eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    7253. 1645 januari 14. Aan N. van Reigersberch.1

    Mijnheer,

    Men is vanhier geresolveert een resident te houden gestaedigh in Swede.2 Ende 't schijnt het faveur meest is voor den baron de Rourté.3 Den grave van Harcourt is noch niet vertrocken nae Catelagne, maer heeft zijne familie ende guardes vooruitgezonden, meenende te volgen in Februarius.4 Vanwegen Spaignie zegt men dat in Catelagne zal commanderen de marquys de Leganes.5

    't Becomen van Creutznach, geschiet den 26 December,6 geeft de Fransoisen eer ende voordeel, alzoo zij daerdoor middel hebben haere contributiën die vrij wat hard zijn noch wat meer uit te spreiden in de Overrijnsche landen ende de Spaensche ende keiserschen zeer te beletten in het overbrengen van haere legers nae Nederland ende de

    347

    aengrenzende landen. Frankendael is geblocqueert ende zoo dat men meent dat het in handen zal moeten vallen van de Fransoisen.7 Men verwondert zich dat den hertogh van Lotteringen voor Creutznach niet en heeft gedaen dat men meende dat hij conde doen. Hij zend de helft van zijne ruiterie in Vlaenderen.8 Gleen logeert zich tusschen Cobelentz ende Andernach, de Beyerschen in Franckelant bij Swabische Hal, bij Nordlingue ende Augsburg.9 Maer wij verstaen dat den keyzer eene zeer bedructen brief heeft geschreven aen den vorst van Beyeren om bijstant te hebben10 ende dat den baron de Waert11 met de ruiterie ende Mercy met eenigh volck marcheren nae de quartieren daer nu meest te doen valt. Evenwel is oock zeecker dat de intelligentie tuschen Vrancrijck ende Beyeren vannieuws is geknocht ende denzelve vorst zendt zijne gezanten nae Munster tot de handeling,12 wiens exempel oock den churfurst van Saxen, hoewel lang daertegen geworstelt hebbende, is gezint te volgen.13 De vorsten ende steden willen niet minder doen, zoodat genoechzaem tot Munster ende daerontrent zal zijn een volle rijcxdagh.14 Hoe die leden accorderen zullen, staet te bedencken. De Fransche trouppes hebben veel haere winterlegers bij Trorbach ende Berncastel.15 Die La Motte in Lotteringe belegert hebben, zijn

    348

    wat teruggegetrocken om te mijden de canonade uit die plaetse.16 Hebben uit Nancy ontfangen buspoeder, lont, keigels ende andere gereedschap.

    In Italië ende in Catelagne zijn eenige quartieren van de Fransoisen opgeslagen,17 in Italië bij die van Final, in Catelagne bij die van Tarragone. Boven de drieduizent man die men zegt dat den paus18 aen den keizer hadde toegelaeten te lichten in de landen staende onder des pauzes gebiet ende eene goede somme gelds uit de kerckelijcke in 't rijck van Napels ende ellewaert, werdt noch gezegt dat door aenhouden van den paus de prinzen van Italië aen den keyzer doen hebben bij de tienduizent man.19 Doch de heeren alhier zeggen dat de cardinaelen van de Fransche partij groote remonstrantie daertegen doen20 als dat den keizer dat volck hebbende licht zal gebruicken niet alleen tegen den prins Rakoczy, maer oock tegen Vrancrijck ende Swede. Waerdoor de Stoel van Rome zoude connen de vrundschap van Vrancrijck verliesen ende de Sweden, die wel toonen wat zij vermogen, tot vijanden crijgen, luiden die wel eertijds de wegh over de bergen nae Italië hebben connen vinden.21 Den cardinael Antonio werdt gezegt peryckel te loopen van een crimineel proces op zijn hals te krijgen.22

    Wij hooren dat alle de crijgshoofden van den keizer,23 uitgenomen Galas, die wel bewaect werdt bij Coningsmarck ende de Hessischen,24 zijn met Haetzfeld te Prage, niet wel wetende wat raed zij behooren te nemen; dat oock uit Hongeren eenige trouppes de-

    349

    rewaert gaen.25 Dat den keizer, zijnde zeer perplex, een andere ambassadeur26 zend nae Constantinople.

