eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    275

    7214. 1644 december 26. Van H. Appelboom.1

    Illustrissime et excellentissime legate, domine observandissime,

    Postquam Gallasius Magdeburgum fugit, et mille quingenti eius equites et bis mille pabulatores capti sunt;2 marescallus Torstensonius castris eius appropinquabat, quo minus tuta forent quae ulterius conaretur Gallasius. Sconbechiam itaque tetendit 16 Novembris.3 Interea Coningsmarkius Wenslebium, praefectus Eisenbergius Wolmstadium occupant, ne quis ex istis locis hosti commeatus suppeditaretur. Novum Halmerslebium tenuit hostis praesidio 150 militum; quod cum Magdeburgum contenderet, a dicto Eisenbergio 109 capiuntur, reliqui omnes interficiuntur.4

    Vigesima secunda Novembris cognovit Torstensonius per captivos equitatum hostis,5 coniuges puerosque6 Zerbstiam versus fugere,7 ut sese iungerent Hatsfeldio.8 Gallasius autem cum reliquiis peditatus, cum machinis suis bellicis et sarcinis quae superessent Magdeburgi mansit. Flumen itaque traiecit Torstensonius cum equitatu et Serbstiam properabat; verum eo perventum ex copiis suis emissitiis cognovit hostem Gutterbachium sese vertisse, cuius rei gratia Torstensonius Meunkam festinabat; quo cum media iam nocte adveniret, hostem offendit numero 2500 validorum equitum. Nocte intempesta nihil effectum est. Tardabant Torstensonium nonnihil difficiliores rivulorum nonnullorum transitus, factum tamen, ut prima aurora signum datum sit concursumque. Confestim hosti metus et fuga incuttitur.9

    Quantam cladem passus sit,10 ex captivorum hoc indice constat. Est et magnus interfectorum numerus, qui propter amplitudinem campi, in quo occubuere, tam cito col-

    276

    ligi et cognosci non potuerunt. Certum est inter eos multos quoque magnos esse.11 Victores prosecuti sunt comitem Broy12 duobus miliaribus a loco congressus, donec deficientibus ex continuo 15 miliarium itinere equis revertendi necessitas imposita esset. Haec omnia habeo ex literis marescalli Torstensonii cum involuto indice captivorum.13

    Caesariani ita fugientes in tribunum Goldstenium14 inciderunt, qui 300 equitum comitatu in itineris securitatem assumpto Berlinum contendebat propriae rei familiaris gratia. Ab eo etiam ita accepti sunt, ut minima pars evaserit captis undecim signis. 22 Novembris ceperunt Suedi integram caesarianorum legionem in ipso suburbio Magdeburgico.15 Torstensonius Pegavium nunc obsidere dicitur.16 Magdeburgum omni commeatu interclusum est a Coningsmarchio ab una, et a Hassiacis ab altera parte.17

    Danorum praefectus Alefeldius studuit se iungere militi ex Fiunia insula advenienti et ita Wrangelium offendere, sed cognita Wrangelii vigilantia et industria, insidias impetusque ferre assueti, Itzahoam revertebatur.18 Interea Wrangelius Ripam, Coldingiam, Arhusiam, Rincopiam et Alborgiam occupavit totamque Wensuseliam cum Juthlandia Suedis tributariam fecit;19 qui in armis erant interfecti sunt.

    Monasterii Osnabruggisque reciproce traditi sunt salvi conductus20 a principalibus subscripti et confirmati. Caesareani primitus legatis nostris suum procuratorium per decanum transmiserunt. Illud sequebatur propositio ipsa per eundem decanum.21 Suedo-

    277

    rum autem propositio per regium legationisque secretarium dominum Mylonium caesareis tradebatur.22

    Deus, qui pacis author est, felicem, firmam et stabilem pacem largiatur voto eam expetentibus et prosperum ipsorum armorum successum concedat in sui nominis gloriam et orbis christiani requiem. Idem, illustrissime domine, Excellentiam vestram quam diutissime incolumem et felicem servet,

    illustrissimae Excellentiae vestrae omni obsequio devinctissimus,
    H. Appelboom.

