parlement van Parijs. In de jaren 1657-1662 was hij Frans ambassadeur in Den Haag (H. Harrisse, Le président de Thou, p. 168; Schutte, Repertorium II, p. 14).
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]