eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    6898. 1644 juni 6. Van W. de Groot.1

    Frater optime,

    Egi hac septimana cum Blavio de Anthologiae tuae impressione2 et ille quidem suam offert operam.3 Caeterum ita se distringi dicit aliis operibus nondum consummatis, ut nihil ante hiemem possit promittere. Locuti sumus et de conficiendo indice, quam curam ille Sorberio committere volebat, sed cum ego dicerem dubitare me an vellet suscipere, dixit se ea de re cum Sorberio4 acturum. Et sane si illi aliquid honorarii nomine promitteret Blavius, puto ipsum nec labori imparem nec a tali onere alienum fore, sed Blavius nimis tenax est. Expectabo igitur eius responsum, nam ego Sorberium ea de re compellare nolo, ne ipsi nimis obligemur. Interea cogites velim, an neminem in Galliis reperire possis cui ea provincia possit mandari.

    Quae de exercitu Gallico scribis pergrata mihi sunt.5 Audio Gallos ad Borburgum expugnandum copias vertisse,6 interea Grevelinga novum accepit praesidium, aliis quoque locis abunde providetur. Princeps iam cum suo exercitu in Selandia est7 iterumque Flandriae imminere videtur, sed copias multo quam crediderat antea minores repperit.

    Consilia primatis Poloni ad concordiam facientia non improbo;8 caeterum nihil mihi magni ea de re spondere audeo, et sicut tu omnem cum reformatis concordiae

    465

    spem iam abiicis, ita et ego fere de Augustanae formulae sectatoribus iudico, qui non minus reformatis suae sectae tenaces sunt et aliquanto etiam stupidiores et pervicaciores.9

    Ego neminem hic novi qui Latio responsurus sit, quemadmodum et antehac monui.10 Utenbogardum nuper conveni, et ut tibi responderet exhortatus sum.11 Meam quoque operam obtuli, ille vero caecitate et senectute sua se excusat atque ita nihil tibi ab ipso polliceri audeo. Filio minori ad exercitum Vimariensem proficiscenti omnia fausta opto.12

    Legati qui in Suediam et Daniam proficiscentur principem in transitu ad Dordracum salutarunt13 iamque in procinctu sunt ad iter capescendum; quid acturi sint videbimus. Archiepiscopo Britanniae quid eventurum sit discere avebo; si parlamentarii illic superiores sunt, novas iterum in patria turbas ab inquietis quorundam ingeniis praesagire mihi non frustra videor.14

    Deus omnipotens te, tuam, tuos nostrosque omnes diu servet incolumes. Vale,

    tibi obsequentissimus frater,
    Guilielmus Grotius.

    Hagae, VI Iunii 1644.

     

    Audio ex Graswinkelio missum iri Parisios Serisandrum nomine regni Suedici, qui agentis titulo res eius regni, praecipue Danicam cantroversiam spectantes,15 curaturus sit

    466

    tecum, et sine ullo tuo praeiudicio. (N)osti quid id sibi velit, quare quid faciendum sit cogita et fortibus utere consiliis nec illudi tibi sine.

    Adres: A monsieur/monsieur Grotius, ambassadeur de la reine et couronne de Suede, à Paris. 16 st.

    Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 14 Iunii.

    En in dorso: 6 Iunii 1644 W. de Groot.