    Men wenscht hier zeer nae de vrede tuschen Swede ende Denemarck,27 al waer het vrij tot costen van Swede. Wij hooren oock dat den coning van Spaignie geldt heeft gefurneert aen de Westfalische creitz om door haer te wercken.28 Den marescal de Turaine heeft vanwegen de landgravin van Hesse, zijne verwante,29 van den Darmstader30 geëischt het bezit van Catzenelboge31 ende dertichduizent rijcxdalers ofte in plaetze van dien duizent paerden. Elck neemt zijn tijd waer. Wij verstaen vorder dat die van Erford hebben overrompelt ende gepilleert de stadt Lauringe.32 Dat den paus33 zend de cardinalen Harach34

    350

    ende die van Savoie35 tot bevordering van de vrede. Dat Plessis-Pralin36 zal zijn marescal de France ende ambassadeur te Rome.37

    De roomsche gezinde Switsersche cantons hebben nieuwe accorden gemaect met den gouverneur van Milan,38 dewelcke zich zeer cort vindende van gelt ende daerdoor belet groote zaecken uit te rechten, niet meer en wenscht als vandaer te zijn ende weder te keeren nae Spaignie.39 De schorssing van wapenen duirt tuschen het hertogdom ende 't graefschap van Bourgogne.40 Mijnheer den prins is vandaer weder hier gecomen.41 Uit Engelant hooren wij dat den coning geduirende de handeling van de vrede te Londen42 heeft gemeent door intelligentie Pleimuth, Reading ende andere plaetzen43 te becomen; dat prins Robert gaet nae 't zuiden van Engelant;44 dat de parlamentarissen gedwongen zijn 't belegh van Basingam te verlaeten.45

    Le 14 de Janvier 1645 te Paris.

     

    Wij verstaen vorder dat uit Naples eenigh voetvolck is gezonden nae Spaignie.46 Dat

    351

    de wapenen van Vrancrijck te Rome zijn wechgenomen van het huis van den cardinael Theodati, voordezen comprotecteur van Vrancrijck.47 Dat de Castillanen tot dertienduizent te voet, drieduizent te paerd van 't belegh van Elva in Portugal zijn afgedreven.48

    Adres: Mijnheer/mijnheer van Reigersberg, eerste raedt in den Hoogen Raide in Hollant, in Den Hage. Port 9 st.

    In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot, den 14 Januari 1645 uyt Paris.

