eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    667

    6518. 1643 november 7. Aan N. van Reigersberch.1

    Mijnheer,

    De coninginne2 gaet weder in den raedt als voordesen ende hoopt met tweeëndetwintich millioenen 's jaers te onderhouden de geraemde zestighduizent man te voet ende boven de twintich te paerd. Heeft een compagnie van gewapende reuters gegeven aen den cardinael Mazarini, waervan het beleid zal zijn bij den baron de Noailles.3 Monsieur de Noyers heeft de afstant van zijn officie gegeven aen monsieur de Tillières.4 Den hertogh van Anguien is in proces met madame d'Esguillon5 ende de bisschoppen die hier vergadert zijn in questie met de jesuïten over een boeck, onlancx uitgegeven bij een doctor van de Sorbonne, waertegen eenige jesuïten hebben gepredickt.6 De jesuïten allegueren eenige exemtiën haer gegeven van Romen waernae de bisschoppen niet en vraegen, alzoo die exemtie in het parlement niet en is geverificeert. Vanhier is verbot gedaen om te Rome niet meer te spreecken aengaende het cardinaelschap voor de bisschop van Bauvais7 ende last om aldaer op te houden de bullen van den bisschop van Pamie[r]s.8

    Wij en weten noch niet wel off den marescal de Guebrian, wiens leger men wil zeggen te zijn van zeventhienduizent, maer anderen zeggen veel minder, den Rijn is gepasseert, gelijck men zeide dat hij doen zoude den dertichste Octobris.9 Maer wel hooren wij dat den hertogh van Beieren groote lichtingen doet, wiens volck over den Rijn haer houden tusschen Durlach ende Heidelberg, de Lorrainsche noch zijnde aen deze zijde van den Rijn tusschen Worms ende Creutznach,10 ende dat Trucmuller terugge ontboden is nae

    668

    de Necker, niet hebbende zich connen vougen bij Haezveld door het belet van de Hessische.11 Dat Melos, een meuterie van het crijgsvolck hebbende bevredight bij Fontaine l'Evesque, vandaer is gegaen nae Bruissel,12 Cantelmo zijnde te Mechelen, Saviedra te Antwerpen,13 Beck in Lutsenburg.

    Uit Italië hebben wij dat de prince Mathias14 zich gevoecht hebbende bij monsieur de Valencé gaet Pistoia aentasten, dat den hertogh van Modena gesterekt door die van Venetië was ingetrocken in 't Boulonnois, dat den hertogh van Parme, om wiens wil dit oorlogh was begonnen, zich stil hield ende liever hadde gehadt Bondeno ende Stellata te verlaeten dan over te geven aen de Venetianen.15 Dat de Fransoisen die in Italië zijn een fort maecken tusschen Vercelle ende Casal, de Spaignaerden die daer zijn haer houdende tusschen Mortara ende Bremo.16 Uit Spaignie werden wij onderricht dat vijftienhondert Sicilianen daer zijnde aengecomen, gingen nae Arragon. Dat don Philippo de Silva, die in Catelagne commandeert,17 wilde gaen nae Mo[n]son, hebbende een leger van achtduizent te voet, tweeduizenttweehondert te paerd. Dat de Portugezen nae het demoliëren van Valverda, waeruit zijn gegaen zevenhondert man te voet, driehondert te paerd, hadden gemeent Badajos te belegeren, maer belet waeren door het aencomen van veel crijgsvolck uit Castilië ende Andalousië.18 Dat in Galisse bij de Spaignaerden een nieuwe mine was gevonden ontrent Sint Sebastiaen.19 Dat Seville alleen vijftichduizent ducaten hadde gesonden aen den comte de Sint Stephano,20 die voor den coning van Spaignie het oorlogh voert in Galisse, ende dat de twee Castillen vrijwilligh haerzelve hadden geschyct tot driehondertduizent ducaten. Dat de coninginne van Spaignie gepresenteert hadde in persone te gaen nae de frontieren om het volck te courageren, maer dat men haer daervan hadde geëxcuseert.21 Dat den coning van Portugal, zeer clagende over 't geweldigh aenhouden van zijn broeder,22 alle de volckeren van Spaignie vermaende tot afval. Dat de

