Mijnheer,
Uyt de particuliere informatie die uEd. mij nu tot tweemal heeft gelust te geven, warover ick uEd. grooten danck schuldych ben, dunckt mij dat ick niet alleen claer en sien in de genegentheden van degene die het daer al vermogen, maer oock claerder als tevoren in de inclinatie van die hier het meeste; warom niet alleen ick, maer oock andere redenen hebben te twijfelen off de handelynge haer oock ernstych is, alsoo qui eos contingunt soucken in te scerpen het oorloge den landen meer als alle tractaten voorderlijck is, warom oock die tevoren daervan niet hebben connen horen, selven vorenslaen men de lasten tegens het incommen behoort te balanceren.
643
Nu de ambassadeurs2 tegelijck met den grave van Harcourt3 niet hebben connen arriveren, nochte de comste van de Scotten in het rijck, die nu geseyt werden in aentocht te sijn, voorcommen, schijnt wel dat soo niet en sullen haesten, maer eerst sien wat cours ende bejegenynge den grave van Harcourt heeft. Men seyt ons hier tot Lonnen was gearriveert, maer dat Montaigu,4 op de brugge van Rochester bekent ende daer gedesguiseert, uyt sijn trein aengehouden ende in den Tour gebracht, den gemelten grave van Harcourt, hoewel hij hem desadvoueert, bij het parlament vrij suspect heeft gemaeckt. Tot het afftrecken van den conynck van de Spaense partije ende maintenement van de biscoppen gelove ick twee van de ambassadeurs5 niet minder als den grave van Harcourt genegen sijn; dan off sij het leste soo efficacieux, hare oogen slaende op hare principalen, sullen connen behertygen staet te twijfelen. Het gelt tot de ambassade is noch niet gereet, sulckx al waren sij reet souden noch niet connen vertrecken.
Den heer van Matenees6 onthout hem niet alleen van de Generaliteytsvergaderynge, maer versocht sijnde om de Munstersche besoignes bij te wesen heeft hem daervan geëxcuseert. Tegens halff November commen de Staten wederom bijeen,7 wanneer lichtelijck de dispuyte van den eedt wederom sal worden geroert, alsoo de Ridderschap, sonder de steden inwillygen in pointen van ordre overstemynge te lijden, in dit point geen overstemynge schijnt te willen gedogen. Ende hoe beswaerlijck het is een generale resolutie voor de steden, die haer hooftneerynge op die maniere souden meenen in peryckel te connen stellen, te laten passeren, kan uEd., die oock weet hoe qualijck de pointen van ordre ende van ander natuyre sijn te onderscheyden, oordeelen.
Het equiperen van de cruycers8 schijnt off meer fatsoens sal hebben als van begin was gemeent, alsoo veele omdat het schijnt te smaecken naer caperije, difficyl sijn daerin te participeeren. Maer soo de particuliere deficiëren, moeten de steden het bij de hant nemen, alsoo den viant te machtych wort, die geseyt wort veertych fregatten in zee te hebben ende over de 26 prinsen de maent van October binnen Duinkercke te hebben gebracht, waerover oock de admirael schrijft9 om meerder getal van scepen, soude hij ende die bij hem sijn wesen verseeckert.
644
Tot de besoignes in de Generaliteyt tot de Munsterse besendynge is Pauw, die een van de gedeputeerde wesen sal, niet geroupen.10 Donderdach wort een hoffmeester affgesonden om daer logement te prepareren,11 ende maecken de gedeputeerde haer veerdych op presuppoost dat de ambassadeurs van Vrankerijck al op wech sijn12 ende den heer d'Avaux Rheims te sijn gepasseert, alwaer Aquilius13 schrijft sijn Ed. te hebben gesproocken. Contrari souden sij niet garen geloven, warom ick van een, die ick het seggen van den heer Spierynck confirmeerde van dat monsieur Servien noch was te Paris, ben versocht het niet soude willen seggen.
Op het aenhouden van den ambassadeur van Vrankerijck14 blijven de troupes bij regimenten noch in de frontieren tot groote incommoditeyt van de militie. Hier is, soo mij terstont wort geseyt, gisteravont gearriveert milord Goryn,15 die geeft hope dat den conynck noch eenyge articulen tot vrede aen het parlament soude doen presenteren. Dan de verkiesynge van Cottynckton tot thesaurier,16 Dicby tot secretaris van den conynck17 doet het parlament niet veel moderaets hopen.
Desen 26 October 1643.
Adres: Mijnheer/mijnheer de Groot, raedt ende ambassadeur van de coninginne ende crone van Sueden bij den alderchristelijcksten [conynck].
Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 3 Nov.
En in dorso: 26 Oct. 1643 N. Reig.