Mijnheer,
Ick meene dat die van Hollant ende Zeelant zoo diep zijn geïnteresseert in de zaecke die nu tusschen Swede ende Danemarck werdt gedisputeert, dat zij zullen moeten vigueur toonen, al waer het zonder de andere provinciën,2 waervan ick voordezen heb geschreven.3 Ick zie wel dat de costen die daertoe zullen moeten werden gedragen eenighsins
466
zullen hinderlijck zijn aen de groote desseings die men heeft op Vlaenderen. Maer het meeste moet meest wegen. Duinkercke uit de Spaensche handen genomen waer veel.4 Ende 't schijnt Vrancrijck daertoe tracht, hebbende daertoe schepen verzocht van de Vereenichde Nederlanden.5 Off die lichtelijck zullen volgen, twijffele ick, omdat de schepen die voordezen aen Vrancrijck gedient hebben, zoo quaelijck zijn erkent. Aengaende de intentiën van Sweden in dit oorlogh van Denemarck,6 die zullen gereckt ofte ingetogen werden nae dat de fortune zal zijn van het oorlogh. 't Is zeecker dat zoo die van Hollant deze occasie voorbij laet[en] gaen, zij daernae gheen hulpe en zullen vinden, noch bij Swede tegen Denemarck, noch bij Denemarck tegen Swede. Zullen oock peryckel loopen van een quaede naem als niet onderhouden hebbende het tractaet dat zij met Swede hebben aengegaen. Ende dat den coninck van Denemarcken, behalven dat hij zich tot coste van alle natië[n] zoect te verrijcken, noit goede genegentheit heeft gehadt tot de staet van de Vereenigde Nederlanden is zeecker.UEd. zal uit de heer Bicker ende Stavenisse veele van de constitutie van Swede connen verstaen. Zooveel ick can hooren, gaet de regiering daer zeer wel. Ick gelove dat de doot van mijnheer de rijcxcancellier7 veel quaeds zoude connen veroorzaeken in Swede. Oock gelove ick dat zijne autoriteit door de majoriteit van de coninginne niet en is vermindert. Zoo de Vereenigde Nederlanden ofte immers Hollant zich met Swede vougt, dunct mij dat men zal moeten in compagnie nemen van de Anzesteden8 zooveel men can. Den slagh die den resident van Denem[arcken]9 in dit stuck wilde invoegen, was niet quaelijck gevonden om tijd te winnen.10 Maer de Hollanders zijn zoo licht niet te bedriegen.
Hier is men insensibel in alle 'tgunt van de interesten van Suede tegen Denemarcken werdt gezegt,11 niet alleen omdat men wenscht dat de macht van Swede in Duitschlant werde gebruickt, maer oock omdat men aen Swede eene groote macht niet en wenschet.
467
Monsieur d'Estrade is geluckigh in zijne negotiatie, wel gezien hier ende daer.12 Ende 't emploi dat hem over het hoofd hangt maeckt hem noch meer considerabel.Ick twijffel off de advysen vast gaen van de groote remises van gelt die den coninck van Spaignie zoude‹n› doen nae Nederlant, Catelagne ende Duitschlant.13 't Is waer dat hij in zijne silvervloote geene schade heeft geleden.14 Maer de lasten die hij overal heeft te dragen zijn groot.'t Schijnt dat men hier niet en wil verdragen dat de Engelsche parlamentarissen de cours van de commerciën zouden beletten.15 Wat de Vereenigde Nederlanden in dat stuck zullen doen, zal ick mettertijd garen verstaen.16 De intentie van Swede om Engelant tot voorstant van de vrije commerciën tegen Denemarcken te engageren, heeft met de puritainische opiniën niet gemeens.17 Staet oock te geloven dat Swede zich in dat civyle oorlogh tegens den coning zal engageren, hoewel daertoe wel eenige oorzaeck mochte zijn gegeven.18 Ick danck evenwel uwe Ed. van d'advysen op dat stuck19 gegeven. Aengaende onze dochters zaeck20 zal ick schrijven wanneer mijn huisvrouw van Rouen21 hier zal zijn gecomen.
18 Februarii 1645.
468
Alle 'tgunt ick gesproocken heb ofte mij is voorgecomen aengaende de zaecken van Engelant22 heb ick overgeschreven zoo aen mijnheer den rijcxcancellier als aen de plenipotentiaires ende ordre verzocht.
Ick heb gezien het tractaet met de declaratie gemaect tusschen Vrancrijck ende de Vereenigde Nederlanden in Februario 1644.23 Ick zie dat Vrancrijck den knoop wel vast heeft toegetrocken. Maer ick heb advysen van secrete handeling van Vrancrijck met Spaignie om een treves te maecken24 die duiren zoude tot de meerderjaericheit van den coninck van Vrancrijck ende daernae de zaecke te stellen aen ...
In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot, den 18 Febr. 1645 uyt Paris.