eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    433

    6877. 1644 mei 23. Van W. de Groot.1

    Frater optime,

    Si dominus Basius filio tuo2 cum ipsum in suburbano conveniret omnem praecidisset spem, aut mihi etiam, cum octo circiter diebus antequam tuae ad me perferrentur litterae ea de re secum agerem, potuisset praeveniri ista quam iam tulimus repulsa. Sed ille primitus filio, ut mihi quidem retulit, spem fecit aliquam et mihi respondit se amplius deliberaturum si quid a te accepisset.

    De rebus publicis nihil iam scribam, neque enim certi quid habeo nisi principem iam ad exercitum abiisse3 et indictum in crastinum diem Conventum Ordinum extraordinarium,4 ut quattuor millia novorum militum in aliquod tempus conscribantur. Si quid nos promovebimus, proxime intelliges, et rursum quid Galli molituri sint intelligere avebo.

    Bene iudicas de rebus Polonorum et Moscovitarum.5 Interim si quid de conventu in Polonia religionis ergo indicto habeas, velim certiorem me facias.6 Egi ea de re hodie cum domino Vossio, qui hic est.7 Is ait se vidisse epistolam ab archiepiscopo emissam et typis vulgatam, quae ab ordine theologico Lugdunensis academiae Riveto est communicata. Is auctor est moras nectendi et subscribunt eius iudicio Triglandius, Spanhemius, etc.8 Inter reliqua et hoc urget rogari ad eum conventum tam lutheranos quam calvinistas, quos inter cum nondum de summa rei conveniat, futuros ipsos ludibrio pontificiis. Conveni heri Utenbogardum eumque de negotio conciliationis monui,9 sed ille negat se ob senectutem et quae accedunt mala quipp[i]am ea in re posse perficere, quanquam postrema quae ad ipsum scripsisti, cogitandi sibi causas luculentas praebuerint. De accusatione archiepiscopi Britanni ob titulos veteribus usurpatos10 valde mirantur et Vossius et Utenbogardus: miseros eos qui in talia incidunt tempora.

    434

    Uxori nihil iam scribam, abest enim filius,11 et ego hoc die fui impeditus; hoc igitur solum velim sciat me ex mandato omnia curaturum.12 Filio minori, si etiamnum illic est, velim me quoque excuses quod iam non scribam, facturus id alias, ubi scribendi se obtulerit occasio.13 Interea Deus immortalis te, tuam, tuos nostrosque omnes diu sospitet. Vale,

    tibi obsequentissimus frater,
    Guilielmus Grotius.

    Raptim. Hagae, XXIII Maii 1644.

    Adres: A monsieur/monsieur Grotius, ambassadeur de la reine et couronne de Suede, à Paris. Port 20 s.

    Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 31 Maii 1644.

    En in dorso: 23 Maii 1644 W. de Groot.

    Notes



    1 - Hs. Den Haag, ARA, Eerste afd., coll. Hugo de Groot, aanw. 1911 XXIII no. 24, 308. Eigenh. oorspr. Antw. op no. 6859, beantw. d. no. 6890.
    2 - Pieter de Groot had belangstelling getoond voor de functie van secretaris van Den Haag. Zijn vader en ooms hadden de Hollandse rekenmeester mr. Johan Basius benaderd met een verzoek om de kandidatuur te steunen, maar de rekenmeester moest in een gesprek met Willem de Groot bekennen dat hij al afspraken had lopen met zijn neef mr. Gerrit Graswinckel, heer van Maasland.
    3 - Op 19 mei had Frederik Hendrik zich naar de schans Te Voorn begeven. Begin juni zette zijn leger koers naar het legerkamp te Assenede.
    4 - De Staten van Holland waren op 13 mei uiteengegaan. In een rondschrijven van 17 mei werden de afgevaardigden verzocht om op dinsdag 24 mei in Den Haag bijeen te komen voor een consultatie over de lichting van 4000 waardgelders voor de duur van twee maanden (Res. SH, dd. 13 en 25-26 mei).
    5 - Tsaar Michael Fedorovitsj en koning Wladislas IV van Polen hielden zich verre van de strijd van koning Christiaan IV van Denemarken tegen de Zweden.
    6 - Op 12 november 1643 hadden de Poolse bisschoppen in een ‘Epistola synodi provincialis Poloniae’ alle andersdenkenden (met uitzondering van de socinianen) opgeroepen om op 1 oktober 1644 bijeen te komen voor een ‘fraterna collatio seu colloquium charitativum’. Een exemplaar van dit rondschrijven liet Maciej Lubieński, aartsbisschop van Gniezno, de Leidse universiteit toekomen.
    7 - De Amsterdamse hoogleraar Gerardus Joannes Vossius bracht op uitnodiging van George Rataller Doubleth, raadsheer in de Hoge Raad, een bezoek aan Den Haag.
    8 - De Haagse hofpredikant André Rivet ontwierp met instemming van de Leidse theologen Johannes Polyander van Kerckhoven, Jacobus Trigland en Friedrich Spanheim een antwoord op het rondschrijven. Hij wantrouwde de ‘fraterna collatio’. In zijn advies, dd. 15 april 1644 (Epist. eccl., p. 828-831 no. DLXXXVI), sprak hij van ‘machinaties’ van verzoeningsgezinde theologen (Bots-Leroy, Corresp. Rivet-Sarrau II, p. 246-248, p. 256, p. 259, p. 267 en p. 270).
    9 - Grotius keek uit naar een antwoord van de bejaarde remonstrantse theoloog Johannes Wtenbogaert op zijn brief van 12 maart 1644; vgl. nos. 6755 en 6792.
    10 - William Laud, aartsbisschop van Canterbury, zou zich de aanspreektitels ‘angelus’, ‘pontifex’ en ‘sanctitas tua’ hebben laten welgevallen.
    11 - De correspondentie van Willem en Pieter de Groot met Maria van Reigersberch is niet teruggevonden.
    12 - In de eerste plaats moest Willem de Groot zorg dragen voor de publikatie van Grotius' Anthologia Graeca (BG no. 534) en poemata.
    13 - Dirk de Groot stond op punt van vertrek naar het leger van de Frans-Weimarse opperbevelhebber Henri de La Tour d'Auvergne, burggraaf van Turenne; zie nos. 6879 en 6890.
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]