    669

    Fransche vloot hebbende zich wat ververscht in de eilanden weder was gegaen bij Carthagene ende dat de Spaensche vloot onder don Martino Carlos23 was vertrocken nae Calis Malis om de schepen daer te doen herstellen. Dat den coning van Spaignie nae Genua hadde gezonden tweehondert kisten reaelen. Dat over het hoogste gezagh te hove twee disputeerden: den graef van Ognate ende den grave van Monterei. Dat eene Louys d'Arou, naeneve van den grave ende hertogh van Olivares, begonst bij den coninck van Spaignie te comen in faveur, maer zonder emploi in publycke zaecken tot noch toe.24

    De ambassadeurs zoo van Polen als van Denemarck houden haer hier noch verborgen.25 Men persisteert hier noch Montaigu te willen hebben uit de handen van het parlement van Engelant, oock met dreigementen.26 't Parlement heeft onderzoeck gedaen op alle de coopluiden die te Londen zijn wat ordre zij hadden om gelt te geven aen den grave van Harcourt ende hoeveel. De gemeente van Londen heeft groote genegentheit tot vrede, omdat de beursen ledigh zijn door het ophouden van de trafficq. De heer Waller,27 eenigh mescontentement hebbende tegen den grave van Essex, heeft den dienst gequitteert, ende zijn volck, dat bij Windsoor was, verloopt. Den coning blijft te Reading, meester zijnde van 't velt, maer den grave van Essex zegt daernaetoe [te] trecken, zijnde gesterckt met vijf nieuwe regimenten uit Londen. Echter staet te beduchten dat Vrancrijck eenighe onlust zal nemen, omdat in de hooge officiën van het hoff eenige zijn gestelt die gehouden werden meer voor Spaignie als voor Vrancrijck.28 Waerbij comt dat den keizer een ambassadeur wil zenden in Engelant om gelijck voordezen alle resolutiën die in de

    670

    zaecke van den Pals genomen zoude[n] connen werden te traverseren.29 Door welcke redenen Vrancrijck zoude connen bewogen werden om de zaecken van Engelant, Schotlant, Ierlant te laeten op haer beloop, hoewel het verbond tusschen de Engelsche parlamentarissen ende de Schotten gemaect hier zeer mishaeght.30 Weinigh justitie werdt geexerceert in Engelant. Men is alleen bezig met de ordre van militie ende contributiën te executeren. Alle het incomen van den coning, coninginne, prins is bij 't parlement aengeslagen, oock de bosschen afgehouwen ende tot geld gemaect. Men meent dat Hul31 ende Pleimuth,32 zoo die zeer geperst werden, lichtelijck haer zoude[n] connen begeven aen 's conincx zijde.

    7 Novembris 1643.

     

    De Portugesen hebben in Gallicië Salvaterra wederbecomen op de Castillanen.33 De Castillanen die in Galisse zijn werden gezegt te zijn achtduizent te voet, duizent paerden. Die in Catalagne zijn hebben haer gelogeert bij Lerida ende wederbecomen Algovera ende Almeras.34 Den coning van Engelant heeft in zijn macht de bruggen boven Oxfort tot Meidenhad toe,35 ende heeft door prins Mauritz becomen het eiland van Sint Laurens, liggende voor Plimuth,36 ende door den grave van Cleveland37 de steden Bedfort ende Huntington; heeft oock veele wapenen ende buspoeder becomen, aengecomen te Falmuth. D'heer Waller heeft zich geretireert te Porthmuth, alwaer hij gouverneur is vanwegen het parlement. Die van het parlement hebben aen den grave van Harcourt wedergegeven de brieven die de coninginne-regente aen den coninck ende coninginne van Engelant had geschreven.