    Notes



    1 - Hs. Amsterdam, UB, coll. RK, H 40e. Eigenh. oorspr. Niet ondertek. Tezamen met no. 7252.
    2 - De Franse gevolmachtigde Abel Servien had in een brief van 15 oktober 1644 al aangedrongen op deze resolutie: ‘Je vous diray à ce propos que je croirois absolument nécessaire pour l'intérest de la France pendant cette négotiation d'envoyer quelque ministre en Suède, soit Ambassadeur ou Resident qualiffié. Comme ilz sont glorieux en ce pays là, ilz pourroient à la longue s'offencer de n'y avoir personne de la part du Roy, veu qu'ilz ont un Ambassadeur en France, et dans les propositions qu'on leur peult faire de temps en temps d'un accommodement particulier de la part de noz ennemis, un ministre du Roy seroit fort nécessaire sur les lieux pour parer ce coup qui nous seroit mortel’ (Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen I, p. 565, p. 609 en p. 631).
    3 - Het Franse staatssecretariaat voor buitenlandse zaken overwoog de terugkeer van Claude de Salles, baron van Rorté, Frans resident te Osnabrück, naar zijn vroegere standplaats Stockholm (no. 7242, n. 2). In een brief van [15] januari 1645 kwam Abel Servien (supra, n. 1) tot dezelfde conclusie: ‘Monsieur le baron de Rorté cognoissant le pays et ayant six mille livres d'appoinctement là où il est, sans qu'il fust besoin de les augmenter on pourroit le renvoyer en Suède en luy donnant seulement la qualité d'ambassadeur dont il seroit très content. Il est d'assez bonne naissance pour cela’ (Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen II, p. 60).
    4 - Henri de Lorraine, graaf van Harcourt, kreeg alle middelen tot zijn beschikking om het aanzien van de Franse kroon in Catalonië te herstellen (Lettres Mazarin II, p. 115-116). Zijn instructie werd op 18/28 januari 1645 vastgesteld. Twee weken later begaf hij zich op weg naar Barcelona (Sanabre, La acción de Francia en Cataluña, p. 297-301).
    5 - Diego Felipe de Guzmán († 1655), markies van Leganés, Spaans gouverneur van Milaan 1635-1641, had in opdracht van koning Philips IV de opstand in Catalonië moeten neerslaan. Na een nederlaag bij Lérida (7 oktober 1642) viel hij in ongenade. In 1646 verscheen hij - met meer succes - weer in het veld (EC XXVII, p. 401, en Sanabre, La acción de Francia en Cataluña, p. 311-313).
    6 - Maarschalk Henri de La Tour d'Auvergne, burggraaf van Turenne, had op 26 december de capitulatie van het keizerlijk-Spaanse garnizoen van Bad Kreuznach in ontvangst genomen; zie Gazette 1645, no. 5, ‘extraordinaire du XII janvier 1645: La prise du chasteau de Creutzenack, par l'armée du Roy sous la charge du Mareschal de Turenne, avec les articles de sa capitulation’.
    7 - Het garnizoen van Bernardino, graaf van Rebolledo, Spaans gouverneur van Frankenthal, was beter op het winterseizoen voorbereid dan het handvol soldaten dat de burggraaf van Turenne nog aan de Rijn had staan (Aumale, Histoire des princes de Condé IV, p. 398-400, en Lettres Mazarin II, p. 115 en p. 120).
    8 - Hertog Karel IV van Lotharingen en de keizerlijk-Westfaalse bevelhebber Gottfried Huyn, graaf van Geleen, hadden lange tijd met hun legers aan de Moezel gestaan. In de eerste dagen van het nieuwe jaar verbraken zij de samenwerking: de keizerlijken trokken naar het land van Gulik, en de Lotharingers probeerden weer toegang te krijgen tot hun oude kwartieren in de Zuidelijke Nederlanden en het prins-bisdom Luik (Gazette 1645, nos. 7 en 10, dd. 14 en 21 januari 1645).
    9 - Nadat de Zwabisch-Beierse bevelhebbers François de Mercy en Johan van Werth hun garnizoenen aan de ‘Bergstrasse’ (Bensheim en Weinheim) opnieuw bevoorraad hadden, vertrokken zij naar hun winterkwartieren in de omgeving van Schwäbisch-Hall, Nördlingen en Bad Mergentheim (Mergental) (Gazette 1645, no. 4, dd. 7 januari 1645).
