eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    178

    6733. 1644 februari 27. Aan N. van Reigersberch.1

    Mijnheer,

    Den ambassadeur Goryn maect myne van haest te zullen vertrecken.2 Men heeft sijne Exc.tie aengezocht om de oude alliantiën te vernieuwen, maer zijne last was eenige articulen nae de tegenwoordige gelegentheit daerbij te knoopen, waertoe de Fransoisen niet en hebben willen verstaen. Wij hebben oock hier een ambassadeur van Malta tot beclaegh van den rouw.3 Prince Thomas staet op zijn vertreck,4 zoo mede den cardinael Grimaldi, die hier nuntius is geweest ende niet garen zouden de nieuwe electie - die te Rome verwacht werdt doordien den paus off doot is off niet lang en can leven - laeten passeren zonder zijne presentie. Den cardinael de Lions, die ten zelven ende was vertrocken,5 is noch te Marseille, bequaem weer verwachtende om de zee te passeren. Monsieur de Noaille gaet lieutenant zijn van den marescal de La Motte-Odincourt in Catelagne, men zegt oock gouverneur van Perpignan;6 den hertogh van Bellegarde7 lieutenant van den hertogh van Orleans in Languedoc. Men zent vannieus gelt aen den vicomte de Turaine ende aen den heer Erlach.8 D'heer Ransau heeft gelt ontfangen om lichtinge te doen te Hamburg ende daerontrent;9 is oock ordre gestelt om lichting te doen in 't lant van Luick, men zegt tot tweeduizent te paerd, vierduizent te voet.10 Vijfhondert Spaensche ruiters hebben eenige dorpen afgebrant in Picardië.

    179

    Monsieur de La Tuillerie zal uit Hollant gaen om de paix te maecken tusschen Swede ende Danemarq.11 Monsieur de Maurier, zoon van den gewezenen ambassadeur van Vrancrijck in Hollant,12 werdt gezonden om affaeres aen hertogh Carel, die te Sint Vyt is. Van den keizer hooren wij dat hij 't leger van Haezfeld13 versterct met achtduizent man om te gaen helpen den coninck van Denemarcken, ende dat hij groote lichtinge doet in Oostenrijck om Ragosky tegen te staen.14 Uyt Engelant dat de Sch[o]tten porren nae Oxford,15 maer dat voor den coninck van Engelant eenige goede progressen geschieden16 in 't lant van Richemont bij den graef van Neucastel, in 't lant van Nottingam bij den ridder Charles Lucas ende in 't lant van Derby bij milord Lugbroeck. Eenige zeggen dat de coninginne gaet nae Ierlant.17

    In plaetze van Bregy, daervan gesproocken was,18 zal monsieur de La Tuillerie gaen uit Hollant nae Sweden ende Denemarcken om de paix te maecken. Monsieur du Maurier, zoon van den gewesenen ambassadeur van Vrancrijck in Hollant, werdt gezonden om eenige affairen nae hertogh Carel, die te Sint Vyt is. Uit Francfort verstaen wij dat, alsoo noch gedisputeert off de vergadering die daer is macht heeft om contributiën te consenteren,19 gesproocken werdt van een volle rijcxdagh te beschrijven te Regenspurg, daer oock den keizer zoude comen. Ondertuschen is tot Passau20 een bijeencomste van Hazfeld ende eenige andere keizerschen, eenige Beierschen ende Saxensche, om te beraedslagen zoo op de verdeeling van de quartieren, waerover eenige dispuiten zijn gevallen, als over 't beleid van 't oorlogh, Haezfeld liever willende gaen tegen de Hessensche21 dan tot hulp van den coning van Denemarcken. Voorts dat den hertogh van Beie-