    Adres: Mijnheer/mijnheer van Reigersberg, raedt in den Hoogen Raede in Hollant, in Den Hage. Port.

    In dorso staat in een onbekende hand: Den 7 Nov. 1643.

    Notes



    1 - Hs. Amsterdam, UB, coll. RK, H 34d. Eigenh. oorspr. Niet ondertek. Tezamen met no. 6517. Antw. op no. 6499, beantw. d. no. 6540. Copie, afkomstig uit de briefwisseling van Grotius met P. Spiring Silvercrona, aanwezig te Stockholm, RA, E 1014 (bijlage bij een brief van P. Spiring Silvercrona aan J. Oxenstierna dd. 7/17 november 1643).
    2 - Koningin Anna was hersteld van haar geelzucht. Op dinsdag 10 november was zij in staat om audiëntie aan de Zweedse ambassadeur te verlenen; vgl. nos. 6350 en 6434.
    3 - Kardinaal Jules Mazarin kreeg een eigen garde die onder bevel kwam te staan van Antoine († 1646), graaf van Ayen (Tallemant des Réaux I, p. 265, en II, p. 665).
    4 - In april van dit jaar had François Sublet de Noyers afstand moeten doen van zijn staatssecretariaat op het departement van financiën. Zijn rechten op deze functie verkocht hij na lange aarzeling door aan zijn opvolger Michel Le Tellier (Lettres Mazarin I, p. 453-454 en p. 505).
    5 - Claire-Clémence de Maillé-Brezé had bij het aangaan van haar huwelijk met Louis II de Bourbon, hertog van Enghien, afstand moeten doen van haar aandeel in de erfenis van kardinaal de Richelieu. Zodra bleek dat de kardinaal in zijn laatste testament zijn lievelingsnicht Marie-Madeleine de Vignerot, hertogin van Aiguillon, bovenmatig had bevoordeeld, nam de vader van de hertog van Enghien het initiatief om de zaak voor de rechter te brengen. In zijn Journal (I, p. 114) schreef Olivier Lefèvre d'Ormesson omstreeks deze tijd: ‘... il me dit encore que monsieur le Prince [de Condé] vouloit faire casser le contrat de mariage de son fils, afin de revenir à partage, et que l'exploit en estoit donné à madame d'Aiguillon, et qu'il vouloit rentrer dans le domaine de Ruel, qui est une aliénation de l'abbaye de Saint-Denys’.
    6 - Op 16 november kwamen de bisschoppen bijeen in de Parijse woning van kardinaal François de La Rochefoucauld. Gesproken werd over de veroordeling door de jezuïeten - in het bijzonder door père Jacques Nouet S.J. - van het onlangs in de openbaarheid gebrachte werk De la fréquente communion van de jansenistische theoloog Antoine Arnauld, doctor van de Sorbonne (Journal d'Olivier Lefèvre d'Ormesson I, p. 112-113 en p. 122-124).
    7 - Eind mei had de regentesse de abt Marescot(ti) naar Rome gezonden om de promotie van haar geestelijke vertrouwensman Auguste Potier, bisschop van Beauvais, te bevorderen. Vanaf het begin werkte kardinaal Jules Mazarin deze missie tegen.
    8 - Jacques de Montrouge, bisschop van Pamiers, wachtte op pauselijke erkenning. In 1647 werd hij bevestigd in de waardigheid van bisschop van Saint-Flour (Gauchat, Hierarchia catholica IV, p. 88).
    9 - Op 2 november waren alle 12000 Frans-Weimarsen bij Erstein de schipbrug naar Ottenheim overgetrokken.
    10 - De hertogen van Beieren en Lotharingen wapenden zich tegen een aanval van het leger van de hertog van Enghien.
    11 - De Zwabisch-Beierse kolonel Georg Truckmüller zu Prunn moest met zijn collega Bose zorgdragen voor het openhouden van de verbindingen met de Westfaalse troepenmacht van de keizerlijke veldmaarschalk Melchior von Hatzfeldt und Gleichen (Gazette 1643, no. 140, dd. 7 november 1643).