    10 - De Gazette 1645, no. 6, dd. 14 januari 1645, hield nog rekening met een weigering van hertog Maximiliaan I van Beieren om zijn troepen beschikbaar te stellen voor de strijd tegen het leger van de Zweedse opperbevelhebber Lennart Torstensson. De hertog bedacht zich echter en bood de keizer op 1 januari de diensten van 5000 Zwabisch-Beierse soldaten aan.
    11 - De lichtingen van de Zwabisch-Beierse bevelhebber Johan van Werth verlieten op 9 januari hun kwartieren in Königheim. Op 19 januari bereikten zij de Boheemse grensstad Domažlice (Taus) (H. Lahrkamp, Jan von Werth, p. 149-151).
    12 - Hertog Maximiliaan I van Beieren zocht voorlopig geen rechtstreeks contact met Parijs. Op 22 februari maakten zijn gevolmachtigden Georg Christoph, vrijheer van Haslang, en dr. Johann Adolf Krebs hun entree in Munster (Acta pacis Westphalicae; Die kaiserlichen Korrespondenzen II, p. 168, p. 174 en p. 199, en Diarium Wartenberg I, p. 103-104).
    13 - De Saksische afgevaardigde Johann Leuber had op de Frankforter ‘Deputationstag’ steeds zijn trouw beleden aan de politieke richtlijnen van de keizer (Urk. u. Act. I, p. 864-865, en R. von Kietzell, ‘Der Frankfurter Deputationstag von 1642-1645’, in Nassauische Annalen 83(1972), p. 104 en p. 117-119). Pas in maart 1646 nam Johann Georg I, keurvorst van Saksen, een definitieve beslissing over de reis van zijn gevolmachtigden Johann Ernst Pistoris en dr. Johann Leuber (Acta pacis Westphalicae; Die kaiserlichen Korrespondenzen III, p. 587, en Diarium Volmar I, p. 601).
    14 - De Duitse vorsten en standen durfden eindelijk te reageren op de Franse en Zweedse uitnodigingen ter vredesconferentie (Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen II, p. 27-29 en Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 428-430); zie ook Dickmann, Der Westfälische Frieden, p. 173-175.
    15 - De soldaten die de capitulatie van Bad Kreuznach hadden afgedwongen, trokken langs de Moezel (Traben-Trarbach en Bernkastel) naar de Franse winterkwartieren in de Elzas.
    16 - Laurent Cliquot, gouverneur van het Lotharingse bolwerk La Motte, hield rekening met het belegeringsplan van de Franse onderbevelhebbers Pierre de Magalotti en Nicolas de Nettancourt d'Haussonville, graaf van Vaubecourt. Begin januari dwong hij de plaatselijke bevolking tot het verrichten van hand- en spandiensten aan zijn garnizoen (DBF IX, kol. 12-13, en Gazette 1645, no. 10, dd. 21 januari 1645).
    17 - ‘Opslaen’, de vijand uit zijn legerplaats verdrijven. De Spaanse garnizoenen van Finale Ligure (Italië) en Tarragona (Catalonië) duldden geen Franse strooptochten in hun territoria.
    18 - Paus Innocentius X was bereid de keizer hulp te bieden in diens strijd tegen de Zevenburgse vorst György I Rákóczi en de Turken; zie no. 7236, en ‘Brieven van Willem van Liere’, in Kronijk HG 17(1861), p. 273.
    19 - Venetië, groothertog Ferdinando II van Toscane en Francesco I d'Este, hertog van Modena, hadden in het heetst van de strijd om de rechten op het hertogdom van Castro een groot aantal soldaten geworven. Hun aanbod aan de keizerlijke ambassadeur Federico, hertog van Savelli, moest nog bezegeld worden.
    20 - De Franse kardinalen Achille d'Estampes-Valençay (1593-1646) en Alphonse-Louis du Plessis de Richelieu (1582-1653), aartsbisschop van Lyon, zwegen. Alleen kardinaal Alessandro Bichi, woordvoerder van de Franse factie, verhief zijn stem tegen de keizerlijk-Spaanse intriges in Rome (Acta pacis Westphalicae; Diarium Volmar I, p. 256 en p. 270-272).
    21 - Een zinspeling op de terugkeer van de Goten en Vandalen; vgl. de titulatuur van de Zweedse koningin: ‘Christina Dei gratia Suecorum, Gothorum Wandalorumque designata regina et princeps hereditaria’ (no. 7242).
    22 - Paus Innocentius X en de Italiaanse vorsten (supra, n. 19) wilden de schade van de Castro-oorlog verhalen op de pauselijke neven Francesco en Antonio Barberini (no. 7236; Gazette 1645, no. 4, dd. 7 januari 1645, en Pastor, Gesch. Päpste XIV 1, p. 41-42).
