118
Mijnheer,
De Beierschen met de Haezfeldschen2 hebbende Baccherach becomen,3 blijven bij Ladenburg voor het meerderdeel,4 hoopende bij haer te crijgen de Lorrainsche, die over de Mosel zijn bij Lutzenburg5 ende de Gleensche, die haer tot Cobelentz hebben gehouden, ende dan Mentz ende andere plaetsen weder te becomen.6 Maer den hertogh van Anguien meent sulcx niet en staet te vresen,7 maer dat de Beierschen, zoo zij bijeenblijven, het lant zullen bederven ende gebreck hebben van vivres; zoo zij haer verdeelen, dat de ruiterie die bij den marescal de Turenne is gebleven, licht eenigh quartier zullen opslaen ende zoo Gleen en de Lorrainsche haer bij de andere zullen willen vougen, dat dan oock de Fransche trouppen die onder Magalotti zijn tusschen de Saer ende Mozel8 haer op de hielen zullen volgen. Dat hij oock hoopt vanhier tot drieduizent man derrewaerts tot verstercking zal werden gezonden, gelijck alrede eenigh gelt gezonden is. Zegt oock zoo Philipsburg als het fort bij Mentz zeer te hebben gesterct.9 Hoopt oock dat de Hessische trouppes zich zullen vougen bij den marescal de Turenne, waerover mijn zoon gezonden is geweest te Cassel10 ende in 't wedercomen bij de vijanden aengetast, doch zoo men ons zegt, zoude zijn gesalveert.11
Een van de Beiersche gedeputeerden is schielijck in de Francfortsche vergadering
119
dootgebleven,12 'twelck de protestanten tot haer voordeel nemen, zeggende dat hij iet tot haer naedeel wilde proponeren. Den keizer is tot Lintz gecomen,13 apparentelijck om met den vorst van Beieren ofte de Beiersche te confereren, alzoo den vorst van Beieren gerucht laet loopen dat hij eene onbekende gezonden heeft nae Vrancrijck14 ende de andere gedeputeerden die tot Francfort zijn ondertast off zij volmacht [hebben] om vanwegen haere heeren mede in Vrancrijck te doen handelen, 'twelck veele meenen artificiën te zijn om te meer voordeels van den keizer te becomen. Den keizer wil dat de Francfordsche vergadering, die anders meende te scheiden, bijeenblijve, hebbende tot dien einde geschreven aen den churfurst van Mentz.15 De Fransoisen hebben de bloquering van Frankenthael verlaeten16 ende zijn voor 't (mees)te deel bij Creutznach om de plaetsen in den Pals becomen te conserveren.17 De Beyerschen hebben oock de fortificatiën van Manheim verbetert ende uitgestreckt om te meer verzeeckert te zijn van den pas van den Rijn tusschen Philipsburg ende Mentz.Piccolomini heeft Blandeque, Arq ende Bach ingenomen ende alsoo Sint Omer gevictailleert,18 ende men zegt daer dat Michel Salamanca19 gebracht heeft een millioen ende halff croonen voor de soldaten, met belofte van noch vier gelijcke millioenen, wanneer de vloot zal zijn aengecomen, 'twelck men hoopt te zullen zijn in Ianuario toecomende.
120
Van de doot ofte 't leven van de coninginne van Spaignie is niet zeeckers.20 Van Catelagne hooren wij hier niet anders als dat de zaecken daer voor Vran[c]rijck zeer quaelijck staen, meest alle de affectiën zijnde verloren.21 Eenige vougen daerbij dat het Spaensche leger is in Roussillon ende de Spaensche vloot voor Barcelone, ende dat in Spaignie eene groote reforme is ingestelt over den staet ende finantie. Den paus te Rome doet onderzoeck op dieghene die administratie van gelt hebben gehadt22 ende licentieert zooveel crijgsvolck als mogelijck is. Hier is men zeer gestoort tegen den cardinael Antonio.23 Zijn brieven die hij herrewaert geschreven had‹den› tegen den cardinael Pamphylio, nu paus, zijn aen den paus gezonden. Hij had Vrancrijck geëngageert om veel gelds te geven tot beletting van die electie ende heeft daernae in 't conclave door eenigh heimelijck accoord tot conservatie van zichzelve ende de zijnen, zelve zijne stem daertoe gegeven ende anderen doen geven, waerom oock den ambassadeur Saint-Chaumont last heeft om de wapenen van Vrancrijck wech te nemen van het huis van den cardinal Antonio.
De coninginne van Engelant comt hier.24 Wij verstaen dat den coninck van Engellant Waller uit Shafsbury ende Dalbiere uit Blanford heeft verjaegt ende van mening is Waller verder te vervolgen,25 zijnde prins Mauris mede niet verre van den coning met vijfduizent man. Die voor 't parlement zijn alhier, zeggen dat het lant Galles met wil ofte dwang is voor haer.26 Dat die van Kent tot haeren dienst lichten tweeduizent ruiters. Dat Salthas bij haer is becomen27 ende dat zij meenen oock haest te hebben Leverpole in Lancasshire, hebbende eenig conincx volck vandaer verjaecht. Die voor den coning zijn zeggen dat in Ierlant het Schotssche leger bij Eugene Oneal is geslagen, vierduizent Schotten
121
dootgebleven.28 Onder conditiën van vrede die het parlement voorslaet,29 is dat zij zeecker geld jaerlijck aen den coning willen geven in plaetze van alle zijne domainen ende gerechti[c]heden, waerdoor dan alle officiën van ontfangers ende collecteurs van 's conincx wegen zouden cesseren. Met de ambassadeurs van de Vereenigde Nederlanden is het parlement noch niet eensch.305 Novembris 1644.
De coninginne van Engelant doet van dezen dagh haeren inganck in Parijs met groote eere.31 Wij verstaen uit Engelant boven het nu gezeide dat de parlamentarissen tot de nood van het oorlogh aentasten alle de meublen, zoo van den coningh als van de croon, die in den Tour ofte op andere plaetzen waeren.32 Uit Duitschlant dat de Beierschen door intelligentie een aenslagh hebben gehadt op Spier, maer dat die is misluckt.33 Uit Portugal dat te Lisbone twaelff schepen waeren aengecomen uit Brasyl, een galeoen uit Oost-Indië ende dat twee andere mede uit Oost-Indië wierden verwacht,34 zijnde alrede gearriveert in Tercera. Dat oock eenige princen uit de Maldives te Lisbone waeren gecomen om secours te verzoecken tegen den grooten mogor in een zeer quaden tijd.35 Den prince Thomas werdt gezegt te zijn in 't Milanees bij Alexandrië36 ende daer te wachten d'ordre van Vrancrijck tot de winterquartieren.
In dorso schreef Reigersberch: Bro(ede)r de Groot, uyt Paris den 5 Nov. 1644.