    12 - De uitgebluste gouverneur don Francisco de Melo liet de verdediging van het gebied tussen Maas en Moezel over aan zijn anderbevelhebber Andrea Cantelmo en de Luxemburgse gouverneur Johan van Beck.
    13 - De Spaanse gevolmachtigde don Diego de Saavedra y Fajardo had Brussel op 28 oktober verlaten. Op 6 november vertoonde hij zich in Munster (Acta pacis Westphalicae; Die kaiserlichen Korrespondenzen I, p. 123).
    14 - De Toscaanse bevelhebber prins Mattias de' Medici trok zich terug uit de krijg aan de zuidoever van het Trasimeense Meer. Opgeschrikt door de verrassingstaktieken van de pauselijke legerleider Achille d'Estampes-Valençay opende hij in de omgeving van Pistoia een offensief tegen de eenheden die dit gebied waren binnengedrongen (V. Siri, Il Mercurio overo Historia de' correnti tempi III, p. 860-862).
    15 - Odoardo Farnese, hertog van Parma, die met zijn conflict over de rechten op het hertogdom van Castro de republiek Venetië, groothertog Ferdinando II van Toscane en Francesco I d'Este, hertog van Modena, had aangespoord tot actie tegen paus Urbanus VIII, hield zich schuil in zijn bolwerken Bondeno en Stellata.
    16 - Mortara en Breme, plaatsen aan de Milanese zijde van de Po.
    17 - ‘Die in Catelagne’ verbeterd uit ‘die het Castillaensche leger in Galicië commandeert’. De Spaanse opperbevelhebber don Felipe de Silva bereidde met de omsingeling van het Franse bolwerk Monzón een aanval op Lérida voor (Sanabre, La acción de Francia en Cataluña, p. 246-247).
    18 - Het koninklijke Portugese leger putte uit de verovering van Valverde nieuwe moed om de campagne voort te zetten.
    19 - In de Gazette 1643, no. 141, dd. 7 november 1643, was een bericht uit Madrid, dd. 30 september, opgenomen. De ontdekking van een goudmijn bij San Sebastián vonden de Franse redacteuren een vermelding waard.
    20 - Volgens hetzelfde bericht uit Madrid (supra, n. 19) leidde de graaf van San Stephano de verdediging van Badajoz.
    21 - Koningin Isabella (Elisabeth) († 1644) kreeg voor haar bezoek aan het front in Andalusië geen toestemming van haar echtgenoot koning Philips IV.
    22 - De Spaanse gevangenschap van 's konings broer Duarte de Bragança; vgl. no. 5678 (dl. XIII). In de Republiek klonk de verontwaardiging van koning Jan IV over deze Habsburgse intrige door in het pamflet ‘Verkoopinghe eens onschuldighen ende vrijen Prince, geschiet tot Weenen, den XXV Juny 1642, verkooper de coninck van Ungarien, cooper de coninck van Castillien...’ (Knuttel, Cat. v. pamfl. no. 5008).
    23 - De Spaanse vloot, die voor de kust van Cartagena de strijd had moeten aanbinden met het eskader van de Franse vlootvoogd Jean-Armand de Maillé, markies van Brezé, hertog van Fronsac, stond niet onder bevel van don Martin Carlo; vgl. de laatste bladzijde (p. 840) van de Gazette 1643, no. 123, dd. 1 oktober 1643. In het hiervoor vermelde nieuws uit Madrid werd de naam genoemd van admiraal García de Toledo, hertog van Fernandina, markies van Villafranca.
    24 - De staatsraden Iñigo Vélez de Guevara y Tassís, graaf van Oñate, en Manuel de Acevedo y Zúñiga, graaf van Monterrey. Ondertussen rees de ster van de elegante hoveling don Luis Méndez de Haro (1598-1661), zoon van een zuster van de in ongenade gevallen Gaspar de Guzmán, ‘conde-duque’ de Olivares (J.H. Elliott, The count-duke of Olivares, p. 654 en p. 664-666).