    23 - De krijgsraad in Praag had kort voor Kerstmis plaats. De keizerlijke bevelhebbers vertrouwden veldmaarschalk Melchior von Hatzfeldt und Gleichen het bevel toe over het leger dat een Zweedse inval in de Boheemse landen moest voorkomen (Gazette 1645, no. 6, dd. 14 januari 1645).
    24 - De in Maagdenburg achtergebleven keizerlijke bevelhebber Matthias, graaf Gallas, verdedigde zijn kwartieren in de ‘Neustadt’ tegen een aanval van de Zweedse en Hessische expeditielegers van de generaal-majoors Hans Christoph, graaf van Königsmarck, en Johann Geyso.
    25 - Het leger van veldmaarschalk Melchior von Hatzfeldt und Gleichen (supra, n. 23) kreeg versterking van vijf regimenten die tot voor kort de Hongaarse grens hadden verdedigd tegen aanvallen van de Zevenburgse vorst György I Rákóczi (Doc. Boh. VII, p. 161 no. 473).
    26 - Ondanks de vernederende ontvangst aan het hof van sultan Ibrahim (18 oktober 1644) bleef de keizerlijke diplomaat Hermann, graaf van Czernin (no. 7236), op zijn post. In maart kon hij met de bevestiging van het op 19 maart 1642 gesloten Turks-keizerlijke verdrag van Szöny huiswaarts keren (Hammer, Histoire de l'empire ottoman X, p. 65-68, en Doc. Boh. VII, p. 186 no. 540).
    27 - De Franse regering rekende op de diplomatieke behendigheid van haar bemiddelaar Gaspard Coignet, sieur de La Thuillery, in het Zweeds-Deense conflict.
    28 - Koning Philips IV stelde het leger van de Westfaalse Kreits een jaarlijks bedrag van 130000 rijksdaalders ter beschikking. Op 29 december plaatsten de Zuidnederlandse ‘gouverneurs’ Manuel de Moura y Corte Real, markies van Castel Rodrigo, en Ottavio Piccolomini, hertog van Amalfi, ten overstaan van een vertegenwoordiger van de keurvorst-aartsbisschop van Keulen, hun handtekening onder een Spaans-Westfaals defensieverdrag (Foerster, Kurfürst Ferdinand von Köln, p. 263-265, en Doc. Boh. VII, p. 160 no. 472 en p. 167 no. 486).
    29 - Vermoedelijk staat hier: ‘zijne verwante’. Amalia Elisabeth van Hanau-Münzenberg (1602-1651), landgravin van Hessen-Kassel, dochter van Philips Lodewijk II en Catharina Belgica van Oranje-Nassau (1578-1648). De zuster van haar moeder, Elisabeth (1577-1642), huwde in 1595 Turenne's vader Henri de La Tour d'Auvergne, hertog van Bouillon.
    30 - De burggraaf van Turenne probeerde klinkende munt te slaan uit het conflict van de twee Hessische stamhuizen over de nalatenschap van landgraaf Ludwig van Hessen-Marburg († 1604).
    31 - In 1626 mocht landgraaf Georg II van Hessen-Darmstadt (1605-1661) het beheer op zich nemen over het ‘Niedergrafschaft’ Katzenelnbogen (ten oosten van Koblenz). Het huis Hessen-Kassel kwam in 1648 weer in het bezit van de familiegoederen (K.E. Demandt, Geschichte des Landes Hessen, p. 207-216 en p. 238-262, en ADB VIII, p. 674-677).
    32 - Manschappen van het Zweedse garnizoen van Erfurt plunderden de plaats Lauringen (tegenw. Stadtlauringen, ten noordoosten van Schweinfurt) (Gazette 1645, no. 6, dd. 14 januari 1645).
    33 - Zie het postscriptum van no. 7094. De Gazette 1645, no. 7, dd. 14 januari 1645, vestigde nogmaals de aandacht op de vredeswil van paus Innocentius X: ‘De Rome, le 19 Décembre 1644: Le grand zele que tesmoigne le Pape pour la paix générale, lui a fait accorder le quinziéme du courant un Jubelé universel, afin de disposer d'autant plus les esprits à un accommodement, et impétrer de Dieu ce bien tant desiré de tous les Chrestiens’.
    34 - Men sprak wellicht over een bezoek van kardinaal Ernst Adalbert, graaf van Harrach, aartsbisschop van Praag, aan het keizerlijke hof (Gauchat, Hierarchia catholica IV, p. 19).
    35 - Maurizio, ‘kardinaal van Savoie’, was in 1642 in het huwelijk getreden met zijn nicht Luisa van Savoye. Op 13 april 1643 had hij officieel afstand gedaan van zijn kerkelijke waardigheden (Gauchat, Hierarchia catholica IV, p. 10).
