eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    7064. 1644 september 26. Van H. Appelboom.1

    Illustrissime et excellentissime legate, domine observandissime,

    Illustrissimus marescallus Torstensonius2 4 huius mensis castra sua Ultzii3 habuit, nunc Magdeburgum usque progressus est. Eodem fere tempore dux Helmius Wrangelius decem legionibus peditum equitumque, iunctis duobus tormentis, comitatum petiit Pinnebergensem et Danos locum istum obsidentes repressit.4 Quisquis cum vita evasit qui celeritate equorum pollebat; caeterum pedites fere omnes occubuere, ita ut in cuniculis coeptisque militiae munimentis 350 mortui reperti, exceptis iis qui in mutuo certamine periere. Inter hos centuriones domini Egerichus et Beckius cum aliis praeclaris viris caesi. Relicto Pinnebergo Bredenburgum Wrangelius perrexit, similem obsidentium ruinam meditans. Hinc in Juthiam recta tenditur, quod malum sibi Dani iudicant.

    In Suedia omnia - Deo laus - adhuc prospere succedunt. De pacis tractatu summe laboratur et ideo ad eius promotionem et quae regno utilia videntur acquirenda convo-

    768

    cati sunt ordines regni, ut mense Octobris conventum habeant de omnibus iis quae maxime necessaria videbuntur communi saluti.5

    Postquam sacram regiam Maiestatem salutarunt legati Belgici, visitationibus transactum tempus.6 Scripsere etiam ad trigam in Dania residentem,7 ut cognoscant quid rex Daniae velit,8 cum clementissima nostra regina nil velit nisi navigationem et pacem tutam. Quando abituri sint Belgici legati adhuc incertum fuit. Legatus regis Galliarum dominus Thuillerius 5/15 Augusti sacrae regiae Maiestati valedicebat,9 donatus ex digito sacrae regiae Maiestatis proprio manuque propria circa valedicendum annulo aestimato 10 millium imperialium.

    Classis nostra magna in Elsnabben 4/14 Augusti venit cum mortuo Flemingio, alias salva omnia.10 Deus nos mari beet, ut terra salvi maneamus; in externis auxiliis qui opem sperat, miser erit. Rex Daniae voluit comitia formare Sleswikii,11 ut media praeviderent quibus amissa recuperarent aliusque exercitus colligeretur quo hostium incursiones vastationesque cohiberent; quod secundum vota eius nondum successit. Danorum facta nulla audiuntur nisi quod Zestedius 4000 militibus fines nostros ingressus duas hominibus vacuas civitates Gammelösam et Brettam occupatas flammae subiecit.12 E contrario nostratium cohortes Oddewallam aliaque digna Norvegiae loca sibi subiecerunt.13 Idem Zestedius Bahusii navalem pontem componi iussit aliasque belli machinationes, quarum beneficio terram Gotheburgo proximam ingrederetur et sic in finibus regni nostri grassaretur; sed irritos eius fecere conatus milites ad defensionem Gotheburgi relicti, qui excursione sua pontem hosti ademerunt caesis 400 hominibus. Hac irruptione tormenta decem hostibus eripuere et, simul cum navibus, civitati illata. Warbergenses hactenus in

    769

    Westrogothia rusticis iniuriam intulere,14 quod nunc prohibetur, cum singularis exercitus duce generali Kaggio paratus ibidem ad pugnam habetur,15 quo in Norvegiam iret.

    Ex portu Fliensi nuntiatur adesse classem Hollandorum sub admiralio Witte Witteson.16 Hic varia de reditu iudicia: alii convenisse cum Dano, alii propter necessaria tantum venisse suspicantur et sic plura alii quae tam facilem fidem non impetrabunt, cum ipsa res maiores difficultates exponat quam ut tam brevi celeritate componi possint.