    25 - Vermoedelijk Claudius (Domenicus) Roncalius, kanunnik van Ermland (no. 6505), en een Deense diplomaat (Ejler Ulfeldt ?) die van een bezoek aan Spanje naar zijn vaderland terugkeerde; zie no. 6533, en Fridericia, Danmarks ydre politiske historie II, p. 267.
    26 - De inspanningen van de Franse ambassadeur Henri de Lorraine, graaf van Harcourt, om de in de Tower vastgehouden agent Walter Montaigu los te krijgen, waren tevergeefs (CSP Ven. 1643-1647, p. 37 en p. 45). Bij wijze van concessie verleende het Parlement teruggave van de koninklijke brieven die de agent op zijn geheime missie naar Oxford bij zich droeg (The Parliamentary History of England III (1642-1660), kol. 176-177).
    27 - Sir William Waller (ca. 1597-1668) maakte in het leger van het Parlement naam met zijn krachtdadig optreden tijdens de belegering van Portsmouth in 1642. Zijn militaire successen bezorgden hem de naam van ‘William the Conqueror’. In het voorjaar van 1643 kreeg hij de leiding over een leger dat onafhankelijk van dat van Robert Devereux, graaf van Essex, strijd mocht leveren in het zuidwesten van Engeland. Op 13/23 juli werden zijn manschappen bij Roundway Down (Wiltshire) verpletterend door de koninklijken verslagen. Ondanks deze nederlaag stond hij in het Parlement in hoger aanzien dan de graaf van Essex. Eind oktober kwam het in het legerkamp bij Windsor tot een botsing tussen de twee bevelhebbers (DNB LIX, p. 131-135, en The Parliamentary History of England III (1642-1660), kol. 177).
    28 - Thesaurier Francis, lord Cottington, en secretaris George Digby sterkten de Spaanse partij aan het hof van koning Karel I van Engeland.
    29 - De taak om in Engeland stemmen te winnen ten gunste van de hervatting van de Regensburgs-Weense besprekingen over de kwestie van de Palts liet keizer Ferdinand III bij nader inzien over aan zijn ordinaris resident Franz Paul, vrijheer van Lisola.
    30 - De ‘solemn league and covenant, for reformation and defence of religion, the honour and happiness of the king, and the peace and safety of the three kingdoms of England, Scotland and Ireland’ van 18/28 september 1643. In de Gazette 1643, no. 151, dd. 28 november 1643, werd de tekst van het convenant slechts in samenvatting gegeven.
    31 - De koningsgezinde William Cavendish, markies van Newcastle, staakte de belegering van Hull evenwel in de nacht van 21 op 22 oktober.
    32 - Ook prins Moritz van de Palts kampte met tegenslagen. In april 1644 liet hij de belegering van deze belangrijke havenstad over aan lokale koninklijke troepen (CSP Ven. 1643-1647, p. 37 en p. 90).
    33 - De herovering van Salvatierra de Miño werd gepubliceerd in de ‘extraordinaire du V novembre’ van de Gazette 1643, no. 139; zie no. 6505, n. 18.
    34 - Algerri (of Alguaire) en Almenar, plaatsen ten oosten van Monzón.
    35 - Koning Karel I verwachtte een aanval op zijn recente verovering Reading (CSP Ven. 1643-1647, p. 34).
    36 - Vermoedelijk Drake's Island (voorheen St. Nicholas's Island).
    37 - Sir Thomas Wentworth (1591-1667), baron Wentworth van Nettlestead en sinds 1626 graaf van Cleveland (DNB LX, p. 284-286).
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]