eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    22

    6636. 1644 januari 9. Aan J.A. Salvius.1

    Illustrissime domine,

    Scripsi Excellentiae vestrae ante hos septem dies.2 Misi per Bilderbekium3 literas. A Ketnero4 nihil tunc aut nunc habui.5 Multum refert hoc tempore norimus quae utrimque fiunt. Ex Hollandia intelligo legatos Gallos modis non exspectatis ostentare regni sui dignitatem.6 Non dubito quin idem facturi sint in Westfalia, ex pacto quodam quod ante bellum inter ipsos, Hispanos et Anglos convenit, etiam in fraudem regum quos suis minores existimant. Haec non alia dico de causa quam ut, quae7 debet, inter reges paritas8 servetur.

    Ego de auxiliari pecunia quae hoc tempore a Gallia Suediae debetur9 retinui thaleros imperiales quinquies mille centum et quinquaginta, partim pro semestri salario, partim pro impensis necessariis antehac factis. De ea pecunia rationes mitto,10 in quibus nihil iniqui spero iri repertum. Retineo autem eam quam antehac sumpsi pecuniam quantum est unius temporis semestris salarium, quia ita fieri antehac iusserat magnus dominus cancellarius, nec immerito, ad resarcienda damna quae per diutinas erogationes feceram, cum alioqui soleat legatis praesertim non valde opulentis aliquid promutuum dari. Eius itaque summae debitor regno Suedico maneo, dispuncturus11 ubi iubebor.

    Excellentiae vestrae, quam suo favore sumo mihi in his rebus adiutricem, paratus semper non verbis, sed rebus ostendere quantopere sim, illustrissime domine,

    Excellentiae vestrae servire paratissimus,
    H. Grotius.

    Lutetiae, 9 Ianuarii anni 1644 ex novo Calendario.

    23

    Lutetiae impendia posthac erunt exigua, quia regina solet manere in urbe et speramus diu abfore funera.12

    Adres (volgens de uitgave der Epist.): Joanni Salvio.

    Notes



    1 - Tekst naar Epist., p. 720 no. 1635. Ook gedrukt in Arckenholz, Mémoires IV, p. 365 (zonder postscriptum).
    2 - Brief no. 6623, dd. 1 januari 1644.
    3 - Het kantoor van de Staats-Zweedse agent Hendrik van Bilderbeeck te Keulen fungeerde als tussenschakel in de postverbinding Parijs-Munster/Osnabrück en Minden; vgl. Schutte, Repertorium I, p. 181-182; Acta pacis Westphalicae; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 74, en Die Französischen Korrespondenzen I, p. LXXXIV-LXXXV.
    4 - In de Mémoires van Arckenholz: ‘Kellero’ (Georg Keller, secretaris van de Zweedse gevolmachtigde Johan Adler Salvius).
    5 - Hier kan ook gedoeld worden op de Beierse hofraad Georg Johann Kütner (Küttner of Kitner) († 1667), van 1622 tot 1632 resident van hertog Maximiliaan I van Beieren in Frankrijk; vgl. nos. 1125 (dl. III) en 6660. Nadien diende hij de hertog als eerste raadgever in politieke zaken; zie no. 6065 (dl. XIV), en Mémoires du maréchal de Gramont I, p. 373-374.
    6 - De Franse gevolmachtigden Claude de Mesmes, graaf van Avaux, en Abel Servien waren naar Den Haag gegaan met de pretentie van een ‘seer aensienlijcke ende extraordinaris besendinghe’ die op ‘meer als ghewoonlijcke maniere’ door de heren van de Staten-Generaal ontvangen diende te worden (Poelhekke, De Vrede van Munster, p. 130).
    7 - ‘quae’, dat in de Epist. ontbreekt, is toegevoegd op grond van Arckenholz, Mémoires.
    8 - Bij Arckenholz ‘paritas’; in de Epist. abusievelijk ‘gravitas’. De koningen van Frankrijk, Spanje en Engeland weigerden de gelijkheid van alle koningen te erkennen. Deze opvatting werd betwist door de koningen van Zweden, Denemarken en Polen (J. Heringa, De eer en hoogheid van de Staat, p. 7-16).
    9 - De betalingen krachtens het op 20/27 juni 1643 vernieuwde subsidieverdrag van 30 juni 1641; zie no. 6350 (dl. XIV). In overleg met de bankier Johan Hoeufft ontving Grotius zijn honorarium uit deze kas: 5150 rijksdaalders (volgens de Mémoires van Arckenholz: 5170 rijksdaalders).
    10 - De rekening is niet overgeleverd.
    11 - Bij Arckenholz 'dispuncturus; in de Epist. abusievelijk ‘dispensaturus’.
    12 - In 1643 vonden de begrafenissen plaats van Richelieu (19-20 januari), Maria de' Medici (9 maart) en koning Lodewijk XIII (19 mei-22 juni). Zie voor de kosten van het aannemen van de rouw, J. Heringa, De eer en hoogheid van de Staat, p. 97-98.