    180

    ren tot Constance heeft een groot magazijn ende cleine schepen doet gereedmaecken tegen de schepen die uit Uberlingue de rivier ende 't meer onveil houden.22 Dat Mercy blijft voor Uberlingue met vaste hoop van dat die stadt in 't begin van Maert zal moeten overgaen, alsoo hij zegt brieven geïntercipieert te hebben die medebrengen dat het coren ende alle grain daer ontbreect ende dat men twaelff paerden in 't zout hadde gelegt, waermede men hoopte deze maent uit te harden. 't Principael quartier der Beierschen was noch bij Retlinguen23 in goede zeeckerheit, alzoo de Fransoisen haer waeren gaen verfrischen in Lorraine. Van de Fransoisen waeren oock eenige gecomen te Francfort om vandaer te gaen nae de Swedische legers, alwaer zij beter beuit verhoopen. De keiserschen hebben oock tot Francfort doen drucken de prolongatie van de Swedische alliantie met Vrancrijck, oock een nieuw tractaet met Ragosky24 om daerdoor de Duitschen te beter tot contributiën te disponeren. Andere meenen dat zulcx bij de Fransoisen is geschiet om daerdoor alle handeling tusschen den keizer ende de Sweden af te snijden.

    27 Februarii 1644.

     

    De coninginne-regente van Vrancrijck heeft eenige disputen met het parlement25 ter oorzaecke van eenige gevangenen die de coninginne buiten gewoonte uit de gevanckenisse heeft doen haelen. In 't hoff zijn oock brouillerië[n] nae de gewoonte van de natie ende te Marseille geen cleine onlust tusschen de magistraten ende de capiteinen van de galeien. Mijnheer den cardinael, alsoo eenige geruchte in zijn buirte was ontstaen, zegt datter eenigh desseing is geweest tegen zijne persoon, apparentelijck om guardes te hebben, zulcke als den cardinael de Richelieu heeft gehadt.26 Den hertogh van Vendosme27 excuseert zich op een coortze om niet te hove te comen. Men zegt dat zijnen zoon, den hertogh van Mercure, uit Vrancrijck is vertrocken.

    181

    De Spaignaerden uit Nederlant toonen haer bij Sint Quintin. Den coning van Spaignie, nae dat wij hier verstaen, is wedergecomen te Saragosse28 ende heeft bij zich vierduizent paerden, veertienduizent man te voet. Wij verstaen mede dat de Tartaren zouden ingevallen zijn in Moscovië29 ende dat den Grooten Heer, t'onvrede zijnde over het quade tractement de zijnen aengedaen in Strigonië,30 aen Ragosky den toom vrij geeft om in te vallen in Hongeren. Dat te Naples31 eenige gedeputeerden van de steden gevangen zijn gestelt omdat zij haere onvermogentheit allegeerden tegen de vereischte contributiën. Dat den coning van Portugal uit Macao becomen heeft driehondert stucken geschuts ende groote vrijheden geeft aen de Portugezen in Oost-Indië om dezelve aen zijne zijde te houden. Dat de Barbarins fortifiëren Mont Onofrio bij Rome32 ende de twee einden van de brugge bij Lagoscuro.33 Dat de keizerschen die de Elbe waeren gepasseert, haer houden aen de Mulda,34 dat de Hessensche die te Fulda zijn geweest, vandaer zijn vertrocken, met haer nemende veele gevangenen ende gijzelaers voor de contributiën. Dat den marescal de Turaine zich noch hout bij Remiremont, Rose te Polweil.35 Dat den general-majoor Erlach licht zestien compagniën te voet, acht cornetten paerden.36 Dat in Engelant milord Biron37 nae eenigh verlies zijn leger weder heeft gesterckt door de aencomste van de Ieren. Dat het nieuwe parlement, 'twelck zich vergroot tot Oxfort, aen den coning38 heeft geconsenteert hondertduizent Jacobus39 ende een nieuw leger gereedmaect.

    In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot, den 27 Febr. 1644 uyt Paris.