    Amstelodami, 26 Decembris 1644.

     

    Illustrissimae Excellentiae vestrae devote etiam mitto propositiones23 legatorum Osnabrugi et Monasterii exhibitas,24 quas spero illustrissimae Excellentiae vestrae gratas si antea non habuerit.

    Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 7 Ian. 1645.

    Notes



    1 - Hs. Den Haag, ARA, Eerste afd., coll. Hugo de Groot, aanw. 1911 XXIII no. 15 (1644, 44). Eigenh. oorspr. Antw. op no. 7203, beantw. d. no. 7240.
    2 - De keizerlijken van Matthias, graaf Gallas, waren op 19/20 november naar Maagdenburg uitgeweken. Een poging om de Zweedse blokkades te doorbreken moesten de keizerlijken op 22/23 november bekopen met een haastige vlucht uit Eisleben en Stassfurt (no. 7192).
    3 - Veldmaarschalk Lennart Torstensson drong niet verder aan. Nadat hij de krijgsgevangenen had overgebracht naar zijn kwartieren te ‘Wansbec’ (Wanzleben), zocht hij in Schönebeck (18/28 november) verbinding met het Zweedse expeditieleger.
    4 - De Zweedse generaal-majoor Hans Christoph, graaf van Königsmarck, nam de weg van Egeln naar Wanzleben, terwijl kolonel Wolf Heinrich, graaf van Isenburg, over Haldensleben (Alt- und Neuhaldensleben) naar Wolmirstedt (ten noorden van Maagdenburg) trok.
    5 - De Zweden blokkeerden alle toegangswegen naar Maagdenburg: ‘De sorte que la ville de Magdebourg est en danger de manquer bientost de vivres, qui n'y peuvent plus entrer par eau ni par terre’ (Gazette 1644, no. 152, dd. 24 december 1644).
    6 - De keizerlijken hadden hun vrouwen en kinderen in Bernburg aan de Saale achtergelaten. Op hoffelijke wijze had de Zweedse opperbevelhebber de achterblijvers vrije doortocht naar Maagdenburg verleend (Gazette 1644, no. 152, dd. 24 december 1644).
    7 - Matthias, graaf Gallas, verkeerde in de veronderstelling dat zijn verlossing uit Saksen kwam. Op 21 november/1 december gaf hij aan 20 eskadrons het bevel om de Elbe over te steken en koers te zetten naar Zerbst.
    8 - De keizerlijke veldmaarschalk Melchior von Hatzfeldt und Gleichen had 1500 ruiters naar Merseburg (ten zuiden van Maagdenburg) gestuurd (Gazette 1644, no. 152, dd. 24 december 1644).
    9 - Veldmaarschalk Lennart Torstensson stak op 2 december bij Aken de Elbe over. Vervolgens trok hij over Zerbst naar Niemegk (ten noorden van Wittenberg). De volgende dag kwam het op de weg naar Jüterbog tot een treffen (Gazette 1644, no. 153(2), dd. 31 december 1644).
    10 - In zijn brief van 19 december (no. 7204) berichtte Harald Appelboom reeds over de nederlaag van het keizerlijke expeditieleger van Matthias, graaf Gallas.
    11 - De Zweden sloegen de eskadrons van de keizerlijk-Saksische generaal-majoor Adriaen van Enkenfort (Enckevort) volledig uiteen. In de Gazette 1644, no. 153(2), dd. 31 december 1644, werden enkele namen van krijgsgevangenen genoemd: ‘Entre les prisonniers sont ce Général Major, les Colonels Tobak et Schleinitz Saxon, les Lieutenans Colonels Donap, Torstadel, Seidewitz et deux autres, trois Majors, onze Rithmestres, quinze Cornettes, et beaucoup d'autres Officiers’.
    12 - Generaal-majoor Alberto Gaston Spinola, graaf van Bruay (Brouay), voerde het bevel over de voorste gelederen van het keizerlijke expeditieleger. Hij ontsnapte in de omgeving van Luckau aan zijn Zweedse achtervolgers (Doc. Boh. VII, p. 158-160, nos. 463-467 en nos. 469-471).