    Hodiernae literae quae Hamburgo veniunt, nuntiant ex literis Hafniae datis regem Daniae17 classe sua mare rursus ingressum esse novosque milites ad quaedam millia collectos habere, quos in Schoniam mittere cogitat. Non dubium est, quin etiam nostra classis iam inter fluctus maris moretur parata et instructa ad omnem pugnam, quam si quaerit Danus inveniet.18

    Deus omnia ad tutam pacem diriget et illustrissimam Excellentiam vestram quam diutissime incolumem servet, illustrissime et excellentissime domine,

    illustrissimae Excellentiae vestrae omni obsequio devinctissimus,
    H. Appelboom.

    Amstelodami, 26 Septembris 1644.

    Adres: A son Excellence, monseigneur Hugo Grotius, conseiller d'estat et ambassadeur de sa Majesté de Suede en France.

    Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 5 Oct. 1644.

    En in dorso: 26 Sept. 1644 Appelboom.

    Notes



    1 - Hs. Den Haag, ARA, Eerste afd., coll. Hugo de Groot, aanw. 1911 XXIII no. 15 (1644, 34). Eigenh. oorspr. Antw. op no. 7052, beantw. d. no. 7087 (dl. XVI).
    2 - De Zweedse opperbevelhebber Lennart Torstensson maakte na aankomst in Gadebusch een omtrekkende beweging. Met zijn hoofdmacht stootte hij door naar Lauenburg en Boizenburg (aankomst 26 augustus/5 september). Terwijl zijn ruiters aanvallen uitvoerden op de achterhoede van het keizerlijke expeditieleger van Matthias, graaf Gallas, trok hij met zijn infanterie de Elbe over; zie no. 7056.
    3 - Uelzen lag op de route van Winsen naar Wolfsburg. Onderweg versterkte de Zweedse opperbevelhebber zijn leger met de lichtingen die generaal-majoor Hans Christoph, graaf van Königsmarck, aan de Weser had achtergelaten; vgl. Doc. Boh. VII, p. 141 no. 414.
    4 - Kolonel Helmut Wrangel had het bevel op zich genomen over de Zweedse ruiterij in het hertogdom Holstein. In het graafschap Pinneberg kon hij rekenen op de assistentie van landgraaf Friedrich van Hessen-Eschwege. Tijdens een actie tegen de Deense garnizoenssoldaten van Glückstadt en Krempe doodden zij meer dan 400 soldaten, onder wie de oversten ‘Eggeric’ en ‘Bock’. Na het ontzet van de plaats Pinneberg rukten de Zweedse ruiters naar Breitenburg op (Gazette 1644, nos. 121 en 124, dd. 1 en 8 oktober 1644).
    5 - Op 8/18 oktober 1644 opende rijkskanselier Axel Oxenstierna de bijeenkomst van de Zweedse rijksdag (Svenska Riksrådets Protokoll X (1643-1644), p. 641-645).
    6 - Nadat Jacob de Witt de Staatse voorstellen tot bemiddeling in het Zweeds-Deense conflict op 27 juli/6 augustus had toegelicht, vingen de besprekingen aan. In de onderhandelingen met de Staatse ambassadeurs Jacob de Witt, dr. Andries Bicker en Cornelis van Stavenisse liet kanselier Axel Oxenstierna zich bijstaan door de Zweedse rijksraden Johan Skytte en Per Sparre (Kernkamp, De sleutels van de Sont, p. 131-139).
    7 - Op 21 augustus kwam de fourier Steven Holman met brieven uit Stockholm in Helsingør aan. De Deense slotvoogd liet de bode gevangen zetten en stuurde de brieven door naar de rijkshofmeester. Via dit adres werden de brieven tenslotte bezorgd bij de drie Staatse ambassadeurs dr. Gerard Schaep, Albert Sonck en de Friese raadsheer Joachim Andreae (Kernkamp, De sleutels van de Sont, p. 140-144).