    Notes



    1 - Hs. Amsterdam, UB, coll. RK, H 35k. Eigenh. oorspr. Niet ondertek. Tezamen met no. 6732. Copie, afkomstig uit de briefwisseling van Grotius met P. Spiring Silvercrona, aanwezig te Stockholm, RA, E 1015 (bijlage bij een brief van P. Spiring Silvercrona aan J. Oxenstierna dd. 1/11 maart 1644).
    2 - In opdracht van koning Karel I van Engeland moest lord George Goring de Franse regering winnen voor het aangaan van een nauwer verbond. Onderhands kocht hij voor de Engelse koningin wapens in. Toen dit ruchtbaar werd (no. 6720), bleef hem niets anders over dan ‘myne’ (aanstalten) te maken tot vertrek.
    3 - De ‘bailli’ van Villeneuve moest namens de grootmeester van de souvereine en militaire orde van Malta in een officieel rouwbeklag het heengaan van koning Lodewijk XIII († 14 mei 1643) gedenken. Op 22 februari maakte hij zijn entree in de Franse hoofdstad (Gazette 1644, no. 12, dd. 27 februari 1644). Gaat het hier om de oorspronkelijk uit Toulouse afkomstige Joseph de Bernon-Villeneuve, baljuw van Aquila (Tallemant des Réaux I, p. 539-540 en p. 1164-1165)?
    4 - Prins Tommaso Francesco van Savoye nam weer het bevel op zich over het Frans-Savoyaardse leger. Hij vertrok op 13 maart (Gazette 1644, no. 28, dd. 19 maart 1644).
    5 - Paus Urbanus VIII was stervende († 29 juli 1644). Zowel de kardinaal-nuntius Girolamo Grimaldi als kardinaal Alphonse-Louis du Plessis de Richelieu, aartsbisschop van Lyon, spoedden zich naar Rome.
    6 - Anne, graaf van Noailles, had de opstand van de ‘croquants’ in de Rouergue gedempt. Voor zijn diensten werd bij beloond met de benoeming tot gouverneur van Perpignan (Lettres Mazarin I, p. 431 en p. 738). Deze positie stelde hem evenwel vrij van actieve deelname aan de strijd van de Franse onderkoning Philippe, graaf van La Mothe-Houdancourt, tegen de Spanjaarden aan het front bij de rivier de Cinca.
    7 - Roger II de Saint-Lary (1563-1646), hertog van Bellegarde, eerste kamerheer van Gaston van Orléans, was na het overlijden van Richelieu weer in de gratie van het hof gekomen (no. 6186 (dl. XIV), en Tallemant des Réaux I, p. 24-30 en p. 692-699).
    8 - De noodkreten van maarschalk Henri de La Tour d'Auvergne, burggraaf van Turenne, uit het Frans-Weimarse legerkamp te Remiremont werden serieus genomen. Tegelijkertijd ging de regering in Parijs accoord met het voorstel van Johann Ludwig von Erlach, ‘Weimars’ gouverneur van Breisach, om nog een afzonderlijk legercorps voor de strijd in Duitsland achter de hand te houden (Lettres Mazarin I, p. 586-587 en p. 591).
    9 - Luitenant-generaal Josias Rantzau, heer te Bothkamp, was meer geïnteresseerd in de bescherming van zijn goederen in het hertogdom Holstein (Lettres Mazarin I, p. 603-604).
    10 - De Luikse edelman Jean-Gaspard-Ferdinand, graaf van Marsin (Marchin), belastte zich met de troepenwervingen in zijn geboortestreek (Aumale, Histoire des princes de Condé IV, p. 273-276).
    11 - Gaspard Coignet, sieur de La Thuillery, ordinaris Frans ambassadeur in de Republiek, aanvaardde de hem opgelegde taak van vredesbemiddelaar. In een persoonlijke brief van 19 maart maande kardinaal Jules Mazarin hem tot spoed aan (Lettres Mazarin I, p. 600-601 en p. 629-630).
    12 - Louis († 1687), zoon van Benjamin Aubéry du Maurier, de voormalige Franse ambassadeur in de Republiek (Schutte, Repertorium II, p. 5-6, en DBF IV, kol. 115-118), zou in het Lotharingse legerkamp te St. Vith (ten zuidoosten van Stavelot) nagaan of hertog Karel IV van Lotharingen werkelijk toenadering tot Frankrijk zocht (Lettres Mazarin I, p. 638).