    13 - Het verslag van de Zweedse opperbevelhebber Lennart Torstensson, met de lijst van krijgsgevangenen, dd. 4/5 december 1644, ontbreekt; vgl. Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen I, p. 766-767.
    14 - Johann Arendt von Goldstein, diplomatiek agent van de Zweedse regering in Brandenburg (Urk. u. Act. XXIII-1, p. 42 en p. 53-54), sinds het voorjaar van 1644 generaal-majoor in het leger van veldmaarschalk Lennart Torstensson. In de slag bij Jankov (6 maart 1645) raakte hij zwaargewond (Oxenst. Skrifter 2. afd., VIII, p. 424-426, p. 446-448 en p. 474-475).
    15 - De kwartieren van Matthias, graaf Gallas, in de ‘Neustadt’ van Maagdenburg.
    16 - De Zweedse ruiters keerden zich vervolgens tegen het leger van de keizerlijke veldmaarschalk Melchior von Hatzfeldt und Gleichen. Op 13 december openden zij het vuur op de garnizoensstad Pegau (ten zuiden van Halle) (Doc. Boh. VII, p. 158-159 no. 465, en Gazette 1645, no. 3, dd. 7 januari 1645).
    17 - Soldaten van het expeditieleger van de Zweedse generaal-majoor Hans Christoph, graaf van Königsmarck, bijgestaan door de Hessische versterkingen van generaal-majoor Johann Geyso, beletten de achtergebleven keizerlijke infanteristen de toegang tot de bruggen over de Elbe (Doc. Boh. VII, p. 160 no. 471).
    18 - De Deense kolonel Claus Ahlefeldt zag zijn poging om de Holsteinse lichtingen van prins Frederik, administrator van het aartsbisdom Bremen, op te wekken tot een mars naar Kolding en de Middelvaart (Middelfart) mislukken (DBL I, p. 81-83).
    19 - Kort na de verovering van het kasteel van Haderslev had de Zweedse kolonel Helmut Wrangel de beslissing genomen om langs een westelijkere route (Ribe en Ringköbing) toegang te krijgen tot de winterkwartieren in Jutland (Kolding, Århus en Ålborg).
    20 - Lees: ‘plenipotentiae’. Het accoord over de uitwisseling van de volmachten in Munster en Osnabrück; vgl. nos. 7182 en 7183.
    21 - De keizerlijke gevolmachtigden Johann Maximilian, graaf Lamberg, en Johann Baptist Krane hadden op zondag, 24 november/4 december, de Osnabrücker deken Raban Heistermann (Heystermann) naar de Zweedse residentie gestuurd; vgl. Acta pacis Westphalicae; Diarium Lamberg, p. 30: ‘Haben wir die proposition bei den Schwedischen herrn abgesandten durch herrn dechant bei St. Johans mündlich thun laßen’.
    22 - In hun propositie, dd. 27 november/7 december 1644, verlangden de Zweden de deelname van alle keurvorsten en Duitse standen aan het vredesoverleg (no. 7183 (bijlage), en Meiern, Westphälische Friedens-Handlungen I, p. 313-314). De keizerlijke gevolmachtigden Johann Maximilian, graaf Lamberg, en Johann Baptist Krane reageerden nauwelijks: ‘Zu mittag ist der Schwedische legationssecretarius [Mattias Mylonius Biörenklou] bei unß gewesen und der gesandten antwortt schrifttlich gebracht, das sye ohne gegenwart der churfürsten und stend die tractaten nit vortsetzen khonten’ (Acta pacis Westphalicae; Diarium Lamberg, p. 31).
    23 - Johan Oxenstierna had Grotius reeds bedacht met afschriften van de proposities (nos. 7183 en 7196).
    24 - Eén document ontbrak nog aan de collectie: de ‘propositio’ van de keizerlijke gevolmachtigden te Osnabrück, dd. 24 november/4 december, werd pas op 20 december op schrift gesteld (Acta pacis Westphalicae; Diarium Lamberg, p. 35, en Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 442).
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]