    8 - Koning Christiaan IV van Denemarken was op 25 augustus met zijn vloot van 32 schepen in de haven van Kopenhagen teruggekeerd om ‘te revictualeren en te kalefateren’. Pas op 8 september gaf de vorst te kennen dat de Franse en Staatse bemiddeling hem aangenaam zou zijn.
    9 - De Franse vredesbemiddelaar Gaspard Coignet, sieur de La Thuillery, nam op 5/15 augustus afscheid van koningin Christina van Zweden. Begin september verscheen hij weer in Kopenhagen (Svenska Riksrådets Protokoll X (1643-1644), p. 588 en p. 638, en Fridericia, Danmarks ydre politiske historie II, p. 439-441).
    10 - De nieuwe vlootbevelhebber Karl Gustav Wrangel had het stoffelijk overschot van de Zweedse admiraal Klas Fleming († 26 juli/5 augustus 1644) in Älsnabben, ten zuiden van de haven van Dalarö, aan land gebracht.
    11 - Blijkbaar hoopte koning Christiaan IV met een contributie uit het hertogdom Sleeswijk de verliezen goed te maken die het leger van zijn zoon, aartsbisschop Frederik van Bremen, had geleden in de gevechten met de Zweedse garnizoenen in het hertogdom Holstein. Zie voor de neutraliteit van Friedrich III, hertog van Sleeswijk-Holstein-Gottorp, in de Zweeds-Deense oorlog, Fridericia, Danmarks ydre politiske historie II, p. 372-373.
    12 - Soldaten van Hannibal Sehested, Deens gouverneur van Noorwegen, brandschatten de dorpen en steden ten westen van hun vesting Bohus.
    13 - Hetzelfde lot stond de plaats Uddevalla te wachten (Svenska Riksrådets Protokoll X (1643-1644), p. 573).
    14 - De inwoners van Varberg in het Deense gewest Halland vielen regelmatig Västergötland binnen.
    15 - Eenheden van de Zweedse generaal-majoor Lars Kagge stonden aan de grens met Noorwegen gereed om toe te slaan (Svenska Riksrådets Protokoll X (1643-1644), p. 571-573).
    16 - In de tweede week van augustus hadden de Staten-Generaal hun ambassadeurs dr. Gerard Schaep, Albert Sonck en de Friese raadsheer Joachim Andreae herinnerd aan art. 12 en 13 van de ‘secreete instructie’: indien koning Christiaan IV bleef volharden in zijn weigering om de vaart op Zweden open te stellen, mochten zij de Staatse oorlogsschepen naar de ingang van de Sont ontbieden. Omdat de Deense vorst bijna gelijktijdig op de hoogte werd gesteld van dit besluit, kon hij op tijd alle belemmeringen opheffen. Zodoende moest de vloot van vice-admiraal Witte de With in het Skagerrak blijven kruisen zonder iets te ondernemen. Tegen het einde van de maand liet de vice-admiraal zijn schepen de steven wenden. Op 26 september bracht Witte de With aan de Staten-Generaal verslag uit van zijn reis (Kernkamp, De sleutels van de Sont, p. 121-124).
    17 - Op 16 september stak koning Christiaan IV de Sont over en voegde zich in Malmö bij de troepen die al sinds het begin van augustus stand hadden gehouden tegen het leger van de Zweedse veldmaarschalk Gustav Karlsson Horn. Tegelijkertijd liet hij 20 opgekalefaterde oorlogsschepen onder bevel van Pros Mund († oktober 1644) de Oostzee opvaren (Kernkamp, De sleutels van de Sont, p. 103-110, p. 124 en p. 311-312, en Kong Christian den Fjerdes egenhændige breve V (1641-1644), p. 495 en p. 509).
    18 - De Zweedse vloot van generaal-majoor Karl Gustav Wrangel lag gereed in de haven van Dalarö. De felle oostenwind belette het uitzeilen. Op 28 september/8 oktober verlieten de schepen de haven (Oxenst. Skrifter 2. afd., VIII, p. 582-592).
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]