eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    7212. 1644 december 24. Aan J. Oxenstierna.1

    Illustrissime et excellentissime domine,

    Multas ago gratias pro literis ad me missis 28 Novembris et additis chartis.2 Valde probo quod saepius invitentur Imperii Germanici membra ad ea loca in quibus agitur de constituenda per Imperium pace, ut si adsint consilia sua tribuant, sin minus, norint in posterum non Suedos sed semet suae causae defuisse. Neque culpari possint Suedi, si securi de illis qui rerum suarum curam non habent, sua ipsi curent. Video etiam tot tamque bonas vias ad pacificas collationes offerri caesarianis legatis, ut omni humano generi satis sit constaturum belli moras ipsis non posse imputari.3 Haec, spero, et Deum nobis dabunt faventem et aequos omnes. Veneti quoque non habebunt quod nobis succenseant.

    Post res enim mari feliciter gestas multa etiam in Norvegia,4 Scania, Holsatia, Jutia bene nobis procedere, est quod gaudeamus.5 Sunt hic etiam rumores multis ex locis de nova clade quam apud Magdeburgum Saxones et Galassius acceperint, qua de re certiora exspectamus.6

    Mihi nihil sit gratius quam si in his magnis negotiis utilem aliquam operam reginae regnoque pro summis in me beneficiis praestare possim. Non dubito quin Excellentiae vestrae cordi sint res landgraviae, praesertim illae in Transamasianis locis.7 Qui in Bata-

    273

    via plurimum valent, non optime ei volunt, et solent saepe privata praeferri publicis.8 Nostrum esse arbitror omnibus modis devincire et in societate amicitiaque nostra retinere feminam principem, optime de re communi meritam, magni animi atque ingenii. Quod de libertate Trevirensis antistitis Galli movent,9 id mihi videtur intempestivum; nam talia ad principale negotium pertinent, neque solent in antecessum obtineri,10 sed et hoc et alia mihi persuadent eos qui plurimum in Gallia possunt pacem serio non velle.

    Deus, illustrissime et excellentissime domine, Excellentiam vestram sospitet,

    Excellentiae vestrae semper serviturus,
    H. Grotius.

    Lutetiae, 14/24 Decembris 1644.

    Adres (volgens de uitgave der Epist.): Baroni Oxenstiernio, plenipotentiario.

    Notes



    1 - Gedrukt Epist., p. 738 no. 1712. Antw. op no. 7183, beantw. d. no. 7262.
    2 - De bijlagen met een afschrift van de Zweedse propositie, dd. 27 november/7 december 1644 (no. 7183 (bijlage)), en de derde uitnodiging aan de Duitse vorsten en standen, dd. 28 november/8 december 1644.
    3 - De kwestie van de aanwezigheid van een ‘onpartijdige derde’ in Osnabrück. De Zweedse gevolmachtigden Johan Oxenstierna en Johan Adler Salvius hechtten nog steeds grote waarde aan het Venetiaanse bemiddelingsaanbod uit het jaar 1637/1638, maar zolang de keizer geen afstand wilde doen van de Deense bemiddeling, moesten zij hun eisen afzwakken. Op 23 november/3 december namen zij genoegen met de ‘modus tractandi’ die de Osnabrücker deken Raban Heistermann (Heystermann) op verzoek van de keizerlijke gevolmachtigden had ontworpen (Acta pacis Westphalicae; Die kaiserlichen Korrespondenzen II, p. 84; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 425-427, en Meiern, Westphälische Friedens-Handlungen I, p. 309).
    4 - Admiraal Maerten Thijssen Anckarhielm had de Zweedse havenstad Göteborg verlost van een Deense blokkade. Het gevaar van een belegering door soldaten van Hannibal Sehested, Deens gouverneur van Noorwegen, was nog niet geweken.
    5 - De Zweedse wapenen waren succesrijk in Skåne (Schonen), in het hertogdom Holstein (de terugkeer van kolonel Helmut Wrangel naar de winterkwartieren in Jutland) en in de Duitse landen.
    6 - Omstreeks deze tijd noteerde de Parijse raadsheer Olivier Lefèvre d'Ormesson in zijn Journal (I, p. 237): ‘L'on disoit que Gallas estoit défait entièrement’; zie nos. 7213-7214.
    7 - De Hessen hadden eind oktober ingestemd met een troepenreductie in Oostfriesland. Het accoord was slechts een tussentijdse regeling. Op 25 december zouden afgezanten van alle betrokken partijen - de Staten-Generaal, de graaf van Oostfriesland en de landgravin van Hessen-Kassel - in Den Haag bijeenkomen voor het vaststellen van een definitieve overeenkomst (L. van Tongerloo, in Hess. Jb. Landesgesch. 14(1964), p. 257).
    8 - De beschuldigende vinger wees in de richting van Frederik Hendrik. De prins had in 1641 zijn zegen gegeven aan de verloving van zijn dochter Henriëtte Catharina met de 9-jarige Enno Ludwig, oudste zoon van Ulrich II, graaf van Oostfriesland.
    9 - In hun ‘propositio’, dd. 4 december 1644, hadden de Franse gevolmachtigden Claude de Mesmes, graaf van Avaux, en Abel Servien aangedrongen op de vrijlating van de nog steeds door de keizerlijken gevangen gehouden Trierse keurvorst-aartsbisschop Philipp Christoph von Sötern; zie no. 7182, en Meiern, Westphälische Friedens-Handlungen I, p. 320-321.
    10 - De eis tot vrijlating van de keurvorst-aartsbisschop van Trier hoorde niet thuis onder de vredespreliminaria. Johann Ludwig, graaf van Nassau-Hadamar, en dr. Isaac Volmar, de keizerlijke gevolmachtigden te Munster, waren dezelfde mening toegedaan: ‘Ad praetensam restitutionem Trevirensis quod attineret, mirari nos, quod Galli hanc inter praeliminaria numerarent, cum tamen haec quaestio ad ipsa pacis penetralia spectet’ (Acta pacis Westphalicae; Diarium Volmar I, p. 233).
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]