    Notes



    1 - Hs. Den Haag, ARA, Eerste afd., coll. Hugo de Groot, aanw. 1911 XXIII no. 24, 310. Eigenh. oorspr. Antw. op no. 6879, beantw. d. no. 6914.
    2 - Van zijn zonen Johan en Jacob had Willem de Groot vernomen dat de Rotterdamse dichter-arts Justus Rijckewaert het persklaar maken van het manuscript van de Anthologia Graeca (BG no. 534) een te zware opgave vond.
    3 - Dr. Joan Blaeu was begin juni in Den Haag gearriveerd (Bots-Leroy, Corresp. Rivet-Sarrau II, p. 290-291). Willem de Groot maakte van de gelegenheid gebruik om bij de Amsterdamse drukker-uitgever nieuw enthousiasme op te wekken voor een editie van Grotius' Anthologia Graeca en poemata.
    4 - De Franse protestant Samuel Sorbière was in het voorjaar van 1642 met een aanbevelingsbrief van Grotius naar de Republiek getrokken. Aanvankelijk hoopte hij op een aanstelling tot corrector in de drukkerij van dr. Joan Blaeu. De Haagse hofpredikant André Rivet bood hem echter een aantrekkelijkere werkkring aan. Weldra was hij even streng in de leer als zijn weldoener; vgl. nos 5813, 5828 en 6010 (dl. XIII).
    5 - Grotius had in zijn brief van 28 mei slechts het begin van de campagne van de ‘generalissimus’ Gaston van Orléans aangekondigd.
    6 - Inmiddels had men ook in Den Haag het nieuws vernomen dat de Fransen de belegering van Bourbourg en Gravelines (Grevelingen) hadden ingezet (Bots-Leroy, Corresp. Rivet-Sarrau II, p. 290).
    7 - Op 6 juni passeerden de schepen die het Staatse leger naar Zeeuws-Vlaanderen moesten overbrengen, de haven van Arnemuiden. De volgende dag werden de manschappen bij Philippine aan land gezet (Briefw. C. Huygens III, p. 488-489).
    8 - Op 12 november 1643 hadden de Poolse bisschoppen in een ‘Epistola synodi provincialis Poloniae’ alle andersdenkenden (met uitzondering van de socinianen) opgeroepen om op 1 oktober 1644 bijeen te komen voor een ‘fraterna collatio seu colloquium charitativum’.
    9 - De fel lutherse raad van Danzig wilde alle verzoeningsgezinden uitbannen. Tenslotte kon de gematigde lutheraan Georg Calixt van Helmstedt het dictaat van zijn geloofsgenoten Johann Hülsemann, Abraham von Calow en Johannes Botsack niet langer verdragen. Hij zocht in Toruń zijn heil bij de calvinistische delegatie (Jobert, De Luther à Mohila, p. 389-394).
    10 - Vgl. nos. 6787 en 6819. De beantwoording van de Responsio ad dissertationem secundam Hugonis Grotii, de origine gentium Americanarum van de geograaf Johan de Laet (BG no. 733 en BsG no. 214). Willem de Groot wist niet dat de mysterieuze Fransman Robert le Comte zich in de pennestrijd zou werpen met een Roberti Comtaei Nortmanni de origine gentium Americanarum dissertatio (H.F. Wright, in Bibliotheca Visseriana VII, p. 227).
    11 - De bejaarde remonstrant Johannes Wtenbogaert kon niet meer voldoen aan het verzoek om zijn ‘godzaelige bedenckingen’ op schrift te stellen (nos. 6755 en 6890).
    12 - De Frans-Weimarse officier Dirk de Groot trof in Parijs de laatste voorbereidingen voor zijn vertrek naar het hoofdkwartier van zijn nieuwe opperbevelhebber Henri de La Tour d'Auvergne, burggraaf van Turenne; zie nos. 6890 en 6903.
    13 - Frederik Hendrik ontving bij aankomst in de Dordtse Kil (4 juni) (Briefw. C. Huygens III, p. 487) een delegatie van de Staten-Generaal. Op de valreep gaf hij de Staatse ambassadeurs Jacob de Witt, dr. Andries Bicker, Cornelis van Stavenisse, dr. Gerard Schaep, Albert Sonck en de Friese raadsheer Joachim Andreae nog het advies om gedurende hun missie naar het noorden de gevoelens van koning Christiaan IV niet onnodig te kwetsen (Kernkamp, De sleutels van de Sont, p. 66-69).
    14 - Het proces tegen William Laud, aartsbisschop van Canterbury. In de Republiek werden pamfletten verspreid met verslagen van de rechtszittingen (12/22 maart e.v.), zoals de ‘Aenclaghte en beschuldinghe over Willem Laud, aertsbisschop van Cantelbergh, over de crimen daer mede hij beschuldigt is van 't Parlement, in Engelandt; als mede sijn antwoordt en verdedingen daer op’ en ‘Den Aertz-Bisschop van Cantelbergh voor de Recht-banck in 't Parlement. Waer in sijn beschuldinge te sien is, met sijne defensie ende antwoort daer tegens’ (Knuttel, Cat. v. pamfl. nos. 5052-5053).
    15 - De advocaat-fiscaal mr. Dirck Graswinckel had in Den Haag vernomen dat de Zweedse koninklijke commissaris Marc Duncan de Cerisantes op weg was naar Parijs. Op 6 juni schreef Grotius' opponent André Rivet aan zijn Parijse correspondentievriend Claude Sarrau: ‘Je viens presentement d'apprendre, qu'avec Monsieur Beringhen (no. 6720) est parti un agent de Suede, Angevin, et de la Religion, qui va pour resider à Paris avec 8000 livres d'apoinctement, tant que durera la guerre avec Dannemark. Comment prendra cela nostre Conciliateur des Religions [= Grotius]?’ (Bots-Leroy, Corresp. Rivet-Sarrau II, p. 291-293 en p. 298-299).