eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    6879. 1644 mei 28. Aan W. de Groot.1

    Mi frater,

    Gratias habeo pro labore quem suscipis ad procurandas editiones nostras, rogoque ne defatigeris donec rem confeceris.2 Dux Aurelianensis Somonam transiit3 magno cum exercitu, aliquid egregium moliens quo novo suo imperio famam circumdet Et ad ma-

    436

    rescallum vicecomitem Turenae eunt milites ad Leodicum conscripti.4 Eodem se confert Didericus noster.5 Legatio vestrorum cum classe magnifica erit, sed nihil habitura potestatis, nisi post novas deliberationes.6 Et sua quidem curaturos illos non est dubium. An vero non aliqui sint quos Suedicorum processuum tangat invidia, cogitandum est. Imperator legationem mittit, ut Turcicae aulae satisfaciat.7

    Primas Poloniae non ad alios scripsit quam ad regni Polonici protestantes.8 Reformati vero consilium apud externos sui sensus poposcere. Cum reformatis ego nullam concordiae spem video, cum eis qui intra Augustanam formulam se tenent, forte aliquam.

    Deus te, tuam tuosque sospitet,

    tibi obligatissimus frater,
    H. Grotius.

    Lutetiae, 28 Maii 1644.

     

    Sorberio9 nihil credendum existimo quod arcanum haberi velis. Invitatus ego fueram ad conventum istum pacificum in Polonia,10 sed publicum onus eam deambulationem mihi non permisit. Consilia non multum inde abscedentia agitantur Viennae.11 De Latio retundendo nemone cogitat?12 Quid facit dominus Utenbogardus?13

    Notes



    1 - Gedrukt Epist., p. 967 App. no. 706. Antw. op no. 6866, beantw. d. no. 6898.
    2 - De uitgave van Grotius' poemata en Anthologia Graeca (BG no. 534). Van zijn zonen Johan en Jacob had Willem de Groot vernomen dat de Rotterdamse dichter-arts Justus Rijckewaert het persklaar maken van het manuscript van de Anthologia een te zware opgave vond.
    3 - Deze berichten komen ook voor in Grotius' nieuwsbrieven van 28 mei.
    4 - De Luikse lichtingen van de Franse troepenwerver Jean-Gaspard-Ferdinand, graaf van Marsin (Marschin). Zij zouden dienst nemen in het leger van Louis II de Bourbon, hertog van Enghien. Maar zolang de Luxemburgse gouverneur Johan van Beck de wegen naar Champagne blokkeerde, hield de troepenwerver zijn recruten bijeen in het Staats garnizoen in Maastricht (Aumale, Histoire des princes de Condé IV, p. 294-296).
    5 - Kardinaal Jules Mazarin had zich bereid getoond om de Frans-Weimarse officier Dirk de Groot bij de nieuwe opperbevelhebber Henri de La Tour d'Auvergne, burggraaf van Turenne, aan te bevelen (Lettres Mazarin I, p. 697).
    6 - De Staatse vredesmissies naar Zweden en Denemarken; zie nos. 6871 en 6882.
    7 - De keizer zond Hermann, graaf van Czernin, naar het hof van sultan Ibrahim.
    8 - Op 12 november 1643 hadden de Poolse bisschoppen in een ‘Epistola synodi provincialis Poloniae’ alle andersdenkenden (met uitzondering van de socinianen) opgeroepen om op 1 oktober 1644 bijeen te komen voor een ‘fraterna collatio seu colloquium charitativum’. Ondanks negatieve adviezen uit de theologische faculteiten van Frankfort aan de Oder, Utrecht en Leiden aanvaardden de Poolse calvinisten de uitnodiging. Verzet kwam van de fel lutherse raad van Danzig (Jobert, De Luther à Mohila, p. 387-392).
    9 - De Franse protestant Samuel Sorbière was een protégé van de Haagse hofpredikant André Rivet.
    10 - Misschien was Grotius door de Zweedse Pool Sigismund (Zygmunt) Gyllenstierna, hoofdeling te Sztum, uitgenodigd; vgl. no. 6790.
    11 - Grotius putte zijn kennis uit de brief van de ‘heer te Wenen’ (vermoedelijk de resident van de stad Neurenberg aan het hof van keizer Ferdinand III); zie nos. 6689 en 6762, en ook Dickmann, Der Westfälische Frieden, p. 343-345.
    12 - De beantwoording van de Responsio ad dissertationem secundam Hugonis Grotii, de origine gentium Americanarum van de geograaf Johan de Laet (BG no. 733 en BsG no. 214). Binnenkort zou de Fransman Robert le Comte zich in de pennestrijd werpen met een Roberti Comtaei Nortmanni de origine gentium Americanarum dissertatio (H.F. Wright, in Bibliotheca Visseriana VII, p. 227).
    13 - Grotius keek uit naar een antwoord van de bejaarde remonstrantse theoloog Johannes Wtenbogaert op zijn brief van 12 maart 1644; vgl. nos. 6755 en 6792.