Mijnheer,
Van 't gros van de victorie bij d'heeren Wrangel ende Anckerhelm op de Deenen becomen2 meene ick niet dat is te twijffelen. De particulariteiten zullen haer naerder openbaeren. Indien de nederlage aen de Deensche zijde zoo groot is als men ons schrijft3 ende indien den coning van Denemarck genoech met alle zijne macht is in Schonen, zoo is apparent dat off Fune off Zeelant bij de Sweden zal werden aengetast.4
Met het Oostfriesische tractaet meene ick dat de Hessische zich voor een tijd zullen contenteren.5 Doen eertijds de stenden van Oost-Vrieslant de Staten-Generael der Vereenigde Nederlanden tot arbiters hebben gemaect van alle haere geschillen,6 hebben zij weinich gedacht op die affiniteit die nu is gecontracteert tusschen den grave ende den prince van Orangie,7 mischien oock niet gemeent dat het huis van Nassau oit in die Nederlanden zoo grooten macht zoude becomen. In de handeling met Breme ende Hamburg zal appa-
151
rentelijck 't woordt van de Noortzee moeten werden uitgeleght, alzoo die steden tegen Duinkercke haer niet licht en zullen inwickelen.8 Ende is vremd dat die twee steden handelen zonde[r] Lubec, Rostoc ende anderen.9In 't retarderen van het octroy van de Oostindische Compagniën10 ende in de disputen, bij Vrieslant ende eenige Hollandsche steden gemoveert,11 dunct mij dat [is] aen te mercken 't gebreck van een regiering bestaende uit eigenbaet zouckige leden.12 Dat vijf ten hondert voor altijd tot laste van de Oostindische Compagnie [comen], zoude de actiën zeer doen vallen ende de couragiën zeer doen verliezen. Ende staet te bedencken off Usseling, die de overledenen beschuldigt van de Westindische Compagnie te hebben geretardeert,13 niet de wegh in en gaet om de Oostindische Compagnie, die een grooter stut is voor den staet, te dissolveren ofte tot conservatie van haere conquesten onmachtigh te maecken. Vrancrijck vraegt weinich daernae wien het gelt, midts dat zij den coning van
152
Spaignie veel wercx geven.14 Mij dunct dat ick uit oude journaelen gezien heb15 dat Point de Gala een heer apart heeft gehadt,16 apparentelijck met eenige aenleggende landen.Catelagne loopt buiten twijffel peryckel. Ende veele meenen dat den grave van Harcourt den ziecke maect om geen oneer te behaelen.17 Van 't verloop van de coninginne van Behmen gelove ick wel,18 ende hier is de coninginne van Engelant mede tot last, treckende dertichduizent gulden ter maent.19 Haere groote magerheit toont reste van ziecte ofte van misnoegen.20 De parlamentsgezinden beginnen weder hoogh te roepen, omdat Niecastel bij die partij is ingenomen21 ende de zaecken van den coning schijnen weder terugge te gaen.
19 Novembris 1644.
Adres: Mijnheer/mijnheer van Reigersberg, eerste raedt in den Hoogen Raide in Hollant, in Den Hage. Port 11 st.
In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot, den 7 [sic] Nov. 1644 uyt Paris.