eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    6677. 1644 januari 30. Aan J.A. Salvius.1

    Illustrissime domine,

    Si Deus armis nostris in fine Danico bonos dat progressus, brevi hic nobis invidebitur, sed id facile tolerandum est. Davausius iussus est ad Meulium, qui Hamburgi est, scribere,2 ut is regem Daniae tentet an Gallorum opera ad pacem uti velit, ut si id ei placeat, mittatur isthuc legatio, nobis non magis credo utilis futura quam illa, per quam Prussia nobis decessit.3 Gaudebo saepe edoceri ea quae bello et quae in pacis negotio

    78

    geruntur, ut habeam quo sermones meos dirigam ex usu gloriaque Suedici regni.4

    Nuper cum rationes mitterem,5 et eas quas cum domino Spiringio antehac pares feci, et novas ab eo tempore ad hoc tempus, has per nimiam festinationem signare omisi. Si placeat eas ad me remittere, ego deinde mittam signatas, Deumque precabor, illustrissime domine, ut Excellentiae vestrae res det prosperrimas,

    Excellentiae vestrae servire semper paratissimus,
    H. Grotius.

    Lutetiae, 20/30 Ianuarii 1644.

    Adres (volgens de uitgave der Epist.): Joanni Salvio.

    Notes



    1 - Gedrukt Epist., p. 722 no. 1643.
    2 - De Franse gevolmachtigden Claude de Mesmes, graaf van Avaux, en Abel Servien ontvingen deze opdracht tijdens hun verblijf in Den Haag. In een schrijven van 31 januari 1644 stelden zij Claude de Meulles du Tartre, Frans resident te Hamburg, op de hoogte van de nieuwste orders uit Parijs (Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen I, p. 859).
    3 - De graaf van Avaux had als bemiddelaar bijgedragen aan de totstandkoming van een wapenstilstand tussen Zweden en Polen voor de duur van 26 jaar (het verdrag van Stuhmsdorf (Sztumska Wieś) van 2/12 september 1635). Bij die gelegenheid moesten de Zweden hun Pruisische veroveringen afstaan aan de koning van Polen (DBF IV, kol. 832-837, en Acta pacis Westphalicae; Instruktionen, p. 195 en p. 259).
    4 - Zie de instructie die op 27 januari/6 februari 1644 in Stockholm was opgesteld. De ambassadeur ontving dit schrijven pas in juni 1644. Desondanks kon hij op dinsdag 26 april het Franse hof opheldering verschaffen omtrent de oorzaken van het Zweedse optreden tegen Denemarken; zie nos. 6696 en 6838.
    5 - De rekeningen waarvan Grotius melding maakte in zijn brieven van 9 januari (no. 6636) en 16 januari (no. 6647, met vermelding van de declaraties die hij tot april 1640 bij de Zweedse resident Petter Spiring Silvercrona had ingediend).
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]