    13 - Veldmaarschalk Melchior von Hatzfeldt und Gleichen had van keizer Ferdinand III het opperbevel gekregen over het leger dat koning Christiaan IV van Denemarken moest bijstaan in de strijd tegen de Zweden.
    14 - Matthias, graaf Gallas, zou zich belasten met de uitschakeling van György I Rákóczi, vorst van Zevenburgen.
    15 - De Schotten kwamen stil te staan voor de verdedigingslinies die de koningsgezinde William Cavendish, markies van Newcastle, tussen Berwick upon Tweed en Newcastle had opgeworpen.
    16 - De voortgang van de koninklijke wapenen in het noorden van Engeland (William Cavendish, markies van Newcastle), in Nottinghamshire (sir Charles Lucas) en in Derbyshire (Henry Hastings, lord Loughborough); zie Grotius' nieuwsbrief van 20 februari 1644 (no. 6720).
    17 - De gissingen over het uiteindelijke doel van de voorgenomen reis van koningin Henriëtte Maria van Engeland (CSP Ven. 1643-1647, p. 72).
    18 - Nicolas de Flécelles (Flesselles), graaf van Brégy, had kandidaat gestaan voor de vredesmissie die nu aan Gaspard Coignet, sieur de La Thuillery, was opgedragen.
    19 - De discussies op de Frankforter ‘Deputationstag’ over de bewilliging van een contributie van 100 ‘Römermonate’; zie no. 6639. Alleen de vertegenwoordiger van de keurvorst van Brandenburg en enkele leden van de ‘Fürstenrat’ bleven bedenkingen koesteren tegen de beslissingsbevoegdheid van de vergadering (Urk. u. Act. I, p. 833-834 en p. 837-846).
    20 - Het krijgsberaad te Passau over de campagnes van de 7 legers die de keizer en de hertog van Beieren dit voorjaar in het veld wilden brengen.
    21 - Op grond van zijn ervaringen aan het front in het noordwesten van Duitsland vreesde veldmaarschalk Melchior von Hatzfeldt und Gleichen voor een wapenverbinding van de Hessen met het expeditieleger van de Zweedse generaal-majoor Hans Christoph, graaf van Königsmarck; vgl. Doc. Boh. VII, p. 61 no. 124, p. 66 no. 144 en p. 73 no. 173.
    22 - Zwabisch-Beierse eenheden blokkeerden alle wegen en vaarroutes naar het Frans-Weimarse steunpunt Ueberlingen aan de noordoever van het Meer van Konstanz. In mei gaf gouverneur Charles-Christophe de Mazencourt, markies van Courval, de strijd op.
    23 - De Zwabisch-Beierse veldmaarschalk François de Mercy had nog geen order gegeven om zijn winterkwartier te Riedlingen op te breken. De betrekkelijke rust aan dit front kwam het herstel van de Frans-Weimarsen in de Elzas en Lotharingen ten goede.
    24 - Het door het nieuwe bewind in Parijs opnieuw bevestigde Frans-Zweedse subsidieverdrag van 30 juni 1641 (no. 6350 (dl. XIV)); aangevuld met het verdrag dat de Zweden op 16 november 1643 met de Zevenburgse vorst György I Rákóczi hadden gesloten. Documenten, die op deze overeenkomsten betrekking hadden, werden keizer Ferdinand III in december 1643 toegespeeld (Acta pacis Westphalicae; Die kaiserlichen Korrespondenzen I, p. 166, en Diarium Volmar I, p. 63, en Hammer, Histoire de l'empire ottoman X, p. 62).
    25 - Het meningsverschil sproot voort uit een controverse over de bevordering van de protestantse raadsheer Jacques Magdeleine tot raad in de Grand' Chambre. Op 1 februari 1644 hadden twee deurwaarders onaangekondigd de president van het Parlement een arrest van de ‘Conseil d'Etat’ aangaande ‘le rang, la séance et l'exercice de M. Magdelaine’ overhandigd. De raadsheren beschouwden dit als een vernedering en besloten de deurwaarders Tourte en Quicquebeuf in verzekerde bewaring te stellen. De volgende dag ontbood koningin Anna de president ten paleize (Journal d'Olivier Lefèvre d'Ormesson I, p. 146-150 en p. 152, en Mémoires d'Omer Talon I, p. 249-277: ‘Relation de ce qui s'est passé au parlement en février 1644, sur le sujet de l'affaire de M. Magdelaine, conseiller en la cour, faisant profession de la religion prétendue réformée’).