    36 - César de Choiseul, graaf van Du Plessis-Praslin, bevelhebber van de Franse regimenten en compagnieën in het leger van prins Tommaso Francesco van Savoye, had deelgenomen aan het militaire en politieke beraad in Parijs. Eind januari nam hij in Ivrea afscheid van het Savoyaardse hof en vertrok naar het front in Catalonië (Gazette 1645, no. 22, dd. 18 februari 1645). Zijn verheffing tot ‘maréchal de France’ volgde nadat hij op 28 mei 1645 de capitulatie van het Spaanse garnizoen van Rosas in ontvangst had genomen (Mémoires du maréchal du Plessis, p. 207-209 en p. 233).
    37 - Het bericht kwam niet langer overeen met de feiten (no. 7200): de opvolging van de in ongenade gevallen Franse ambassadeur Melchior Mitte de Chevrière-Miolans, markies van Saint-Chamond (Chaumond), viel toe aan de Normandische edelman Nicolas Bretel, heer van Grémonville, intendant van het Franse leger in Italië.
    38 - De kantons die Spaanse troepenwervingen hadden toegestaan, verlangden een rechtvaardigere behandeling van hun soldaten. Nadat de Milanese gezant Francesco Casati, graaf van Borgo-Lavizzaro, de Zwitserse katholieken enige verlichting had gebracht, kreeg de wil tot samenwerking weer de overhand (Vogel-Fechter, Eidgen. Abschiede V 2 1, p. 1326, p. 1330, p. 1341 en p. 1346, en Rott, Hist. représ. dipl. VI, p. 61-62 en p. 103).
    39 - Antonio Sancho Dávila, markies van Velada, trof bij zijn aantreden als Spaans gouverneur van Milaan (29 juli 1643) een lege schatkist aan. In februari 1646 mocht hij zijn standplaats verlaten (Archivo de Simancas, Catálogo XXIII. Papeles de estado. Milán y Saboya, p. 345-349).
    40 - Koning Philips IV van Spanje verleende de Zuidnederlandse ‘gouverneur civil’ Manuel de Moura y Corte Real, markies van Castel Rodrigo, een volmacht tot voortzetting van de onderhandelingen over een wapenstilstand in de Franche-Comté (Spaans Bourgondië) (Correspondance de la Cour d'Espagne; Les affaires des Pays-Bas III, p. 505, p. 510 en p. 516-517).
    41 - Henri II de Bourbon, prins van Condé, gouverneur van het hertogdom Bourgondië (nos. 7174 en 7200), had de Spaanse Bourgondiërs bereid gevonden om jaarlijks 40000 schilden te betalen voor hun neutraliteit (Rott, Hist. représ. dipl. VI, p. 64-65).
    42 - Zie nos. 7251 en 7252. Het Parlement beraadde zich over het koninklijke voorstel om 16 commissarissen af te vaardigen naar een vredesbijeenkomst in Uxbridge (ten westen van Londen).
    43 - De verrassingsaanvallen die koning Karel I had willen uitvoeren op Plymouth, Lyme Regis en Reading mislukten (CSP Ven. 1643-1647, p. 164-166).
    44 - De koninklijken onder bevel van prins Rupert (Robert) van de Palts beraamden een aanslag op Abingdon (plaats ten zuiden van Oxford) (CSP Dom. 1644-1645, p. 245-247).
    45 - De soldaten die lange tijd het koninklijke garnizoen van het kasteel Basing hadden bestookt, vertrokken naar de kwartieren die het Parlement had laten inrichten in Reading, Henley-on-Thames, Windsor en Abingdon (Gazette 1645, no. 7, dd. 14 januari 1645).
    46 - Juan Alfonso Enríquez de Cabrera († 1647), ‘almirante de Castilla’, hertog van Medina de Rioseco, Spaans onderkoning van Napels, hield het voetvolk dat hij naar het Catalaanse front wilde overbrengen, gevangen in het Arsenaal ‘pour les empescher de s'enfuir’ (Gazette 1645, no. 7, dd. 14 januari 1645).
    47 - Kardinaal Mario Teodoli († 1650), bisschop van Imola, was tijdens het conclave met de Spaanse en Italiaanse kardinalen in onderhandeling getreden over zijn steun aan Giambattista Pamfili (Innocentius X) (Chéruel, Histoire de France pendant la minorité de Louis XIV II, p. 149-151; Pastor, Gesch. Päpste XIV 1, p. 21, en H. Coville, Etude sur Mazarin et ses démêlés avec le pape Innocent X, p. 40-46). Hij moest in december dezelfde straf ondergaan als kardinaal Antonio Barberini (no. 7128): de verwijdering van het Franse koninklijke wapenschild van zijn ‘palazzo’ (Gazette 1645, no. 7, dd. 14 januari 1645).
    48 - De Portugezen hadden een aanslag van Carlo Andrea Caracciolo, markies van Torrecuso, militair gouverneur van Badajoz, op Elvas verijdeld (Gazette 1645, no. 7, dd. 14 januari 1645, en no. 8, ‘extraordinaire du XVIII janvier 1645’).