    26 - Kardinaal Jules Mazarin wantrouwde de koninklijke lijfwachten. Zijn voorkeur ging uit naar ‘bravi’ uit het regiment ‘Mazarin-Italien’ (Chéruel, Histoire de France pendant la minorité de Louis XIV I, p. 180-183).
    27 - César de Bourbon, hertog van Vendôme, werd ter verantwoording geroepen voor de bescherming die hij de vrienden van zijn gearresteerde zoon François de Vendôme, hertog van Beaufort, op zijn familiegoed te Anet had geboden. Hij vluchtte, eerst naar Vendôme, en vervolgens over het hertogdom van zijn oudste zoon Louis de Vendôme (1612-1669), hertog van Mercoeur, in de Auvergne naar Genève (Journal d'Olivier Lefèvre d'Ormesson II, p. 718-720).
    28 - Koning Philips IV verscheen op 9 februari weer in Aragon (Gazette 1644, no. 24, dd. 5 maart 1644, en Sanabre, La acción de Francia en Cataluña, p. 254).
    29 - De toenemende spanningen in Kazan en Astrachan; zie no. 6689.
    30 - Een inval van de keizerlijken in het graafschap Gran (Esztergom) had aanleiding gegeven tot een verkoeling in de diplomatieke betrekkingen tussen Wenen en Constantinopel (Gazette 1644, no. 20, dd. 27 februari 1644).
    31 - De Gazette 1644, no. 21, dd. 27 februari 1644, bracht nieuws uit Napels, Lissabon (de terugkeer van een gezant van koning Jan IV van Portugal uit China en andere gebiedsdelen in de Oost) en Rome (de maatregelen die de pauselijke neven Francesco en Antonio Barberini namen om hun posities te versterken).
    32 - Tegenw. San Onofrio achter de Monte Mario.
    33 - In de laatste fase van de Castro-oorlog ondernamen de Venetianen nog een poging om het fort bij Pontelagoscuro terug te winnen.
    34 - Het lukte de keizerlijken niet om tussen Wurzen en Grimma de aanvoerlijnen van de Zweden over de Mulde naar Leipzig af te snijden; vgl. Doc. Boh. VII, p. 66 no. 144.
    35 - De ‘Weimarse’ generaal-majoor Rheinhold von Rosen (1600-1667), een van de commandanten die zich bij Tuttlingen volkomen had laten verrassen door de Zwabisch-Beiers-Lotharingse troepenmacht (24-25 november 1643). Zijn onachtzaamheid werd hem vergeven. Sindsdien legde hij zich in de omgeving van Bollwiller (Polweil?) toe op het formeren van een ruitercorps ten behoeve van het Frans-Weimarse opperbevel in Remiremont (Lettres Mazarin I, p. 596-597, en ADB XXIX, p. 197-199).
    36 - Het legercorps van Johann Ludwig von Erlach; supra, n. 8.
    37 - Sir John Byron (Biron) († 1652) had Nantwich moeten prijsgeven aan de parlementsgezinden (DNB VIII, p. 157-161). Zijn uit Ierland afkomstige manschappen hielden de strijd in Cheshire nog enige tijd vol (CSP Ven. 1643-1647, p. 71 en p. 73).
    38 - Koning Karel I had het ‘Parlement’ van Oxford op 22 januari/1 februari 1644 voor geopend verklaard. In zijn adres aan de ‘lords’ en ‘commons’ drong hij aan op een ferme beginselverklaring tegen de verbroedering van de Schotten met het Parlement te Londen (The Parliamentary History of England III (1642-1660), kol. 202-207 en kol. 223).
    39 - Jacobusmunten (Sovereigns) of ‘Unites’; volgens CSP Ven. 1643-1647, p. 74, bood het ‘Parlement’ de koning 100000 pond sterling, 10000 infanteristen en 5000 ruiters aan.
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]